De heer Huizinga deed eenige mededeelingen over de verspreiding van plaatsnamen op heim, Farnthrapa-Fortrapa, Texuandria-Teisterbant-Texel, de familienamen Vixseboxe en Van Korlaar; een ander maal wijdde hij eene bespreking aan de twee oude schipperstermen neut segha en o Tertepa.
De heer Bijleveld vroeg eenige inlichtingen betreffende de collectie gouden en zilveren penningen verzameld door Dibbetz, en deelde het een en ander mede omtrent diens curieus cabinet van zeldzaamheden; hij wees op het eigenaardige in de uitdrukking ‘een eerlijke vergadering’, die in de 16de eeuw te Leiden is gehouden, en besprak een merkwaardige notariëele akte van notaris Van Swieten; hij vertoonde eene copie van het hoog altaarstuk van Mariënpoel, waarbij hij tevens op het belangrijke in geschiedenis en kunst de aandacht vestigde - eene copie, waarvan het origineel inmiddels door zijne bemiddeling het eigendom van de Lakenhal te Leiden is geworden; voorts handelde hij over den onwil van Johan Wolter van Coeverden en Arend Daniël van Coeverden om van koning Willem I een adellijken titel in ontvangst te nemen.
De heer De Blécourt wees op eenige fouten en onjuiste gevolgtrekkingen in het boekje van Hugo Falk ‘Eigenthum an Grund und Boden in Drenthe’.
Op den 10den Juni 1919, den vooravond van de algemeene vergadering, hield, zooals gewoonlijk, onze Commissie eene ledenvergadering. Bij afwezigheid van den voorzitter, den heer Knappert, die op reis was naar Indië, werd de vergadering geleid door den heer Blok. Secretaris: de heer Eekhof. De presentie-lijst werd geteekend door: P.J. Blok, S.P. Haak, K. Heeringa, W.J.J.C. Bijleveld, A. Hoynck van Papendrecht, R. van der Meulen Rz., S.A. Waller Zeper, J. Kleyntjens, J.E. Kroon, A.A. van Schelven, C.J. Wijnaendts Francken, J. Heinsius, K. Sneyders de Vogel, H.T. Colenbrander, G.J.W. Koolemans Beijnen, J. Huizinga, J.C. Overvoorde, A.S. de Blécourt en A. Eekhof.
De eerste voordracht werd gehouden door dr. K. Heeringa te Middelburg, over ‘Zeeuwsche jonkers uit de 17de eeuw’. Als Zeeuwsch rijks-archivaris voelde spr. zich verplicht een onderwerp van gewestelijke geschiedenis te behandelen, op welk terrein echter ook algemeene bewegingen in werking waren te zien. In de 16de eeuw waren er in Zeeland twee groepen: eene die bij handel en zeevaart en eene die bij landbouw betrokken was. De eerste in de steden, vooral die van Walcheren, was gereformeerd; de laatste, voornamelijk ten plattenlande, was katholiek. Beiden stonden echter achter Oranje's meer Nederlandsche politiek, omdat zij daarmede de verheffing van Zeeland tot een zelfstandig lid der Unie, vrij van Holland, verwachtten. Na mannen als Pieter de Rycke, Roels, Jacob Valcke, Johan van de Warcke, zien wij de Zeeuwsche jonkerpolitiek opkomen onder leiding van Jhr. Hendrik