Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1924
(1924)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van de Jaarlijksche Vergadering, gehouden te Leiden op den 11den Juni 1924.De Beschrijvingsbrief luidde aldus:
Leiden, den 16den Mei 1924.
M.
Bij dezen heb ik de eer U uit te noodigen tot het bijwonen der Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, die gehouden zal worden op Woensdag den 11den Juni, des voormiddags klokke elf uren, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Steenschuur alhier. De orde der werkzaamheden is als volgt:
I.
Opening der Vergadering door den Voorzitter, Dr. J.L. Walch, met eene toespraak.
Voordracht van Prof. Dr. A. Jolles: ‘Het Raadsel’.
III.
Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar.
IV.
Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop.
V.
Verslag ontrent de rekening en verantwoording van den Penningmeester. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
VI.
Verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde.
VII.
Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
VIII.
Verslag der Commissie voor Schoone Letteren.
IX.
Bekendmaking van den uitslag der stemming over de te benoemen gewone en buitenlandsche leden.
X.
Verkiezing van twee Bestuursleden in de plaats van de Heeren Dr. G.J. Boekenoogen en D. Coster, die aan de beurt van aftreden zijn. De door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltallen bestaan uit de Heeren: 1o. a. Mr. D. van Blom. b. Mr. A.S. de Blécourt. 2o. a. Dr. B.A.P. van Dam. b. Dr. L.W.A.M. Lasonder
XI.
Verkiezing van een lid der Commissie voor Schoone Letteren in de plaats van Mej. A. Salomons, die aan de beurt van aftreden en herkiesbaar is. Het door de Commissie voorgedragen dubbeltal is:
a. Mej. A. Salomons. b. De Heer Frits Hopman.
Namens het Bestuur, C. Serrurier, Secretaresse.
Tegenwoordig zijn de Bestuursleden: J.L. Walch, Voorzitter, J. Heinsius, Penningmeester, R. van der Meulen Rz., Bibliothecaris, G.J. Boekenoogen, D. Coster, L. Knappert, H.T. Colenbrander, Ph. S. van Ronkel, C. Serrurier, Secretaresse; de gewone leden: W.J.J.C. Bijleveld, W. Vogelsang, A.G. de Leeuw, H. Blink, C.G. Kaakebeen, G. Hulsman, K.H. de Raaf, H. Brugmans, C. van Son, T.B. Roorda, K. Sneyders de Vogel, J. Kleyntjens, P.A.A. Boeser, C. Peltenburg Pz., C.H. Ph. Meyer, W.M.C. Regt, J. de Josselin de Jong, F.G. Scheltema, N.J. Krom, O.C. van Hemessen Sr., C.M. Vissering, N. van der Laan, W. Wijnaendts Francken-Dyserinck, F.K.H. Kossmann, D. van Blom, G.J. Heering, W.L. de Vreese, J.F.M. Sterck, F.C. Wieder, J. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Huizinga, D.C. Hesseling, C.C. van de Graft, A. Beets, Th. Hoven, J.W.A. Naber, P.C.A. Geyl, A.W. Bijvanck, M.J. Premsela, A. Eekhof, Irwin Brown, D. Plooij, C.W. van der Hoogt, F. de Meyier, J. Tielrooy, S.A. Waller Zeper, L.W.A.M. Lasonder, C. Bake, M.G.L. van Loghem, E. Zernike, E. Neurdenburg, R. Pennink, M.E. Kronenberg, E. Brom, J.M. Sterck-Proot, C. Snouck Hurgronje, B.A.P. van Dam, F.A. Liefrinck, F.E. Mulert, J.H. Kern Hz., C. Easton, J.C. Bloem, C.L. Schepp, S.P. L' Honoré Naber, J.W. Werumeus Buning, F. Mijnssen, C. Veth, J. de Vries, J. Greshoff, A.J. Bothenius Brouwer, J.J. van Bolhuis, R. Guarnieri E. Slijper, W.L. Boldingh-Goemans, J.B. Breukelman, J.C. van Overvoorde, C.M. van Hille-Gaerthé, A. Salomons, G.G. Kloeke, I.H. Gosses, P.J. Blok, N.J. Beversen, J.A.N. Knuttel, W.P. van Stockum Jr., J.J.L. Duyvendak, E.C. van Dorp; de buitenlandsche leden A. Jolles, G. von Antal.
