Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1917
(1917)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Bijlage III. Verslag van den secretaris.Het thans afgeloopen jaar begon voor ons onder bijzonder gunstige voorteekenen. Hiertoe kan gerekend worden het feit, dat een buitengewoon groot aantal nieuwe leden tot de Maatschappij toetrad, nl. 36 gewone en 4 buitenlandsche van welke 2 (HH. Dr. W.A. Craigie en Em. H. van Heurck) de rechten en verplichtingen der gewone leden aanvaard hebben. Sedert werd dit groote aantal nog vermeerderd doordat drie reeds vroeger tot lid benoemden, die voor hun lidmaatschap bedankt hadden, thans hun wensch te kennen gaven weder als lid te worden opgenomen zonder hernieuwde voordracht aan de Jaarlijksche Vergadering. Het Bestuur heeft gaarne gebruik gemaakt van zijne bevoegdheid om aan dien wensch te voldoen. Voorts mocht voor onze Maatschappij als zeer gunstig gelden hetgeen verleden jaar nog voortvloeide uit de herdenking van haar 150-jarig bestaan. Deze herdenking geschiedde in Uwe vorige Jaarvergadering op eenvoudige maar waardige wijze en tevens, dank zij veler vriendelijke medewerking, zoo opgewekt als onder de algemeene tijdsomstandigheden mogelijk of passend leek. Zeker zullen allen die er aan deelnamen, eene aangename herinnering bewaard hebben aan het gemeenschappelijk herdacht jubileum, vooral aan de Gedenkrede door den Voorzitter den | |
[pagina 64]
| |
Heer Dr. J. Verdam uitgesproken. Zij gaf wijding aan de geheele bijeenkomst. Ook behelst zij eene menigte belangrijke bijzonderheden over de laatste vijftig jaren, sedert het in 1867 gevierde Eeuwfeest. Toen werd het bekende Gedenkschrift uitgegeven dat nog steeds een rijke bron is voor de geschiedenis der eerste honderd jaren van het bestaan der Maatschappij. In aansluiting daaraan heeft de Heer Verdam geschetst hetgeen sinds 1866 voorviel en wat in die 50 jaren werd nagestreefd en tot stand gebracht. Hij heeft deze redevoering afgestaan ter uitgaaf in den jongsten bundel onzer Handelingen, die in het laatst van October aan U allen werd toegezonden. En daarmede nog niet tevreden, heeft hij zich de groote moeite getroost haar nog te verrijken met drie uitgebreide bijlagen, bevattende de volledige lijsten van hetgeen de Maatschappij in die 50 jaren tot uitgaaf heeft gebracht aan afzonderlijke werken, mededeelingen en voordrachten in de Handelingen gedrukt en Levensberichten van 556 afgestorven medeleden. Aldus is zijn werk een waardig supplement geworden op genoemd Gedenkschrift van 1867 en zal zeker niet alleen door U bij de ontvangst dankbaar gewaardeerd zijn geworden, maar ook voor het vervolg van groote waarde blijven voor allen die tot onze Maatschappij in nadere betrekking zullen komen. Dit voorziende heeft het Bestuur intijds gezorgd voor een aantal afzonderlijke herdrukken uit den bundel Handelingen en zal die voor matigen prijs ter beschikking houden voor toekomstige belangstellende leden. Een heuglijk bewijs dier dankbare waardeering van tegenwoordige leden werd reeds aanstonds aan het Bestuur aangeboden door een onbekende, zich noemend ‘een gewoon lid der Maatschappij’. Deze zond duizend | |
[pagina 65]
| |
gulden voor het Vaste FondsGa naar voetnoot1 ten geschenke met de mededeeling, dat hij dit deed naar aanleiding van hetgeen hij in de redevoering van den Heer Verdam had gelezen, inzonderheid van diens dappere verdediging der herhaaldelijk gesmade ‘Levensberichten’. Hierin toch werd de herinnering vastgelegd aan zoovelen die onbaatzuchtig de wetenschap dienden of als ‘stillen in den lande’ onvermoeid werkten zonder uitzicht op waardeering. Het Bestuur heeft dit aanzienlijk geschenk met evenveel vreugde als dankbaarheid aanvaard en gaarne maak ik mij van deze plaats tot tolk van die gevoelens, in de hoop dat mijne woorden den onbekenden gever zullen bereiken, wellicht ook bij anderen den lust mogen opwekken zijn voortreffelijk voorbeeld op de eene of andere wijze te volgen. Hoe welkom zulks is en blijft, moge blijken uit de mededeeling, dat de Maatschappij in hare werkzaamheid tegenwoordig in hooge mate belemmerd wordt door de onmatig gestegen drukkosten der reeds genoemde bundels Levensberichten. De jongste U toegezonden bundel heeft gelukkig nog op de gewone voorwaarden kunnen verschijnen en bijzonder omvangrijk kunnen worden. Hij bevat het ongewoon groot aantal van 16 stukken die in velerlei opzicht belangrijk genoemd mogen worden. Zij betreffen behalve bovenbedoelde ‘stillen in den lande’ trouwens ook verscheidene voorname Nederlanders die eene eerste plaats onder hunne tijdgenooten op de meest eervolle wijze hebben ingenomen en grooten invloed hebben gehad. Ik zal volstaan met het noemen van slechts één hunner, Mr. G. van Tienhoven, uitvoerig geschetst | |
