Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1910
(1910)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Verslag van de jaarlijksche vergadering, gehouden te Leiden op den 8en Juni 1910.De Beschrijvingsbrief luidde aldus:
Leiden, den 17den Mei 1910.
M.
Bij dezen heb ik de eer U uit te noodigen tot het bijwonen der Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, die gehouden zal worden op Woensdag den 8sten Juni, des voormiddags klokke elf uren, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Steenschuur alhier. De orde der werkzaamheden is als volgt:
I.
Opening der Vergadering door den Voorzitter, Prof. Dr. C.H. Th. Bussemaker, met eene toespraak.
Voordracht van den Heer Dr. C.G.N. de Vooys: ‘De invloed van Multatuli's letterkundig werk op oudere en jongere tijdgenoten’.
III.
Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar. | |
[pagina 2]
| |
IV.
Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop.
V.
Verslag omtrent de rekening en verantwoording van den Penningmeester.
VI.
Verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde.
VII.
Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
VIII.
Bekendmaking van den uitslag der stemming over de te benoemen gewone en buitenlandsche leden.
IX.
Voorstel der Maandelijksche Vergadering om van de interessen van het Fonds een bedrag van 100 gulden gedurende 5 achtereenvolgende jaren te verleenen aan de Vereeniging ‘Arentsburgh’ tot het doen van opgravingen in Nederland.
X.
Voorstel van de Maandelijksche Vergadering om aan het slot van art. 31 der Wet toe te voegen: ‘De Penningmeester geniet voor zijne werkzaamheden eene jaarwedde, door de Jaarlijksche Vergadering op voordracht der Maandelijksche te bepalen’.
XI.
Voorstel van de Maandelijksche Vergadering tot bepaling eener jaarwedde voor den Penningmeester.
XII.
Verkiezing van een Bestuurslid in de plaats van het aftredend lid, den Heer Dr. L. Knappert. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren:
a. Dr. C. Snouck Hurgronje. b. Ch. A. van Ophuysen. | |
[pagina 3]
| |
XIII.
Verkiezing van een Penningmeester in de plaats van den volgens art. 23 der Wet aftredenden titularis. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren: a. Dr. J. Heinsius. b. Dr. D.C. Hesseling.
Namens het Bestuur, S.G. de Vries, Secretaris.
De Vergadering wordt bijgewoond door de Bestuursleden: C.H. Th. Bussemaker, Voorzitter, J. Heinsius, Penningmeester, P.J. Blok, J.S. Speyer, L. Knappert, S. Gratama, A. Kluyver, S.G. de Vries, Secretaris, door L.D. Petit, Bibliothecaris, door de Leden: J.H.C. Kern, J. Craandijk, J. Verdam, F.G. Kramp, P.G. Bos, J.J. van Geuns, Mevr. Th. Schwartze (van Duyl), A.G.C. van Duyl, W.B. Kristensen, J.C. Overvoorde, W. Meijer, J. Dyserinck, C.J. Wijnaendts Francken, P.C. Molhuysen, Th. Morren, K.H. de Raaf, F. Smit Kleine, B.D. Eerdmans, P.A.A. Boeser, P. Fijn van Draat, G.J. Boekenoogen, K. Sneyders de Vogel, C.G.N. de Vooys, H.E. van Gelder, S.J. Fockema Andreae, P.H. Hugenholtz Jr., G.J. Dozy, J.H. Abendanon, T.J. de Boer, W.P.C. Knuttel, D.C. Hesseling, R.W.P. de Vries, C.G. Frentzen, A.E.J. Holwerda, J.W. Muller, G. Kalff, Jonkvr. A. van Hogendorp, Mevr. Th. Hoven, Mej. E.M.A.J. Soer, Mej. A.G. de Leeuw, Mej. A. van der Flier, J.H.L. van der Schaaff, H.M. Werner, L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, W.P. Kops, V. Loosjes, W.J. Leendertz, G.J.W. Koolemans Beijnen, E.W. Moes, J.F. Gebhard Jr., W. Nijhoff, G. van Arkel, W. Draaijer, J. de Josselin de Jong, I.H. Gosses, J.N. van Hall, W.J. Leyds, J.B. Breukelman, A. Beets, W.J. Kühler, F. Pijper, A.J. Barnouw, E.B. Koster. | |
[pagina 4]
| |
I. De Voorzitter de Heer Dr. C.H. Th. Bussemaker opent te elf uren de Vergadering met eene toespraak, door hem ter uitgave afgestaan en hierachter gedrukt (Bijlage I).
