[VII.] Verslag der commissie voor schoone letteren
VII. Hierna volgt voorlezing, door den heer Asselbergs, van het verslag der Commissie voor Schoone Letteren:
Een wisselvallige reeks van meestal verheugende gebeurtenissen, die achtereenvolgens afzonderlijke leden van de commissie voor schoone letteren betroffen, hen buiten gelegenheid stellende tot het vervullen hunner commissionale werkzaamheden, kreeg tot gevolg, dat gedurende het afgeloopen jaar slechts tweemaal kon worden vergaderd, namelijk op 11 Februari en op 11 Maart 1937. Het voornaamste doel van beide bijeenkomsten was: te onderzoeken, welke boek aanleiding bood tot het voordragen van zijn auteur ter bekroning met den C.W. Van Der Hoogt-prijs. Uit ruim een dertigtal auteurs, die nieuw litterair werk leverden, werd na ampele bespreking een zestal schrijvers gekozen, wier geschriften voor nadere bestudeering in aanmerking kwamen. De commissie, die in de laatste jaren herhaaldelijk dichtbundels ter bekroning voordroeg, achtte het gewenscht, deze maal in het bijzonder het verhalend proza te betrekken in haar aandacht en te zoeken naar een gaaf geschreven werk, dat oorspronkelijk van geest zou zijn.
Het feit, dat haar tweede bijeenkomst plaats had op den dag, waarop de groote Nederlandsche letterkundige, de oud-hoogleeraar dr Albert Verwey was ten grave gedragen, deed den voorzitter der commissie, den heer dr K.J.L. Alberdingk Thym besluiten, de vergadering te openen