Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1922
(1922)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Verslag van de jaarlijksche vergadering. gehouden te Leiden op den 14den Juni 1922.De Beschrijvingsbrief luidde aldus:
Leiden, den 16den Mei 1922.
M.
Bij dezen heb ik de eer U uit te noodigen tot het bijwonen der Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, die gehouden zal worden op Woensdag den 14den Juni, des voormiddags klokke elf uren, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Steenschuur alhier. De orde der werkzaamheden is als volgt:
I.
Opening der Vergadering door den Voorzitter, Dr. L. Knappert, met eene toespraak.
Voordracht van Prof. Dr. W. Vogelsang: ‘Schilderkunst en Rederijkerij’. Over de aesthetische waarde van het werk der Romanisten.
III.
Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar.
IV.
Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop. | |
[pagina 2]
| |
V.
Verslag omtrent de rekening en verantwoording van den Penningmeester.
VI.
Verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde.
VII.
Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
VIII. Verslag der Commissie voor Schoone Letteren.
IX.
Bekendmaking van den uitslag der stemming over de te benoemen gewone en buitenlandsche leden.
X.
Voorstellen van de Maandelijksche Vergadering: a. uit de renten van het Vaste Fonds een som van ƒ 100.- beschikbaar te stellen, als bijdrage voor den eventueelen aankoop, door een Nederlandsche Commissie, van een verzameling van de voornaamste handschriften der Oud-friesche wetten, thans het eigendom van de Erven Freiherr von Richthofen. b. uit de renten van het Vaste Fonds ten hoogste ƒ 400.-, over twee jaar te verdeelen, beschikbaar te stellen voor de uitgave van het tweede, door Dr. N. van der Laan bewerkte, deel van: ‘Uit Roemer Visscher's Brabbeling’. c. bij een nog in te komen gunstig advies, ten hoogste ƒ 300.-, over twee jaar te verdeelen, uit de renten van het Vaste Fonds toe te staan voor eene Oostenrijksche uitgave van Gerhard van Swieten's brieven en andere bescheiden.
XI.
Voorstellen van het Bestuur: a. den Bibliothecaris als lid in het Bestuur op te nemen, hem als zoodanig voor drie jaar te benoemen en herkiesbaar te stellen. b. 1e de jaarwedde van den Secretaris te brengen van ten hoogste ƒ 600.- op ten hoogste ƒ 750.-, die van den Penningmeester op ten hoogste ƒ 250.- en die van den Bibliothecaris, van ten hoogste ƒ 200.-, op ten hoogste ƒ 400.- 2e de jaarwedde van den Penningmeester reeds dadelijk van ƒ 100.- op ƒ 200.- en die van den Bibliothecaris van ƒ 200.- op ƒ300.- te brengen. c. dienovereenkomstig tot de volgende wetswijziging over te gaan: artt. 21 en 23 aldus te doen luiden: Art. 21. Het Bestuur bestaat uit tien leden, van wie zes, onder welke de Secretaris, de Penningmeester en de Bibliothecaris, te Leiden of in de nabijheid moeten wonen. (Verg. art. 32bis, 4de alinea). Art. 23. De Secretaris, de Penningmeester en de Bibliothecaris worden voor den tijd van drie jaren benoemd en zijn herkiesbaar. | |
[pagina 3]
| |
Art. 30, vierde alinea, aldus te wijzigen: De Secretaris geniet voor zijne werkzaamheden eene jaarwedde, door de jaarlijksche Vergadering, op voordracht der Maandelijksche, te bepalen, van ten hoogste ƒ 750.-. Art. 31, zevende alinea, aldus: De Penningmeester geniet voor zijne werkzaamheden eene jaarwedde, door de Jaarlijksche Vergadering, op voordracht der Maandelijksche, te bepalen, van ten hoogste ƒ 250.-. Aan Art. 32 toe te voegen: Art. 32bis. De Bibliothecaris is belast met het beheer der Boekerij, voor zoover dit niet, overeenkomstig het in art. 74 vermelde contract, aan de Directie der Universiteits-bibliotheek is overgedragen. Hij beslist, in overleg met de Bibliotheekcommissie, over aannkoop en ruiling van boeken en handschriften, en houdt de briefwisseling met de Genootschappen waarmede de Maatschappij, in zake de toezending hunner werken, in betrekking staat. Hij zorgt dat de aanwinsten gestempeld, in het journaal ingeschreven en, voor zoover noodig, gebonden worden. De betrekkingen van Secretaris en Bibliothecaris zijn vereenigbaar. Indien zij vereenigd zijn bestaat het Bestuur uit negen leden. Bij afwezigheid of ziekte van den Bibliothecaris treedt een door het Bestuur benoemde plaatsvervanger op (overgenomen uit art. 75). De Bibliothecaris levert vóór de Bestuursvergadering, voorafgaande aan de Jaarlijksche Vergadering, aan het Bestuur een verslag in omtrent de Boek- en andere Verzamelingen, waaruit, na goedkeuring door het Bestuur, op de Jaarlijksche Vergadering het belangrijkste wordt voorgelezen (oud art. 80). De Bibliothecaris geniet voor zijne werkzaamheden eene jaarwedde, door de Jaarlijksche Vergadering, op voordracht van de Maandeliksche te bepalen, van ten hoogste ƒ 400.- (gewijzigd overgenomen uit art. 75). Art. 33 aldus te wijzigen: Aan den Secretaris, den Penningmeester en den Bibliothecaris wordt jaarlijks, op voordracht van het Bestuur, door de Maandelijksche Vergadering eene bepaalde som toegelegd voor werkzaamheden, ten behoeve der Maatschappij door anderen te verrichten; en Artt. 75 en 80 te doen vervallen.
