Kleyntjens over de rechtspositie van Nederlanders, burgers van den Vaticaanschen staat; over de geschiedenis der stichting ‘Duinzicht’ te Oestgeest; over een bericht in de brieven van Philips Willem van Oranje aangaande den schedel van de heilige Elisabeth;
Knappert over een naamlijst van Westindische studenten aan de Universiteiten van Leiden, Utrecht, Groningen en Harderwijk, ingeschreven van 1701-1813; over het leven van den Londenschen predikant Simeon Ruitingh;
Krom over de behandeling van de geschiedenis van onze Oost in een Amerikaansch werk van Steiger, Beyer en Benitez, A history of the Orient;
Meyers over de wijze, waarop in het openbaar geveild wordt.
Den vooravond der jaarvergadering handelde jhr dr P.J. van Winter over: ‘De verkoop van Louisiana in 1803’.
De Franschen zijn nog steeds niet verzoend met de gedachte dat zij Louisiana hebben prijsgegeven en hun roeping als cultuurbrengers hebben verloochend. De Amerikanen beginnen met den aankoop van het gebied ten W. van de Mississippi hun tijd van machtsontplooiing. Maar hoe hebben de leidende tijdgenooten den verkoop van Louisiana beschouwd?
In Frankrijk heeft men inderdaad ook toen het prijsgeven van den kolonialen machtsdroom pijnlijk gevoeld, maar Bonaparte's zin voor de werkelijkheid heeft er de noodzakelijkheid van erkend. Louisiana moest verkocht worden vóór de Engelschen er zich van konden meester maken; de Ver. Staten met dat grondgebied uitgebreid zouden mettertijd een tegenwicht tegen Engeland kunnen vormen.
In Amerika is men door den inhoud van het tractaat met Frankrijk verrast. Hoewel de voortrekkers al eenigen tijd over de Mississippi aan het voortdringen waren, hadden alle officieele wenschen steeds aan de grensrivier halt gehouden. Toen het er bekend was geworden, dat de Spaansche regeering Frankrijk uitzicht op Louisiana had gegeven, waren de verantwoordelijke leiders niet in staat geweest met vastheid een gedragslijn te trekken. Zij hadden de rechten van de Amerikanen op vrije vaart langs de Mississippi voor de toekomst trachten te waarborgen, maar zij hadden de oogen eigenlijk moedwillens gesloten voor de gevaren die voor de onafhankelijkheid en de zelfstandigheid van de republiek opgesloten lagen in een Fransch-Engelsche antagonie op Amerikaanschen bodem.
Toen bekend werd wat de Amerikaansche gezanten in Parijs buiten hun boekje hadden tot stand gebracht, ontstond hevig verzet onder de Federalisten van het commercieëele Noord-Oosten, voor wie elke uitbreiding naar het Westen vermindering van invloed beteekenen moest. Dat lag in de lijn van hun politiek. Onder de Republikeinen, de regeeringspartij, die Thomas Jefferson tot President had gekozen, werden constitutioneele bezwaren gehoord tegen een verdrag, dat nieuw grondgebied aan de Unie