[pagina 66]
| |
door den sedert helaas ook reeds overleden Prof. Mr. G.A. van Hamel. Deze en allen die zoo welwillend waren de uitnoodiging van het Bestuur te aanvaarden, hebben ons tot grooten dank verplicht. Sedert echter zijn de kosten van het drukwerk en het papier zoo aanzienlijk gestegen, dat het onmogelijk werd op de gewone wijze voort te gaan zonder een groot tekort in onze kas te veroorzaken. Noodgedwongen heeft het Bestuur dan ook moeten besluiten tot bezuiniging. In plaats van twee afzonderlijke bundels zal slechts één gemeenschappelijk deel ‘Handelingen en Levensberichten’ gedrukt kunnen worden, waarin de Handelingen sterk moeten worden bekort door inkrimping van jaarverslagen en weglating van bijlagen, terwijl aan levensberichten niet meer dan een zeer beperkt aantal vellen kan worden opgenomen en daarna nog inkomende kopij zou moeten blijven liggen tot een volgend jaar. De tegenwoordige tijdsomstandigheden hebben hierop zeker een slechten invloed die, naar wij allen hartelijk hopen, slechts tijdelijk tot zulke bijzonder hooge papierprijzen leidt. Maar de verhoogde drukloonen zullen wel niet weder verminderd worden. Wanneer er dus prijs gesteld wordt op voortzetting der tot nu toe gevolgde wijze van uitgaaf van beide bundels van Handelingen en Mededeelingen en van Levensberichten, zal eene vermeerdering van inkomsten dringend noodig zijn. Herhaaldelijk werd reeds het denkbeeld geopperd dit te bereiken door eenige verhooging der jaarlijksche bijdrage die de Wet thans voor elk lid op zes gulden bepaalt. Het Bestuur achtte evenwel steeds en acht ook nu nog zulk een maatregel om verschillende redenen niet raadzaam. Ettelijke leden die het daarmede in 't algemeen wel eens waren, maar voor zich zelf de bezwaren | |
[pagina 67]
| |
niet geldend vonden, hebben voor en na vrijwillig hunne eigen contributie tot tien gulden verhoogd. Maar hun aantal, eertijds niet onaanzienlijk, is nu geslonken tot twintig, zoodat het voordeel voor de kas betrekkelijk gering is geworden. Wellicht zal het mogelijk zijn hun aantal te doen stijgen, wanneer op hunne blijkbaar slechts weinig bekende offervaardigheid meer algemeen de aandacht gevestigd wordt. Maar dit betreft meer de toekomst dan het verledene, het afgeloopen jaar waarover ik U heb te berichten. Daarover valt thans in de eerste plaats te melden, dat de Maandelijksche Vergaderingen geregeld gehouden werden en over 't algemeen goed bezocht zijn, ook door verschillende niet te Leiden wonende leden. In de eerste Maandvergadering van den 6en October werd de Heer Dr. L. Knappert tot Voorzitter der Maatschappij benoemd. Hij aanvaardde de leiding met eene toespraak waarin hij hulde en dank bracht aan den aftredenden Voorzitter den Heer Dr. J. Verdam voor de vele en gewichtige diensten ook en in 't bijzonder in het vorige jaar aan de Maatschappij bewezen. In diezelfde Vergadering werden de Vaste Commissiën aangevuld door herbenoeming der aftredende leden HH. Dr. A. Beets en Dr. J. Heinsius in de Commissie voor Taal- en Letterkunde, Dr. J. Huizinga en Mr. J.C. Overvoorde in de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde, Dr. P.J. Blok en Dr. G.J. Boekenoogen in de Bibliotheekscommissie. Allen hebben de benoeming aanvaard. Nog werden in die Octobervergadering voordrachten gehouden door HH. Dr. P.J. Blok over de vraag ‘Wat is een pamflet?’ en Dr. D.C. Hesseling over ‘Eenige boeken over Zuid-Afrika in de 18e eeuw’. In de Maandvergadering van 3 November hield de | |
[pagina 68]
| |
