als steeds, in den loop van dit kalenderjaar voltooid zijn. Het zal vergezeld gaan van een register op de deelen XXVI-L, dat reeds bijna geheel voor den druk gereed ligt, en waaruit moge blijken dat de Maatschappij door de uitgave, sedert 1881, van dit tijdschrift aan de Nederlandsche philologie, met name aan de taal- en letterkunde, een belangrijken dienst bewezen heeft en bewijst. De Commissie gevoelt zich verplicht hieraan een woord van hulde en dank toe te voegen aan haar medelid Beets, die sedert 1890, nu reeds 41 jaren lang, met volijverige zorg, en zonder eenige belooning, het secretariaat der Redactie, met al zijne beslommeringen van briefwisseling en drukproeven, heeft bekleed.
Tot lid der subcommissie voor de uitgaven werd, voorloopig, de heer De Vreese benoemd. Wat die uitgaven betreft zij vooreerst in herinnering gebracht dat van de reeks herdrukken van populaire geschriften no. 1, het vermaarde Journael van Willem IJsbr. Bontekoe, in tweeden, door den heer Hoogewerff zorgvuldig herzienen, herdruk, en no. 4, de bundel Walvischvaarten, overwinteringen en jachtbedrijven in het Hooge Noorden, door den heer L'Honoré Naber bewerkt - van welke herdrukken U op de vorige Jaarlijksche Vergadering de eerste exemplaren vertoond zijn - in het najaar het licht hebben gezien.
In de nalatenschap van den heer Boekenoogen werden o.a. aangetroffen negen reeds geruimen tijd afgedrukte vellen van den hierboven bedoelden herdruk, no. 3 der Nederlandsche Volksboeken, t.w. van den Ridder metter Swane; van welken herdruk hij de bewerking almede op zich genomen, doch - gestuit op voorshands onoplosbare vraagstukken omtrent de eigenlijke herkomst van dit volksboek, en ongewend en ongezind om eenig werk in onvoltooiden staat in 't licht te geven - gestaakt had. Op uitnoodiging onzer Commissie, die een langer uitstel dezer uitgave onwenschelijk achtte, heeft nu haar secretaris, hoezeer welbewust van de onvermijdelijke oneffenheden en leemten dezer voortzetting van eens anders werk, met behulp der door den heer Boekenoogen nagelaten drukproeven en schriftelijke aanteekeningen, deze uitgave zoo goed mogelijk tot een einde gebracht; hierbij o.a. gesteund door de welwillende hulp van den besten kenner dezer stof, Dr Blöte te Tilburg, wien ook hier onze oprechte dank worde betuigd. Het nog ontbrekende vervolg en slot dezer uitgave is thans afgedrukt; wij hebben het genoegen U hierbij het eerste exemplaar ter bezichtiging aan te bieden.
In onze vergadering zijn ten slotte de volgende wetenschappelijke mededeelingen gedaan.
De heer Beets: 1o het taaleigen van het eiland Tessel, in 't bijzonder het woord ceen, waterloop; 2o eene Italiaansche vertaling der Camera Obscura.
De heer Heinsius: 1o de uitlegging van verschillende plaatsen uit Huygens' Hofwijck; 2o de inlassching, in het Nederlandsch, eener d tusschen liquida of nasaal en eene volgende r.