Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1907
(1907)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||
Handelingen. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||
Verslag van de jaarlijksche vergadering, gehouden te leiden op den 12den Juni 1907.De Beschrijvingsbrief luidde aldus:
Leiden, den 21sten Mei 1907.
M.
Bij dezen heb ik de eer U uit te noodigen tot het bijwonen der Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, die gehouden zal worden op Woensdag den 12den Juni, des voormiddags klokke elf uren, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Steenschuur alhier. De orde der werkzaamheden is als volgt:
I.
Opening der Vergadering door den Voorzitter, Prof. Dr. J. Verdam, met eene toespraak.
Voordracht van den Heer Prof. Dr. F. Pijper: ‘Erasmus en de Nederlandsche Reformatie’.
III.
Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||
IV.
Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop.
V.
Verslag omtrent de rekening en verantwoording van den Penningmeester.
VI.
Verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde.
VII.
Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
VIII.
Bekendmaking van den uitslag der stemming over de te benoemen gewone en buitenlandsche leden.
IX.
Voorstel der Maandelijksche Vergadering: a) Aan art. 35 der Wet ‘Alle Vergaderingen kunnen door elk lid der Maatschappij worden bijgewoond’ toe te voegen: ‘In elke Vergadering kunnen gedurende de werkzaamheden omschreven in artt. 42 en 47, 1o-2o, ten hoogste tien niet-leden der Maatschappij met verlof van den Voorzitter tegenwoordig zijn. Dit verlof kan slechts worden verleend op schriftelijk verzoek van den Spreker, aan personen door hem opgegeven’. b) Aan art. 53 betreffende de Wetenschappelijke Commissiën toe te voegen: ‘In hare Vergaderingen kunnen gedurende de werkzaamheden overeenkomende met de in art. 42 omschrevene, ten hoogste tien niet-leden der Maatschappij met verlof van den Voorzitter der Commissie tegenwoordig zijn. Dit verlof kan slechts worden verleend op schriftelijk verzoek van den Spreker, aan personen door hem opgegeven’. X.
Verkiezing van twee Bestuursleden in de plaats van de aftredende leden, Mr. J.E. Heeres en Dr. J.J. Salverda de Grave. De door | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||
de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltallen bestaan uit de Heeren: 1. a. Dr. C.H. Th. Bussemaker. b. Dr. D.C. Hesseling.
2. a. Dr. J.S. Speyer. b. Dr. C.C. Uhlenbeck.
XI.
Verkiezing van een Penningmeester in de plaats van den aftredenden titularis. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren:
a. Dr. J. Heinsius. b. Dr. W.B. Kristensen.
Namens het Bestuur, S.G. de Vries, Secretaris.
De presentielijst werd geteekend door de Bestuursleden: J. Verdam, Voorzitter, A.C. Visser van IJzendoorn, Penningmeester, G. Kalff, L. Knappert, H. Brugmans, S.G. de Vries, Secretaris, door L.D. Petit, Bibliothecaris, door de Leden: S.J. Fockema Andreae, J. Craandijk, G.J. Dozy, J. Huizinga, H.J. Elhorst, H.IJ. Groenewegen, F. Pijper, B.D. Eerdmans, P.A.A. Boeser, F.G. Kramp, J.S. Speyer, E.B. Koster, W. Meijer, T.J. de Boer, H.T. Colenbrander, H.E. van Gelder, J.H.L. van der Schaaff, W.P. van Stockum Jr., E.W. Moes, G. van Rijn, J.H. Abendanon, H. Oort, G.A. van den Bergh van Eysinga, C. Snouck Hurgronje, Ch. A. van Ophuysen, C.H. Th. Bussemaker, J. Heinsius, W.P.C. Knuttel, D.C. Hesseling, G.W.W.C. bn. van Hoëvell, C.J. Wijnaendts Francken, N. Mansvelt, P.A.M. Boele van Hensbroek, Mevr. S. la Chapelle-Roobol, Mevr. Th. Hoven, | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||
Mevr. E. Knuttel-Fabius, L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, A.W. Weissman, G.J. Boekenoogen, Mej. J.W.A. Naber, J.F. Gebhard Jr., L.A. van Langeraad, H.P.N. Muller, A.E.J. Holwerda, H.M. Werner, A.A. Vorsterman van Oyen, W.P. Kops, W.J. Leendertz, S. Gratama, P.J. Blok, M.A. Gooszen, Mej. E.M.A.J. Soer, S.A. Naber, A. Kluyver, W. Draaijer, A.A. Beekman, C. Hofstede de Groot, J.C. Overvoorde, Th. Nolen, F. Lapidoth, J.J.M. de Groot.
