tot het bestudeeren der primitiefste aandriften, schijnt de kunstenaar van dezen tijd zich in 't bijzonder aangetrokken te voelen.
Naast Jaapje door Jac. van Looy, dat ondertusschen de kroon blijft spannen door diepe en bezonken schoonheid, en waaraan de Mij. d. Ned. Letterkunde den driejaarlijkschen prijs heeft toegekend, zijn dus twee nieuwe boeken over kinderleven in bijna niet mindere mate de aandacht komen vragen: ‘Marietje’ van Marie Schmitz en het bovengenoemde werk. De verdienste dier beide boeken is, dat zij ieder een bepaalde zijde van dit kinderleven naar voren hebben gebracht. Marie Schmitz gaf een voortreffelijke uitbeelding van het gewone, weinig begaafde, maar liefdevolle en voluit levende kind, - Carry van Bruggen daarentegen gaf met merkwaardige zuiverheid het kindertype, dat men het fantastische kind zou kunnen noemen, de kunstenaarsnatuur in aanleg, wier eerste onbewuste werkingen zich op sprankelende en verrassende wijze openbaren. Het is een voortdurend genot voor den lezer, deze rijke kinderlijke fantasie aan 't werk te zien, en te zien, hoe zij de kleine alledaagsche gebeurtenissen omschept tot fonkelende visioenen, zonder dat het kind zich één oogenblik bewust wordt, dat het zelf zich deze tooverwereld bouwt over een grauwe en eentonige werkelijkheid heen.
De verbeeldingskracht en de gretige intelligentie, die in deze kinderziel aan 't werk is, en dit alles vertolkt in een lenigen en zuiveren stijl, verleenen uiteraard aan dit boek een bijzondere litteraire schoonheid. En om op deze schoonheid de aandacht te vestigen, besloot de Commissie, dit werk voor den tweeden ‘Haagsche Post-prijs’ voor te dragen.
De beslissing over den derden H.P.-pr. zal spoedig bekend gemaakt worden.