Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1914
(1914)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
Bijlage VI. Verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde.De ‘Commissie voor Taal- en Letterkunde’ werd in November 1913 zwaar getroffen door het overlijden van haar Voorzitter, Dr. J.S. Speyer. Gelijk in zo menige kring wordt zijn dood ook in die der leden van de Kommissie ten zeerste betreurd; met dankbaarheid zullen zij zijn vriendschappelike omgang en zijn uitgebreide kennis blijven gedenken. De tussentijds opengevallen plaats in de Kommissie werd ingenomen door Dr. J.A.N. Knuttel, die in de maandelikse vergadering der Maatschappij van December 1913 tot lid werd gekozen. De heer Kalff trad op als voorzitter ter vervanging van Dr. Speyer; de heer Hesseling nam dit jaar het sekretariaat waar. De Kommissie hield zeven vergaderingen. Betreffende het Tijdschrift der Maatschappij, waarvan de redaktie aan de Kommissie is toevertrouwd, kan het heugelike bericht medegedeeld worden dat de Regering door het nemen van een veertigtal abonnementen een krachtige, onmisbaar geworden steun heeft gegeven. Door deze hulp en door een geringe verhoging van de abonnementsprijs is, naar de mening van uitgevers en redaktie, het voortbestaan van het Tijdschrift voorlopig verzekerd. Toch blijft vermeerdering van het aantal | |
[pagina 99]
| |
intekenaren niet alleen gewenst, maar zelfs noodzakelik voor de toekomst van het Tijdschrift. Er zijn vele leden van onze Maatschappij die nog op generlei wijze belangstelling getoond hebben in deze publikatie, die toch zo krachtig ijvert voor de beginselen van ons genootschap. Aan dat gebrek aan belangstelling zal het grotendeels te wijten zijn, indien bij voortdurende stijging der kosten, het tijdschrift, ondanks de zeer gewaardeerde steun der regering, op nieuw in zijn bestaan wordt bedreigd. Tot de leden onzer Maatschappij die nog niet geabonneerd zijn richt de Kommissie het dringend verzoek om hetzij bij de firma Brill, hetzij bij de Sekretaris van ons Hoofdbestuur zich aan te melden voor een abonnement. De het vorige jaar in uitzicht gestelde vertaling van Vondel's Lucifer in het Hongaars, door Dr. Nagy, is verschenen te BudapestGa naar voetnoot1. Men zal zich herinneren dat, op voorstel der Kommissie, onze Maatschappij het tot stand komen van dit werk door het verlenen van een kleine subsidie heeft bevorderd. De vertaling van Dr. Nagy wordt door deskundigen zeer geprezen; Vondel's roem en het aanzien der Nederlandse letterkunde in het buitenland zal er stellig door worden verhoogd. Met de uitgave van Bellamy's werken is Mej. Dr. Nijland zover gevorderd dat zij ons de hoop kan geven het werk in handschrift voltooid voor het einde van 1914 voor ons te zien. Het handschrift van Dr. Hoogewerff's bewerking van Bontekoe's Reizen is geheel gereed; eerlang hoopt de Kommissie een prospektus voor de ontworpen reeks van | |
[pagina 100]
| |
herdrukken uit te geven en inmiddels een aanvang te maken met het drukken van dit eerste nummer. Omtrent de nieuwe uitgave van het volksboek over Salomon ende Marcolphus kan alleen gezegd worden dat de heer de Vreese te Gent, die zijn medewerking tot deze uitgave heeft toegezegd, het gewenst acht zijn werk niet af te sluiten voor een Latijnse tekst van dit volksboek, die binnenkort te München zal worden uitgegeven, verschenen is. De vergaderingen der Kommissie werden, als vorige jaren, besloten met het houden van wetenschappelike medelingen. De Heer Heinsius behandelde het woord lawaai, gaf nieuwe gegevens omtrent de geschiedenis en het gebruik van dat woord en beoordeelde de voorgestelde afleiding er van. De Heer Beets besprak de Nederlandse woorden waarvan het eerste deel een Imperatief is of er de vorm van heeft, de heer Hesseling een paar boeken die over de geschiedenis van het Afrikaans handelen. De Heer Kalff wees op 't eigenaardig gebruik, aangetroffen in een Zweedse roman en ook elders niet onbekend, om zich van de derde persoon te bedienen bij het zich richten tot een aanwezige; verder beoordeelde hij een werk van van Puyvelde, Schilderkunst en tooneelvertooningen op 't eind der Middeleeuwen (Gent, 1912). De Heer Verdam besprak de middeleeuwse woorden varen (in de bet. vrezen), vas (hoofdhaar en ook nekspier), vasel (embryon), vaselstier (springstier), vederiere (bekleding van een raam) en vederwagen, het laatste vermeld als bron van inkomsten van een stad. De Heer Boekenoogen deelde mede dat de auteur van het liedboekje Pan's fluytje of Heidensbanket enz. blijkens een onopgemerkte aanwijzing in het werkje | |
[pagina 101]
| |
zelf, P. Alingh moet zijn; ook toonde hij een nog onbekende, in 1726 verschenen, druk van het ‘Boecxken van den Houten.’ De Heer Knuttel behandelde het woord drillen en beoordeelde de mening van Dr. Schepers over een aantal sonnetten waarvan deze gelooft dat zij 't werk zijn van Breêro. |
|