I. De Vergadering wordt te elf uren geopend door den Voorzitter den Heer Dr. J. Verdam, met eene toespraak die hierachter is uitgegeven (Bijlage I).
II. Op voorstel van het Bestuur wordt besloten punt II uit te stellen tot na de pauze.
III-IV. Het verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar en het verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop worden door den Secretaris en den Bibliothecaris HH. Dr. S.G. de Vries en L.D. Petit voorgelezen. Beide worden ter uitgave in de Handelingen aanvaard (zie hierachter Bijlagen III en IV). Aan beide heeren betuigt de Voorzitter dank en richt daarbij een woord van hartelijken gelukwensch en dank tot den Heer Petit wegens zijne vele goede zorgen voor het nu volledig verschenen nieuw Repertorium voor vaderlandsche geschiedenis.
V. Namens de Commissie in de Maandvergadering van 12 April benoemd tot nazien der rekening en verantwoording van den Penningmeester (zie Bijlage V), bericht de Heer G.W.W.C. Baron van Hoëvell, dat deze door het Bestuur goedgekeurd, in handen van hem | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||
en van zijn medelid den Heer Dr. A. Hendriks is gesteld. Alles werd door hen nagezien en in de beste orde bevonden, zoodat kan worden voorgesteld den Penningmeester dank te betuigen voor zijn uitmuntend beheer. De Vergadering vereenigt zich hiermede. De Voorzitter betuigt daarop dank aan de Commissie voor hare werkzaamheid en aan den Penningmeester voor zijne goede zorgen gedurende drie jaren bewezen. Tevens betuigt hij zijn groot leedwezen over het besluit van den Heer Mr. A.C. Visser van IJzendoorn zich wegens drukke andere bezigheden niet meer beschikbaar te stellen voor eene herbenoeming tot Penningmeester.
VI-VII. De jaarverslagen der Commissiën voor Taalen Letterkunde en voor Geschied- en Oudheidkunde worden door hare Secretarissen HH. Dr. D.C. Hesseling en Dr. L. Knappert voorgelezen. De Voorzitter verklaart beide in dank te aanvaarden ter uitgave achter de Handelingen (Bijlagen VI-VII).
VIII. Namens de Commissie voor stemopneming in de Maandvergadering van 10 Mei benoemd, doet de Heer Dr. J. Heinsius mededeeling van den uitslag der gehouden stemming over de volgens besluit dier Maandvergadering te kiezen 25 gewone en 8 buitenlandsche Leden. De Commissie waarin met den Heer Heinsius zitting hadden HH. Dr. G.J. Boekenoogen, W. Draaijer, Mr. J.E. Heeres, Dr. D.C. Hesseling, Dr. L. Knappert en Dr. S.G. de Vries, heeft uit handen van den Secretaris ontvangen 202 stembiljetten. Daar van de voorgestelde candidaten voor het buitenlandsch lidmaatschap drie een gelijk aantal stemmen op zich vereenigd hebben, wordt voorgesteld alle drie als gekozen te beschouwen. Nadat aldus door | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||
de Vergadering was beslist, wordt medegedeeld dat gekozen zijn (in alphabetische orde): | ||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||
Buitenlandsche Leden:
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||
De Voorzitter betuigt dank aan den Heer Heinsius en aan zijne medeleden der Commissie voor stemopneming en schorst hierop voor ongeveer een uur de Vergadering.
II. Na heropening der Vergadering geeft de Voorzitter het woord aan den Heer Dr. F. Pijper voor zijne aangekondigde voordracht: ‘Erasmus en de Nederlandsche Reformatie’. Deze voordracht door den Spreker welwillend ter uitgave afgestaan, is hierachter gedrukt (Bijlage II). Nadat gebleken was, dat niemand in het gehoorde aanleiding vond tot nadere gedachtenwisseling met den Spreker, betuigt de Voorzitter hem met instemming der aanwezigen hartelijken dank en spreekt zijne voldoening er over uit, dat door de welwillendheid van den Heer Pijper velen in de gelegenheid zullen gesteld worden haar ook in druk te leeren kennen.