II. Op voorstel van het Bestuur wordt besloten eerst punt III-VIII van den Beschrijvingsbrief en eerst daarna II te behandelen.
III-IV. Door den Secretaris en den Bibliothecaris worden hunne verslagen voorgelezen omtrent den staat der Maatschappij en hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar en omtrent den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop. De Voorzitter betuigt aan beiden dank en deelt mede, dat deze verslagen in eenigszins meer uitgebreiden vorm in de Handelingen zullen worden gedrukt (zie hierachter Bijlagen III-IV).
V. Namens de Commissie in de Maandvergadering van 8 April benoemd tot nazien der rekening en verantwoording van den Penningmeester (zie Bijlage V), bericht de Heer Dr. D.C. Hesseling, dat hij met zijn medelid den heer Dr. C.J. Wijnaendts Francken alles naauwkeurig heeft nagegaan en in de beste orde heeft bevonden, zoodat de Commissie zich gaarne aansloot bij de goedkeuring reeds door het Bestuur daaraan verleend. De Voorzitter betuigt den dank der Vergadering aan de Commissie en aan den Penningmeester, wien hij tevens hulde brengt voor zijn nauwgezet beheer.
VI-VII. De Verslagen der Commissiën voor Taal- en Letterkunde en voor Geschied- en Oudheidkunde worden | |
[pagina 5]
| |
door hare Secretarissen HH. Dr. G.J. Boekenoogen en Dr. P.C. Molhuysen voorgelezen. Beide worden in dank aanvaard voor de Handelingen (Bijlagen VI en VII).
VIII. Namens de Commissie voor stemopneming in de Maandvergadering van 6 Mei benoemd, doet de Heer Dr. J. Verdam mededeeling van den uitslag der stemming gehouden ter verkiezing van nieuwe Leden der Maatschappij, nl. volgens besluit dier Maandvergadering, 30 gewone en 7 buitenlandsche Leden. De Commissie, waarin met den Heer Verdam zitting hadden HH. Dr. P.A.A. Boeser, Dr. D.C. Hesseling, Dr. A. Kluyver, Dr. W.B. Kristensen en Dr. S.G. de Vries, heeft uit handen van den Secretaris ontvangen 207 stembiljetten. Gekozen zijn (in alphabetische orde): | |
Gewone Leden:W.J.J.C. Bijleveld te Oegstgeest. Mr. A.J. Blok te Leiden. Mr. D. van Blom te Delft. Dr. M.G. de Boer te Amsterdam. H. van Druten te Rijnsburg. Jhr. Mr. N.C. de Gijselaar te Leiden. Dr. G.A.J. Hazeu te Batavia. Mr. Th. Heemskerk te 's-Gravenhage. H. Heukels te Amsterdam. Dr. M.E. Houck te Deventer. Dr. A. Hulshof te Utrecht. Dr. Th. W. Juynboll te Leiden. Jhr. Dr. M.F. van Lennep te Aerdenhout. Mej. Dr. Chr. Ligtenberg te Leiden. Dr. J. Lindeboom te Oudorp. J.B. van Loenen te Leiden. | |
[pagina 6]
| |
Dr. A.J. van der Meulen te Utrecht. Mej. Corn. Noordwal te Parijs. Mr. J.G. Patijn te 's-Gravenhage. J.R. Planten te New-York. Mr. N.W. Posthumus te Amsterdam. Dr. F.P.H. Prick van Wely te Batavia. Is. Querido te Amsterdam. Dr. B. van Rijswijk te Dordrecht. C. Scharten te Florence. Mevr. M. Scharten - Antink te Florence. C.W. Lunsingh Scheurleer te 's-Gravenhage. P. Valkhoff te Zwolle. Dr. C.J. Vinkesteyn te 's-Gravenhage. Dr. W. de Vries te Groningen. | |
Buitenlandsche Leden:F. Erhle, S.J. te Rome. Dr. A. Elkan te Charlottenburg. Mevr. H.L. Fairchild te New-York. Donald Ferguson te Croydon (Eng.). Dr. J.B.M. Hertzog te Bloemfontein. Dr. K. Lamprecht te Leipzig. Dr. T.H. le Roux te Pretoria.
