heen te gaan buiten weten en zeer tegen het gevoelen van den raadpensionaris is genomen.
No. 214 tot 216 bevat correspondentiën met de Gecommitteerde Raden Mossel en Van Stralen (1763-1771) en met de secretarissen Groot (1774-1784) en Royer (1771-1794), alle meer van officieelen aard.
No. 217 en 218 bevatten de correspondentiën met steden en leden der Republiek, een onafzienbare reeks van dokumenten, waaronder zich telkens vele van groot plaatselijk belang bevinden. Onder deze stukken zijn ook korte notulen van het verhandelde in de Statenvergaderingen (1779 -1794), eene groote memorie over het eerste lid van Utrecht (1772), memoriën over de financiën van Friesland vóór 1785, stukken over de zaak Van Haren, enz.
No. 226 tot 227 bevat de briefwisseling met Brunswijk, die intusschen na de publicatie van Nijhoff niet veel bijzonders meer oplevert.
No. 263. Stukken over de verhouding der Republiek tot de oorlogvoerende mogendheden (1778-1780).
No. 291. Marinestukken, van belang vooral voor de hervormingsplannen (1790-1792).
No. 302. Correspondentie met den kolonel d'Angely, die in 1793 als emigrant zijne diensten aanbood tegen de Fransche troepen der Conventie en allerlei berichten gaf over de woelingen der Patriotten in dat jaar, waarbij hij als spion der Regeering optrad. Op het einde van het jaar vertrok hij met eene geheime zending naar Londen en later naar de Vendée, van waar hij zeer merkwaardige rapporten over den toestand aldaar inzond; een deel dezer briefwisseling ligt in die van Van de Spiegel, die hem ook als spion gebruikte.
No. 335. Gemengde brieven van partikulieren, zeer