I. De Voorzitter, de Heer Dr. J.L. Walch, opent om elf uur de Vergadering en begint met er op te wijzen dat in de Vergaderzaal een aan de boekerij der Maatschappij ontleende, kleine tentoonstelling te bezichtigen is: namelijk eene keuze oorspronkelijke teekeningen en etsen van Adriaan van de Venne, voor de werken van Jacob Cats. Vervolgens houdt de Voorzitter een toespraak; men vindt den inhoud daarvan in de ‘Handelingen’ afgedrukt. (Bijlage I). Daarna deelt hij mede: 1ste: dat de Heer Jolles het onderwerp van zijn voordracht veranderd heeft en niet - zooals op den beschrijvingsbrief staat - zal spreken over: ‘Het Raadsel’, maar over: ‘Het Sprookje’. 2de: dat de Heer Dr. H.T. Colenbrander aan de Vergadering een motie wenscht voor te stellen. Met goedvinden der Vergadering zal men hem hiertoe na punt VIII de gelegenheid geven. Op voorstel van het Bestuur besluit men eerst punt III-IX van den beschrijvingsbrief en daarna punt II te behandelen. III-IV. De Secretaresse en de Bibliothecaris lezen hunne jaarverslagen voor, welke men daarna in dank aanvaardt voor de ‘Handelingen’. (Bijlagen III-IV). V. Namens de Commissie, bestaande uit de HH. Mr. D. van Blom en Dr. C. Snouck Hurgronje, benoemd tot het nazien van de rekening en verantwoording van den Penningmeester (zie bijlage V), deelt de Heer Snouck Hurgronje mede, dat zij alles nauwkeurig hebben nagezien en in de beste orde hebben bevonden, zoodat zij voorstellen hem te ontheffen van zijn verantwoordelijkheid. Hiertoe besluit men. De Voorzitter betuigt den dank der Vergadering aan den Penningmeester en aan genoemde Commissie. VI-VIII. De HH. Dr. G.J. Boekenoogen, Secretaris van de Commissie voor Taal- en Letterkunde, Dr. A. Eekhof (deze in de plaats van den Heer Mr. J. van Kan, Secretaris van de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde, die verhinderd was | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ter Vergadering te komen) en D. Coster, Secretaris van de Commissie voor Schoone Letteren, lezen hunne jaarverslagen voor. Men aanvaardt ze in dank voor de ‘Handelingen’. (Bijlagen VI, VII en VIII). De Voorzitter verleent thans aan den Heer Dr. H.T. Colenbrander het woord voor zijne aangekondigde motie, die aldus luidt: ‘De honderd-acht-en-vijftigste jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden; gezien het in de Eerste Kamer der Staten-Generaal kenbaar gemaakte streven van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, om tot bezuiniging, ook op het Hooger Onderwijs, te geraken door inkrimping van leerkrachten; van oordeel, dat zoodanige inkrimping, zal zij geen vermijdbare schade toebrengen aan de hooge cultureele belangen der natie, hoe eer zoo beter door rede zal moeten worden bestuurd; bespeurende, dat zij tot dusver geschied is door (voor zoover bekend werd, buiten overleg met of instemming van de in ieder geval meest deskundigen en belanghebbenden) te berusten in de uitwieding des doods, of in de werking van andere irrationeele oorzaken, als het bereiken, door enkele hoogleeraren, van de leeftijdsgrens van zeventig jaren; dat evenwel de aldus verkregen bezuiniging door den Minister een voorloopige is genoemd; overwegende, dat de sedert 1876 gevestigde en sedert in gewicht toegenomen belangen van de studie der geschiedenis van de Nederlandsche Letterkunde eischen, dat de zetel van Jonckbloet en Kalff behouden blijven; spreekt het vertrouwen uit, dat eerlang redelijke bezuiniging op de kosten van het Hooger Onderwijs mogelijk zal worden bevonden, zonder zoodanige schending van het nationaal belang als zij in de slooping van dien zetel gelegen zou moeten achten; verzoekt haar bestuur, deze hare gevoelens ter kennis te willen brengen van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen; en gaat over tot de orde van den dag. De Heer Dr. K. Sneyders