XII.
Verkiezing van een Penningmeester en een Bibliothecaris in de plaats van de volgens artt. 23 en 75 aftredende titularissen. De door de Maandelijksche Vergadering voorgestelde dubbeltallen bestaan uit de Heeren: 1o. a. Dr. J. Heinsius. b. De Heer F. Hopman. 2o. a. Dr. R. van der Meulen Rz. b. Mej. Dr. S. Hofker.
XIII.
Verkiezing van drie Bestuursleden, in de plaats van den Heer Dr. J.W. Muller, die aan de beurt van aftreden is, van den Heer Dr. J.L. Walch, tijdelijk Bestuurslid, en van den Heer Dr. R. van der Meulen Rzn.Ga naar voetnoot1. De door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltallen zijn: | |
[pagina 4]
| |
1o. a. Dr. Ph. S. van Ronkel. b. Dr. G.A.J. Hazeu. 2o. a. Dr. J.L. Walch. b. Dr. H.E. van Gelder. 3o. a. Dr. H.T. Colenbrander. b. Dr. A. Eekhof.
XIV.
Verkiezing van een lid der Commissie voor Schoone Letteren, in de plaats van den Heer H. Robbers, die aan de beurt van aftreden is en zich niet herkiesbaar stelt. Het door de Commissie voorgedragen dubbeltal is: a. De Heer Frans Mijnssen. b. Mr. M. Nijhoff.
Namens het Bestuur, C. Serrurier, Secretaresse.
Tegenwoordig zijn de Bestuursleden: L. Knappert, Voorzitter, J. Heinsius, Penningmeester, G. Kalff, G.J. Boekenoogen, D. Coster, R. van der Meulen Rz., J. Walch, C. Serrurier, Secretaresse; de gewone leden: D.C. Hesseling, W.J.J.C. Bijleveld, C. Snouck Hurgronje, B.A.P. van Dam, Ph. S. van Ronkel, C. Bake, J.H. Been, O.C. van Hemessen, A.G. de Leeuw, J.M.N. Kapteyn, P.A.A. Boeser, H.M. van Nes, D. van Blom, C. de Boer, W. Draaijer, N.J. Krom, W. Wijnaendts Francken-Dyserinck, A.J. Bothenius Brouwer, R. Guarnieri, J. Huizinga, I.A. Nederburgh, P.J. Blok, H.C.M. Ghijsen, F. de Meyier, M. Böhtlingk, M. Nijhoff, G.E.W. van Hille, H.E. van Gelder, E. Wiersum, A. Beets, Ch. Ph. Meijer, C.M. van Hille-Gaerthé, C. van Rennes, M.C. van Zeggelen, W.L. Boldingh-Goemans, H.D. Tjeenk Willink, H. Ph. Visser 't Hooft, W. van Bemmelen, F. Mijnssen, J. van Ammers-Küller, C. Easton, C. Veth, L.A. Vogel, A.A. van Schelven, W.C.M. Regt, M.E. Kronenberg, C. Engelen, E.H. Korevaar-Hesseling, W. Vogelsang, G.A.J. Hazeu, C. Wijnaendts-Francken, W.P. van Stockum, M. Esser, A.W. Weissman, Ed. van Biema, P.C. Molhuysen, J.A.N. Knuttel, J. van der Valk, K.H. de Raaf, H.T. Colenbrander, W.J.M. Mulder, J.C. Overvoorde, G.G. Kloeke, J.B. Breukelman, C.G. Kaakebeen, C. te Lintum.