De Voorzitter betuigt dank aan den Heer Verdam en aan de overige leden der Commissie voor hunne werkzaamheid en schorst hierop voor ongeveer een uur de Vergadering.
II. Na heropening der Vergadering verleent de Voorzitter het woord aan den Heer Dr. C.G.N. de Vooys voor zijne onder No. II aangekondige voordracht ‘De invloed van Multatuli's letterkundig werk op oudere en | |
[pagina 7]
| |
jongere tijdgenoten’. Na deze voordracht betuigt de Voorzitter onder luide teekenen van instemming der aanwezigen den Spreker hartelijken dank en verzoekt hem zijne voordracht ter uitgave in de ‘Handelingen’ af te staan. De heer De Vooys verklaart zich bereid aan dit verzoek te voldoen (zie hierachter, Bijlage II).
IX. Het hierop aan de orde gesteld Voorstel der Maandelijksche Vergadering om van de interessen van het Fonds een bedrag van 100 gulden gedurende 5 achtereenvolgende jaren te verleenen aan de Vereeniging ‘Arentsburgh’ tot het doen van opgravingen in Nederland, wordt, na eenige toelichting door den Voorzitter gegeven, met algemeene stemmen aangenomen. De Heer Mr. S. Gratama, Voorzitter dier Vereeniging, betuigt hierop zijn dank voor den toegezegden geldelijken steun en bericht dat de opgravingen onder Voorburg sedert eenige dagen reeds in vollen gang zijn. De leden der Maatschappij noodigt hij uit zich door persoonlijk bezoek te komen overtuigen van het groote belang dezer onderneming.
X. Bij het thans in behandeling komend Voorstel van de Maandelijksche Vergadering om aan het slot van art. 31 der Wet toe te voegen: ‘De Penningmeester geniet voor zijne werkzaamheden eene jaarwedde, door de Jaarlijksche Vergadering op voordracht der Maandelijksche te bepalen’, vraagt de Heer Dr. J.W. Muller of de werkzaamheden van den Penningmeester in de laatste jaren inderdaad zoozeer vermeerderd zijn, dat eene vroeger niet noodig geachte geldelijke vergoeding daarvoor thans billijk geoordeeld wordt. | |
[pagina 8]
| |
De Voorzitter antwoordt, dat de Bestuursleden die de rekening en verantwoording van den Penningmeester nazagen, tot het oordeel kwamen dat inderdaad zijne werkzaamheden van steeds meer omvangrijken aard werden, en dat het Bestuur bovendien er iets onbillijks in vindt, dat andere functionarissen voor hun werk wel eenige vergoeding ontvangen, maar de Penningmeester in het geheel niet. Hierop wordt het Voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XI. Op voorstel van de Maandelijksche Vergadering wordt zonder hoofdelijke stemming besloten de jaarwedde van den Penningmeester te bepalen op 100 gulden.
XII. Tot Bestuurslid in de plaats van het aftredend lid, den Heer Dr. L Knappert, wordt benoemd de Heer Dr. C. Snouck Hurgronje.
XIII. Tot Penningmeester in de plaats van den volgens art. 23 der Wet aftredenden titularis wordt herbenoemd de Heer Dr. J. Heinsius.
Bij de hierop volgende rondvraag vestigt de Heer Dr. J. Dyserinck de aandacht op het feit, dat de Heer Dr. S.A. Naber nu juist 50 jaren geleden tot lid der Maatschappij werd benoemd, en brengt bij deze gelegenheid hulde aan diens groote verdiensten en onverflauwde belangstelling. De Vergadering vereenigt zich daarmede en besluit den Heer Naber telegrafisch deze hulde aan te bieden. Nadat daarop de Heer J. Craandijk den Voorzitter hartelijken dank had gebracht voor zijne leiding der | |
[pagina 9]
| |
Vergadering en hem verzocht had zijne ter opening gehouden toespraak af te willen staan voor uitgaaf in de ‘Handelingen’, betuigt de Voorzitter zijnerzijds dank voor deze vriendelijke woorden en voor de bewijzen van instemming door de aanwezigen gegeven, verklaart zich bereid zijne toespraak te doen uitgeven en sluit hierop de Vergadering. |
|