IX. Alsnu wordt aan de orde gesteld het voorstel der Maandelijksche Vergadering: a) Aan art. 35 der Wet ‘Alle Vergaderingen kunnen door elk lid der Maatschappij worden bijgewoond’ toe te voegen: ‘In elke Vergadering kunnen gedurende de werkzaamheden omschreven in artt. 42 en 47, 1o-2o, ten hoogste tien niet-leden der Maatschappij met verlof van den Voorzitter tegenwoordig zijn. Dit verlof kan slechts worden verleend op schriftelijk verzoek van den Spreker, aan personen door hem opgegeven’. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||
b) Aan art. 53 betreffende de Wetenschappelijke Commissiën toe te voegen: ‘In hare Vergaderingen kunnen gedurende de werkzaamheden overeenkomende met de in art. 42 omschrevene, ten hoogste tien niet-leden der Maatschappij met verlof van den Voorzitter der Commissie tegenwoordig zijn. Dit verlof kan slechts worden verleend op schriftelijk verzoek van den Spreker, aan personen door hem opgegeven’. De Heer Mr. S. Gratama betuigt zijne erkentelijkheid voor het indienen van dit voorstel waardoor tegemoet gekomen wordt aan bezwaren door hem in de vorige Jaarvergadering geopperd. Toch kan hij zich niet geheel voldaan verklaren, daar de beperking van het aantal toe te laten niet-leden tot hoogstens een tiental hem op den duur ongewenscht voorkomt, en daar het voorstel, zooals het hier gedaan wordt, z.i. ook tot practische moeielijkheden leiden kan: er wordt nl. slechts gesproken van ‘den’ Spreker, zoodat het niet duidelijk is wat geschieden moet, indien er twee of meer Sprekers zijn. Bovendien lijkt het hem overbodig de introductie te beperken uitsluitend tot de voordrachten en wetenschappelijke mededeelingen, zoodat niet-leden niet in de vergadering tegenwoordig zouden mogen zijn, wanneer b.v. de jaarverslagen voorgelezen en dergelijke werkzaamheden verricht worden, waarbij geene bijzondere discussie van de leden te verwachten is: zoo die een enkele maal verwacht wordt, heeft de Voorzitter toch steeds het recht het aangevraagde verlof tot introductie te weigeren. Hij stelt dus als amendement voor de woorden ‘gedurende de werkzaamheden omschreven in artt. 42 en 47, 1o-2o,’ te doen vervallen en ‘den Spreker’ te vervangen door ‘een Spreker’. De Heer Mr. A.C. Visser van IJzendoorn ontraadt | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||
het aannemen dezer amendementen: vaste regel is het en moet het z.i. ook blijven, dat niet-leden niet aanwezig zijn gedurende huishoudelijke werkzaamheden. Tot dezulke behoort ook het voorlezen der jaarverslagen, naar aanleiding waarvan de leden opmerkingen kunnen willen maken uitsluitend voor eigen kring bestemd. Zulk een geval is niet vooruit te voorzien, zoodat eens voor al vreemden daarbij geweerd moeten blijven. Wanneer er niet één maar meer Sprekers zijn, komen zij toch niet tegelijkertijd aan het woord. De bedoeling van het voorstel is, dat elk Spreker voor zich de bevoegdheid zal hebben niet-leden als toehoorders alleen tot zijne voordracht toegelaten te zien. De Heer Gratama zegt in antwoord hierop, dat dan het geval zich zou kunnen voordoen, dat een gast tot de voordracht van den eersten Spreker toegelaten, geen verlof zou kunnen krijgen om ook den volgenden Spreker te blijven aanhooren. Dit komt hem zeer onbillijk voor. De Heer Dr. B.D. Eerdmans merkt op, dat het zeker mogelijk is, dat de leden na het voorlezen van jaarverslagen eenige opmerkingen willen maken. Maar in de practijk geschiedt dit bijna nooit, zoodat hij geen bezwaar ziet in het aanwezig zijn van niet-leden ook bij het uitbrengen dier verslagen. De Heer Visser van IJzendoorn antwoordt hierop, dat het uitbrengen der verslagen behooren moet tot de huishoudelijke werkzaamheden, die steeds gemakkelijk gescheiden kunnen worden van de voordrachten en wetenschappelijke mededeelingen. Hij acht het beter, dat niet-leden nooit bij eerstgenoemde werkzaamheden tegenwoordig kunnen zijn, dan dat alleen van tijd tot tijd de Voorzitter zich genoopt zal zien geen verlof tot verdere aanwezigheid te verleenen. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||
De beide amendementen van den Heer Gratama worden voldoende ondersteund door HH. Eerdmans, Bussemaker e.a. en in stemming gebracht, doch verworpen. Het voorstel der Maandelijksche Vergadering wordt hierop zonder hoofdelijke stemming voor aangenomen verklaard.