I. De Voorzitter, de Heer Dr. L. Knappert, opent te elf uren de Vergadering met een toespraak, die hij ter uitgaaf afstaat; zij is hierachter gedrukt. (Bijlage I). Op voorstel van het Bestuur, besluit men eerst punt III-IX van den Beschrijvingsbrief en daarna punt II te behandelen. | |
[pagina 5]
| |
III-IV. De Secretaresse en de Bibliothecaris lezen hunne jaarverslagen voor, welke men vervolgens in dank aanvaardt voor de Handelingen. (Bijlagen III-IV). V. Namens de Commissie, bestaande uit de HH. Dr. N.J. Beversen en Dr. N.J. Krom, benoemd tot het nazien der rekening en verantwoording van den Penningmeester, zie (Bijlage V), bericht de Heer Krom, dat zij alles nauwkeurig hebben nagezien en in de beste orde hebben bevonden, zoodat zij voorstellen hem te ontheffen van zijn verantwoordelijkheid. Hiertoe besluit men. De Voorzitter betuigt den dank der Vergadering aan den Penningmeester en aan genoemde heeren. VI-VII. De Secretarissen der Commissies voor Taal- en Letterkunde, Geschied- en Oudheidkunde en Schoone Letteren, de HH. Dr. J.A.N. Knuttel, Dr. H.T. Colenbrander en D. Coster, lezen hunne jaarverslagen voor. Men aanvaardt ze in dank voor de Handelingen. (Bijlagen VI, VII en VIII). Naar aanleiding van het jaarverslag der Commissie voor Schoone Letteren, stelt de Heer Dr. C. Wijnaendts Francken den Secretaris een vraag betreffende de leeftijdsgrens, vastgesteld door de Haagsche-Post-Redactie, voor de letterkundigen, wier werken ter bekroning in aanmerking komen. De Heer Coster beantwoordt deze vraag. IX. Namens de Commissie voor stemopneming, in de Maandvergadering van 5 Mei benoemd, doet de Heer Dr. C. de Boer mededeeling van den uitslag der stemming, gehouden ter verkiezing van nieuwe leden der Maatschappij en wel, volgens besluit dier Maandvergadering, van 25 gewone en 4 buitenlandsche leden. De Commissie waarin, met den Heer de Boer, zitting namen de HH. G.J. Boekenoogen, P.A.A. Boeser, W. Draaijer, J. Heinsius, J.M.N. Kapteyn, de Dames F. de Meyier en Serrurier en de Heer J.L. Walch, heeft van de Secretaresse 228 stembiljetten ontvangen. De Heer De Boer deelt mede dat gekozen zijn (in alphabetische volgorde): | |
Gewone Leden:J.S. Bartstra, te Haarlem. Mr. J.C. Bloem, te Rotterdam. Mr. J.J. van Bolhuis, te 's Gravenhage. J.C. van Dijk, te 's Gravenhage. Dr. S. Eringa, te Rotterdam. Mr. P.N. van Eyck, te Londen. Dr. J.J. de Gelder, te Leiden. Dr. H.A. Enno van Gelder, te Breda. J. Greshoff, te Arnhem. Dr. J. Hooykaas, te Arnhem. Dr. J.H.F. Kohlbrugge, te Utrecht. A.J. de Mare, te 's Gravenhage. | |
[pagina 6]
| |
Mr. A.S. Oppenheim, te Leiden. S.F. van Oss, te 's Gravenhage. Mej. R. Pennink, te 's Gravenhage. Dr. Leon Polak, te 's Gravenhage. Mr. F.E. Posthumus Meyes, te Amsterdam. Dr. K.J. Riemens, te Amsterdam. J. Schouten, te Delft. A. Thiry, te Tiel. J. Tielrooy, te Haarlem. M.E. van der Vlugt, te Parijs. Dr. J. de Vries, te Arnhem. J.W. Wijndelts, te Amsterdam. Dr. R.H. Woltjer, te Amsterdam. | |
Buitenlandsche Leden:Dr. G. von Antal, te Rotterdam. Dr. S.P.E. Boshoff, te Potchefstroom (Transvaal). C. Verschaeve, te Alveringhem (België). W. Moens, te St. Gilles (België).
De Voorzitter schorst hierop ongeveer een uur de vergadering. Hij noodigt de leden uit, in dien tijd het gemeenschappelijk koffiemaal te gebruiken en de, tot het archief behoorende, in de zaal uitgestalde portrettenverzameling van vroegere leden der Maatschappij, te bezichtigen. Hij wijst op de historische waarde van deze tentoonstelling, betreurt dat de verzameling de laatste tientallen van jaren niet meer aangevuld is, en spreekt den nadrukkelijken wensch van het Bestuur uit, dat de leden, in het vervolg, wederom hunne portretten voor het Archief der Maatschappij zullen afstaan.
