Bijlage VI. Verslag der commissie voor taal- en letterkunde.
De Commissie voor Taal- en Letterkunde heeft in het afgeloopen jaar acht vergaderingen gehouden; voorzitter was de heer Muller, secretaris de heer Van der Meulen.
Als redactie van het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde kan zij mededeelen, dat het 37ste deel daarvan nog in 1918 is verschenen, terwijl in 1919 reeds twee afleveringen zijn uitgekomen. Deze vlugge verschijning is in de eerste plaats te danken aan een ruimen toevloed van kopij van verschillende bevoegde medewerkers. Des te meer is het daarom te betreuren, dat de uitgever wegens de bekende tijdsomstandigheden zich genoodzaakt zal zien den omvang van het Tijdschrift te verkleinen, indien het aantal inteekenaren niet grooter wordt. De redactie veroorlooft zich derhalve een beroep te doen allereerst op de leden der Maatschappij, van wege welke de uitgave geschiedt, om dit tijdschrift ter beoefening van de beide wetenschappen, die het eerst in art. 1 van hare Wet genoemd worden, door inteekening te steunen. De abonnementsprijs van 3 gld. behoeft toch waarlijk niet af te schrikken.
Aangaande de door de Commissie beraamde uitgaven valt te vermelden, dat de heer Muller de slotaflevering der Spelen van Cornelis Everaert, voor zoover zijn aandeel betreft, geheel persklaar heeft, terwijl de heer Scharpé het aanvankelijk door hem op zich genomen gedeelte wegens persoonlijke omstandigheden aan den heer Muller heeft overgedragen, zoodat de laatste zich nu voorstelt verder het geheele werk binnenkort te voltooien. Zoo aanstonds zal U gelegenheid gegeven worden Uwe ingenomenheid met deze belangrijke uitgave te betuigen door het voorstel van het Bestuur om subsidie voor dit werk aan te nemen.
Het door Dr. N.B. Tenhaeff bewerkte Utrechtsche kroniekje van 1481-83 (no. 2 der serie Herdrukken onzer Maatschappij) is reeds ter perse, terwijl een tweede druk van de Reis van Bontekoe door Dr. G.J. Hoogewerff in voorbereiding is. Van de serie Volksboeken zal vermoedelijk binnenkort dat van den Ridder met den Swane, bewerkt door Dr. Boekenoogen, kunnen verschijnen; Dr. de Vreese deed ons de verblijdende mededeeling, dat hij na een gedwongen onderbreking gedurende den tijd van