X-XI. Bij de hierop volgende verkiezingen van twee Bestuursleden en van een Penningmeester worden met groote meerderheid van stemmen verkozen tot Bestuursleden HH. Dr. C.H. Th. Bussemaker en Dr. J.S. Speyer, tot Penningmeester de Heer Dr. J. Heinsius.
Bij de rondvraag merkt de Heer G. van Rijn op, dat de Candidatenlijst bij den Beschrijvingsbrief voor de Jaarvergadering behoorende, het opschrift ‘Geheim’ draagt, maar in open omslag als drukwerk rondgezonden wordt. Hierdoor wordt het geheim dier lijst onvoldoende bewaard, want vele postambtenaren zijn nu in de gelegenheid kennis er van te nemen. Het zou dus z.i. raadzaam zijn die lijsten in gesloten brieven te verzenden. De Voorzitter antwoordt hierop, dat hij onbescheidenheid van postambtenaren allerminst vreest, zelfs nauwelijks voor mogelijk houdt. Verzending in gesloten omslagen zou aanzienlijk hoogere kosten veroorzaken. De Heer Van Rijn verklaart dit bezwaar van hoogere kosten te beamen. Maar wellicht zou daaraan tegemoet gekomen kunnen worden, indien de Regeering wilde medewerken, door vrijdom van port te verleenen. Dit zou althans gevraagd kunnen worden. De Voorzitter geeft de toezegging, dat hij dit denkbeeld nader in eene Bestuursvergadering zal doen overwegen.
Hierop wijst de Heer Dr. C. Hofstede de Groot op het misbruik bij de Nederlandsche Spoorwegmaatschappijen | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||
heerschende in zake onze taal. Geheel onnoodig wordt dikwijls eene vreemde taal gebruikt, b.v. in opschriften op wagens in verkeer tusschen Amsterdam en Antwerpen, uitsluitend in het Fransch gesteld, op kaartjes van harmonica-treinen en op rondreisbiljetten alleen in de Duitsche taal gedrukt enz. Ook wordt dikwijls in plaats van het goede Nederlandsche woord zonder nadenken uit eene vreemde taal een woord overgebracht, dat taalkundig iets anders moet beteekenen. Hij meent, dat het op den weg dezer Vergadering zou liggen voor de zuiverheid en waardigheid onzer taal op te komen en het belang daarvan te bepleiten bij de Spoorwegmaatschappijen, desnoods zelfs bij den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De Voorzitter betuigt zijne ingenomenheid met het streven naar zuiver Nederlandsche woorden en uitdrukkingen. Op dit gebied wordt door het Algemeen Nederlandsch Verbond reeds met ijver en dikwijls ook met goede uitkomst gewerkt. In hoever het mogelijk lijkt, dat ook onze Maatschappij in deze nuttig werkzaam zou zijn, zal hij gaarne met de overige Bestuursleden nader overwegen.
Ten slotte betuigt de Heer Dr. S.A. Naber den Voorzitter dank voor zijne heden gehouden toespraak en voor zijne leiding der Vergadering, en brengt hem tevens hulde voor het vele wat hij sedert tal van jaren in het belang der vaderlandsche wetenschap heeft verricht. Nadat de Vergadering hare instemming met deze woorden luide had betuigd, spreekt de Voorzitter eenige woorden van dank daarvoor uit en sluit hierop de Vergadering. |
|