Nadat de Voorzitter de Vergadering heropend heeft, verleent hij het woord aan den Heer Dr. W. Vogelsang, voor zijn aangekondigde, en met lichtbeelden opgeluisterde, voordracht: ‘Schilderkunst en Rederijkerij’. Bij het vertoonen der lichtbeelden, ontspint zich een korte gedachtenwisseling tusschen den Heer Dr. J. Huizinga en den spreker, omtrent de juiste verklaring van eene voorstelling op een der reproducties. Na deze voordracht brengt de Voorzitter aan den Heer Vogelsang den dank der Vergadering over; de aanwezigen geven door hartelijke bijvalsbetuigingen, hunne instemming met de door hem gesproken, waardeerende woorden te kennen. De Heer Vogelsang heeft zich welwillend bereid verklaard zijne rede voor de Handelingen af te staan. (Bijlage II). X. De Voorzitter licht vervolgens de voorstellen van de Maandelijksche Vergadering nader toe om, uit de renten van het Vaste Fonds: | |
[pagina 7]
| |
a. een som van ƒ 100.- beschikbaar te stellen, als bijdrage voor den eventueelen aankoop, door een Nederlandsche Commissie, van een verzameling van de voornaamste handschriften der Oud-friesche wetten, thans het eigendom der Erven Freiherr von Richthofen; b. ten hoogste ƒ 400.-, over twee jaar te verdeelen, beschikbaar te stellen voor de uitgave van het tweede, door Dr. N. van der Laan bewerkte, deel van: ‘Uit Roemer Visscher's Brabbeling’; c. bij een, nog in te komen, gunstig advies, ten hoogste ƒ 300.-, over twee jaar te verdeelen, toe te staan voor eene Oostenrijksche uitgave van Gerhard van Swieten's brieven en andere bescheiden. De Vergadering neemt deze voorstellen met algemeene stemmen aan. XI. De voorstellen van het Bestuur om: a. den Bibliothecaris als lid in het Bestuur op te nemen, hem als zoodanig, voor drie jaar te benoemen en herkiesbaar te stellen; b. 1e de jaarwedde van den Secretaris te brengen van ten hoogste ƒ 600.- op ten hoogste ƒ 750.-, die van den Penningmeester op ten hoogste ƒ 250.- en die van den Bibliothecaris, van ten hoogste ƒ 200.- op ten hoogste ƒ 400.-; 2e de jaarwedde van den Penningmeester reeds dadelijk van ƒ 100.- op ƒ 200.- en die van den Bibliothecaris van ƒ 200.- op ƒ 300.- te brengen; c. tot dienovereenkomstige wetswijziging over te gaan, neemt de Vergadering eveneens met betuigingen van instemming aan. XII. De HH. Dr. J. Heinsius en Dr. R. van der Meulen Rz., die de Vergadering opnieuw tot Penningmeester en Bibliothecaris benoemt, nemen deze herbenoeming aan, waarvoor de Voorzitter hun den dank der aanwezigen betuigt. XIII. Tot Bestuursleden, in de plaats van den Heer Dr. J.W. Muller, die aan de beurt van aftreden is, van den Heer Dr. J.L. Walch, tijdelijk Bestuurslid, en van den Heer Dr. R. van der Meulen Rz., benoemt men de HH. Dr. Ph. S. van Ronkel, Dr. J.L. Walch en Dr. H.T. Colenbrander. Deze Heeren, alle drie in de vergadering tegenwoordig, nemen hunne benoeming aan. De Voorzitter brengt hun hiervoor den dank der aanwezigen over. XIV. Tot lid van de Commissie voor Schoone Letteren, benoemt men, in de plaats van den Heer H. Robbers, die aan de beurt van aftreden is, en zich niet herkiesbaar stelt, den Heer F. Mijnssen, die deze benoeming aanvaardt. De Voorzitter betuígt ook hem den dank der Vergadering.
Bij de hierop volgende rondvraag, wijst de Heer Dr. C. te Lintum den Heer Vogelsang op de misverstanden die de verschillende beteekenissen van den term ‘romanist’ teweeg kunnen | |
[pagina 8]
| |
brengen, en vraagt, of het niet aanbeveling zou verdienen, een anderen naam te geven aan de, in de kunstgeschiedenis, als ‘romanisten’ aangeduide schilders. De Heer Vogelsang is echter van meening dat het niet raadzaam zou zijn te breken met de gewoonte om dien naam toe te kennen aan schilders die in Italië geweest zijn en zich, in hun kunst, door Italiaansche motieven hebben laten beïnvloeden. Aan het einde der rondvraag, richt de Heer Dr. J. Huizinga, uit naam der aanwezigen, die hem met betuigingen van instemming bijvallen, eenige woorden van hartelijke waardeering tot den Voorzitter, voor de voortreffelijke wijze waarop hij de vergadering geleid heeft. De Voorzitter spreekt zijn dank hiervoor uit en sluit de vergadering. |
|