al direct enkele hoofdbijzonderheden, die in toenemende mate de reeds beter bekende verbindingen met Engeland doen uitkomen.
In de eerste plaats is het in de laatste jaren speciaal in den allerjongsten tijd gelukt, eenigszins den sluier te lichten, die gespreid was over de tot voor kort geheel onbekende oudste en over de reeds beter bekend geworden daarna komende beschavingsoverblijfselen op Nederlandsch territoir. Spr. toonde dit met voorbeelden nader aan. Dank zij de vondsten is men gerechtigd, het tijdstip van het eerste optreden van den mensch op onzen bodem aanmerkelijk, wellicht eenige duizendtallen van jaren terug te schuiven, nl. tot in de laatste jongpalaeolithische subperiode van het Magdalénien, die men in ronde getallen 25 tot 10.000 jaar v. Chr. dateert. Ja zelfs nog enkele, tot nu toe op zichzelf staande typologisch veel oudere en als zoodanig tot de eerste ur-palaeolithische staande subperiode van het Chelléen behoorende cultuurproducten, zijn in ons land gevonden, t.w. bij Deventer.
Spr. gaf vervolgens een uitvoerig overzicht van de beter bekend geworden latere cultures, waarbij spr. onder meer aantoonde, dat de ook in lateren tijd zich nog handhavende kleisteenindustrie wel degelijk een verbindingsschakel tusschen de láát-diluviale en vol-alluviale cultuur vormt.
De beteekenis van de veranderingen in de menschelijke beschaving dezer nieuwe cultuurperiode kan nauwelijks worden overschat. In den huishoudelijken toestand van den mensch heeft de ingrijpendste wijziging plaats. Landbouw en veeteelt komen tot ontwikkeling, het trekken wordt meer en meer opgegeven, vaste woningen en woonplaatsen treden op den voorgrond.
Naast het slijpen van steenen werktuigen, komt ook de pottebakkerskunst tot bloei. Uitvoerig schilderde spr. de veranderingen, die zich op allerlei gebied hebben voorgedaan.
Groot is de sprong, dien de menschelijke cultuur nu in betrekkelijk korten tijd maakt. In enkele duizenden jaren, wij kunnen haast zeggen, wanneer wij denken aan het Nijldal, de landen aan Euphraat en Tigris en aan de Middellandsche eilandencultuur - in een paar millenia, ontwortelt de mensch zich aan zijne langdurige, misschien bij 10.000den jaren te berekenen kindsheid.
Afgezien van de verschijnselen, die betrekking hebben op den ouderen en midden-steentijd - meent spr. de volgende hoofdtrekken te mogen uitstippelen, en het zijn deze hoofdtrekken, aldus spr., welke ook de verbindingen met de vóór- en vroeghistorische cultures en het Britsche eilandengebied onthullen en begrenzen.
A. Wat aangaat de losse vondsten in het bijzonder, zooals Aberg heeft aangetoond de vuursteenbijlen, zoo vertoont ons land in het jongere steenen tijdperk twee uit een oogpunt van cultuur verschillende stijlrichtingen, eene Noord- en eene West-Europeesche. Daarvan verloopt de gemeenschappelijke grens,