Wat wij aan Leyds' zorgen in dezen danken en in het bijzonder hoe hij zijn taak als geschiedschrijver heeft opgevat en volbracht, heb ik elders in dit jaarboek trachten uiteen te zetten. Het moge de overtuiging geven dat dit leven ook in zijn tweede helft, waarin geen nieuwe maatschappelijke plichten andere vervulling brachten, evenzeer wel besteed is geweest.
Uiterlijk was het weinig bewogen. Mevrouw Leyds-Roeff stierf in 1907. Zijn tweede huwelijk met mejuffrouw A. Castens werd in 1909 ingezet met een bezoek aan Zuid-Afrika, waar de toekomst van het Afrikanerdom zich reeds helderder begon af te teekenen, helder genoeg aan den vooravond van de Unie om Leyds de bevestiging te geven van zijn vertrouwen en den moed om zijn oude arbeidsveld onder zoo geheel andere omstandigheden terug te zien. Hij liet er onder zijn toezicht afschriften maken van stukken, die hij voor zijn boeken noodig had.
Overigens leefde hij tamelijk teruggetrokken in den Haag tusschen zijn documenten. Hij hielp enkele belangen behartigen, die Nederland nog uit Krugers tijd in Pretoria had overgehouden. Reizen, later een vast terugkeerend verblijf in het Zuiden van Frankrijk, wanneer in Nederland het gure voorjaar zijn gezondheid zou hebben belaagd, bracht aangename afwisseling. En dan was er verder de verheugenis over die voortdurende snelle ontwikkeling van het Afrikanerdom tot nieuw volksbestaan en over de erkenning, die daarmee gepaard ging, van wat Kruger en Leyds in een vroeger stadium aan groots daartoe hadden gedaan. Zij bracht Leyds eeredoctoraten van de Universiteiten van Pretoria en van Stellenbosch, resp. in 1934 en 1939. Zijn borstbeeld staat sedert 1936 in het hoofdgebouw van de Universiteit van Pretoria.
Tot in hoogen ouderdom is Leyds gespaard gebleven, helder van geest, rijzig van gestalte, welverzorgd van uiterlijk. In zijn Transvaalsche jaren heeft hij veel last gehad van keelaandoeningen, die dan soms behandeling in Europa vergden. De oververmoeidheid, waartegen de toen met werk overladen man geregeld te kampen had, is zijn krachtig gestel geheel te boven gekomen, toen hij zelf het tempo van zijn leven mocht bepalen. Hij heeft in die jaren ook oude liefhebberijen weer opgevat, het teekenen en de muziek, die hij met zijn ambtswerk niet had kunnen vereenigen. Zijn belangstelling bleef levendig en veelzijdig. Overdenking van wat het leven hem geschonken had stemde hem dankbaar. Zoo vond hem de dood, toen ouderdom hem in de Meidagen van 1940 deed bezwijken.
P.J. van Winter