de Vogel vraagt of de zinsnede ‘buiten overleg met of instemming van de in ieder geval meest deskundigen’ wel juist is, aangezien de Minister de Eerste Afdeeling van den Onderwijsraad om advies heeft gevraagd. De Heer Colenbrander zet zijn bedoelingen nader uiteen, waarop de Heer Dr. W. Vogelsang voorstelt om, ter voorkoming van misverstand, inplaats van ‘in ieder geval’, te schrijven: ‘in ieder bijzonder geval’. De Heer Colenbrander en de Vergadering keuren dit goed, waarna de motie met groote meerderheid van stemmen wordt aangenomen. IX. Namens de Commissie voor stemopneming, in de Maandvergadering van 2 Mei benoemd, doet de Heer W.J.J.C. Bijleveld mededeeling van den uitslag der stemming, gehouden ter ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
kiezing van nieuwe leden der Maatschappij en wel, volgens besluit dier Maandvergadering, van 30 gewone en 5 buitenlandsche leden. De Commissie waarin, met den Heer Bijleveld, zitting namen de HH. A.S. de Blécourt, G.J. Boekenoogen, D. Coster, F. Driessen, C.B. van Haeringen, R. van der Meulen Rz., Mej. F. de Meyier, Mevr. W. Wijnaendts Francken-Dyserinck en de Secretaresse, heeft van de Secretaresse 239 stembiljetten ontvangen. Gekozen zijn (in alphabetische volgorde): | |||||||||||||||||||||||||||||||
Gewone Leden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Buitenlandsche Leden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De Voorzitter schorst hierop voor ongeveer een uur de vergadering en noodigt de leden uit, in dien tijd het gemeenschappelijk koffiemaal te gebruiken. Na heropening der vergadering, brengt de Voorzitter een verblijdende tijding: een der leden, een belangstellend vriend van ‘Letterkunde’, die echter onbekend wenscht te blijven, heeft in de pauze aan het Bestuur medegedeeld dat hij den jaarlijkschen prijs van f 1000.-, die gedurende den tijd van drie jaren door de ‘Haagsche Post’ geschonken is, maar niet langer zou worden uitgeloofd, tot wederopzeggings toe, uit eigen middelen beschikbaar zal stellen, en dit zonder eenige voorwaarden aan de bekroning te verbinden; deze laat hij geheel over aan de wenschen en inzichten van de Commissie voor Schoone Letteren. De aanwezigen toonen door hartelijke bijvalsbetuigingen hun waardeering en erkentelijkheid voor dit welkome geschenk. II. Hierna verleent de Voorzitter het woord aan den Heer Dr. A. Jolles, voor zijne voordracht: ‘Het Sprookje’. Na afloop dezer voordracht brengt de Voorzitter aan den Heer Jolles den dank der Vergadering over; men betuigt door levendig applaus hiermede instemming. Op verzoek van het Bestuur verklaart de spreker zich bereid zijn rede ter publicatie in de ‘Handelingen’ af te staan. (Bijlage II). X. Tot Bestuursleden, in de plaats van de HH. Dr. G.J. Boekenoogen en D. Coster, die aan de beurt van aftreden zijn, benoemt de Vergadering de HH. Mr. D. van Blom en Dr. B.A.P. van Dam. Beide Heeren verklaren zich bereid de benoeming te aanvaarden. XI. Tot lid van de Commissie voor Schoone Letteren benoemt men Mej. A. Salomons, die aan de beurt van aftreden, doch herkiesbaar is. Ook deze is bereid haar benoeming aan te nemen. Nadat de Voorzitter heeft medegedeeld dat den leden de gelegenheid wordt geboden om, na afloop der vergadering, de Voetboogdoelen te Noordwijk te bezichtigen, gaat hij over tot de rondvraag. Mej. A.G. de Leeuw, vraagt of aan een der leden een volledige Hollandsche vertaling bekend is van het Fransche liedje: ‘Malbrough s' en va-t-en guerre’. Geen der aanwezigen kan haar hieromtrent uitsluitsel geven. De Heer Dr. H. Blink maakt zich tot tolk der aanwezigen - die hem met applaus bijvallen - door eenige woorden van welgemeenden dank tot den Voorzitter te spreken voor de voortreffelijke wijze waarop hij de vergadering heeft geleid. Hierop sluit de Voorzitter de vergadering. |
|