Heer Dr. A.A. Beekman eene voordracht over ‘Wegen voor de scheepvaart in Oud-Holland’; den 1en December de Heer Dr. E. Bonebakker over de ‘adem van 't betoovrend lied’, eene proeve van letterkundige kritiek. Den 5en Januari sprak de Heer Dr. Jan Kalf over de historische gegevens voor de bouwgeschiedenis der St. Servaaskerk te Maastricht, welke voordracht verduidelijkt werd door tal van tentoongestelde teekeningen en photographieën. Den 2en Februari werd de verovering van Suriname vóór 250 jaren herdacht door eene voordracht daarover van den Heer F.E. Baron Mulert en eene voordracht over de kolonisatie van Guyana, die de Heer F. Oudschans Dentz, als gast in de vergadering aanwezig, zoo welwillend was voor ons te houden in aansluiting aan hetgeen de Heer Mulert had medegedeeld. Den 2en Maart sprak de Heer Dr. C. de Boer over ‘Ovidius in de Oud-Fransche Letterkunde’. Den 13en April Mejuffrouw Annie Salomons over ‘enkele jonge dichters’, waarbij zij ons tot grooten dank verplichtte door het voordragen van gedichten van Boutens, Van de Woestijne, Mevr. Roland Holst en Adama van Scheltema. In diezelfde Vergadering sprak daarna nog de Heer Dr. S.G. de Vries over de ‘Bibliotheekprent’ van Jan Luyken. Den 4en Mei sprak de Heer Dr. J. Huizinga over ‘Onnoozele-kinderen als ongeluksdag’. Het uitvoerig overzicht over die voordrachten, dat in vorige jaren steeds in mijn verslag werd afgedrukt, zal dit jaar wegens de reeds genoemde bezuinigingsmaatregelen achterwege moeten blijven. Uit de opsomming van sprekers en onderwerpen zal U evenwel reeds gebleken zijn, dat de bezoekers der Maandvergaderingen velerlei belangrijks hebben gehoord en met het Bestuur alleszins reden hebben tot dankbaarheid jegens hen die | |
[pagina 69]
| |
hetzij op onze uitnoodiging of - wat nog hooger gewaardeerd wordt - uit eigen beweging zich bereid toonden eene spreekbeurt te vervullen. Van besluiten in Maandvergaderingen genomen, is te vermelden, dat de Vergadering van den 3en November het Bestuur op zijn voorstel machtigde aan ons medelid den Heer Dr. H.E. van Gelder hulde en dank te betuigen voor zijne bemoeiingen die met zoo goeden uitslag bekroond werden, tot aankoop door de gemeente 's-Gravenhage van de verzameling van Colenbrander's aardewerk uit de nalatenschap van wijlen den Heer Mesdag. Van harte werd ook deelneming betuigd toen de Heer L.D. Petit zijn 70en verjaardag mocht beleven en toen ons Bestuurslid de Heer J.F.M. Sterck den 11en April zijn jubileum vierde. Hedenmiddag bij de behandeling van punt IX van den Beschrijvingsbrief zal U gelegenheid geboden worden Uwe instemming daarmede te betuigen. Menigmaal in den loop des jaars mocht de Maatschappij blijken van belangstelling of sympathie ontvangen, die inzonderheid welkom zijn geweest waar zij het bewijs leverden dat men hier de aangewezen plaats meende te vinden voor het veilig bewaren en het beheeren van merkwaardige zaken. Zeker kunnen die hier in ruimen kring nut stichten. Het meeste betreft ditmaal de Bibliotheek: daarvoor zal U dus zoo aanstonds door onzen Bibliothecaris worden bericht. Voor de toekomst belooft van groot belang te worden hetgeen ons in uitzicht is gesteld door Mevr. Wed. Kluit, geb. De Clercq te Utrecht. In overleg met onzen Voorzitter heeft zij besloten maatregelen te nemen om na haar overlijden de Maatschappij eigenares te doen worden van het bekende en zeer merkwaardige archief van | |
[pagina 70]
| |
Willem de Clercq, diens vermaard, nog slechts ten deele uitgegeven dagboek, tal van brieven, boeken enz. Dit aanzienlijke geschenk zal te zijner tijd zeker met groote dankbaarheid worden aanvaard en hier met piëteit beheerd worden ten bate van het wetenschappelijk onderzoek. Het Bestuur hoopt van harte dat dit goede voorbeeld navolging moge vinden. Een bronzen gedenkpenning geslagen ter herinnering aan de vestiging van Nederlanders in Manhattan in 1613, werd ten geschenke gezonden door de Holland-Society te New-York. Hij ligt hier op de Bestuurstafel ter bezichtiging. Het Bestuur leed den 15en Februari een zwaar verlies door het overlijden van zijn medelid den Heer Ch. A. van Ophuijsen. Zijne vriendelijke en hartelijke belangstelling zal in dankbare herinnering bij alle leden blijven. Op uitnoodiging der Maandvergadering van den 2en Maart heeft de Heer Dr. J.W. Muller zich bereid verklaard als tijdelijk Bestuurslid tot aan deze Jaarvergadering de opengevallen plaats in te nemen. Behalve het overlijden van den Heer Van Ophuijsen heeft de Maatschappij dit jaar den dood te betreuren van 13 gewone en 4 buitenlandsche leden. Zooeven reeds heeft de Voorzitter U hunne namen in herinnering gebracht. Op dit oogenblik telt de Maatschappij 1 eerelid, 527 ‘gewone’ leden in Nederland, 7 in Ned.-Indië, 18 in het buitenland en 180 ‘buitenlandsche’ leden van welke 49 de rechten en verplichtingen der gewone leden aanvaard hehben. Het totaalcijfer is dus 733 tegen 712 in het vorige jaar. |
|