Bijlage V. Verslag der commissie voor taal- en letterkunde.
De Commissie heeft in het afgeloopen maatschappelijk jaar acht maal vergaderd. Voorzitter was de heer Boekenoogen, secretaris de heer Heinsius.
De beide aftredende leden Heinsius en Muller werden door de maandelijksche vergadering van October herbenoemd. De heer Hesseling meende tot groot leedwezen zijner medeleden bij het begin van 't maatschappelijk jaar ontslag te moeten nemen als lid, na twee en twintig jaar aan de werkzaamheden der Commissie te hebben deelgenomen: in zijn plaats benoemde dezelfde maandelijksche vergadering den heer J.H. Kern.
Van het door de Commissie geredigeerde Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde kwam het 44ste deel gereed; van deel 45 verscheen de eerste aflevering.
Naar gewoonte werden de vergaderingen besloten met wetenschappelijke mededeelingen van de leden. De heer Boekenoogen handelde over feestelijkheden welke oudtijds bij 't begin van het jaar te Leiden plaats vonden. De heer Muller sprak over de geschiedenis der aanspreekvormen jij en gij, een ander maal over den eigennaam Majombe, en over 't slot van den Reinaert waarover hij een gissing van mevrouw De Vreese-Kroon meedeelde. De heer Kloeke deelde, in verband met een door hem ontworpen kaart, een ander mede over het achteruitdringen van het voornaamwoord du of doe. De heer van der Meulen sprak over enkele russische, waarschijnlijk uit het Nederlandsch afkomstige, scheepstermen, over mnl. bereven vat, over hij heeft 'm staan en over bont en blauw slaan. De heer Beets las verschillende passages voor uit een dagboek, door Nicolaas Beets als student gehouden: op verzoek van het Bestuur heeft de heer Beets daarna dergelijke mededeelingen in den grooteren kring van een maandvergadering gedaan. De heer Kern besprak de taal van de bewaard gebleven brieven der zusters van Constantijn Huygens en van enkele andere dames uit dien tijd. De heer Knuttel opperde gissingen omtrent de zegswijzen de plaat poetsen en zijn piek schuren, en een paar minder gebruikelijke woorden. De heer Heinsius besprak de onderlinge verhouding der beteekenissen van afgeleide en samengestelde woorden en de beschrijving daarvan in de lexicographie.