Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1904
(1904)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Mededeelingen. | |
[pagina 3]
| |
Oranje en de Roomsch-Katholieken in 1799.Den 19den December 1798 had de toenmalige erfprins van Oranje (later Koning Willem I), tijdelijk in Engeland zijnde, van zijn vader, den ex-stadhouder, volmacht ontvangen, om, met het oog op eene herstelling van het gezag van hun Huis in de Republiek der Vereenigde Provinciën, in naam zijns vaders die maatregelen te treffen, welke tot bereiking van dit doel zouden noodig zijn. In Berlijn teruggekeerd in het laatst van Januari 1799, vond hij den Russischen gezant Graaf Panin daar reeds werkzaam, om uit naam van den czaar den koning van Pruisen over te halen, zich bij Engeland en Rusland aan te sluiten, ten einde gezamenlijk de Bataafsche Republiek, en de vroegere Oostenrijksche Nederlanden aan de macht van de Franschen te ontrukken. Half Februari kwam ook Thomas Grenville, de broeder van den Engelschen minister van buitenlandsche zaken te Berlijn, om met Panin in denzelfden geest te werken. Niettegenstaande beider bijna onuitputtelijk geduld en grooten tact zijn zij er niet in geslaagd, den al te zachtzinnigen Frederik Willem III voor hunne plannen te winnen. De erfprins, hoewel als Pruisisch luitenant-generaal niet openlijk aan die diplomatieke onderhandelingen kunnende deelnemen, werkte uit den aard der zaak het streven der beide gezanten zooveel mogelijk in de hand. Voor hem was dat streven eene levenszaak, en optimistisch als hij | |
[pagina 4]
| |
was, vertrouwende op zijn gelukkig gesternte, zag hij in gedachten binnen afzienbaren tijd zijn vader in zijne waardigheden in de oude Republiek hersteld, en ..... liet hij zijne phantasie werken, dan zag hij het grondgebied van die Republiek al vergroot met de toenmalige Départements-réunis, waarvan Oostenrijk bij den vrede van Campo Formio afstand had gedaan. Wat hij daaraan kon doen, connectiën aanknoopen in de beide landen, ten einde ze op eene contra-revolutie voor te bereiden, inlichtingen doen inwinnen, ten einde den gezanten politieke en militaire gegevens te verschaffen, invloedrijke personen doen bewerken, om zich mede de zaak van zijn Huis aan te trekken - daarin bleef hij niet achter. In de Bataafsche Republiek ging dit gemakkelijk genoeg; daar was het aantal oranjegezinden nog zeer uitgebreid; en zelfs den echten patriotten begon het nijpende dwangjuk der Franschen reeds gehaat te worden. Maar in België moest het terrein geheel nieuw worden beploegd. Intusschen was ook daar de toestand op dat oogenblik gunstig, om aanhang te verkrijgen. Sinds September 1798 bleef daar het verzet voortduren tegen de uitvoering der conscriptie-wet, bekend onder den naam van Boerenkrijg. Kon aan de opstandelingen hulp worden verschaft, dan kon ook daar aan invloed worden gewonnen. Engeland had er reeds geheime agenten, o.a. een naar het Munstersche uitgeweken Belg, Mr. de Villette, ‘ci-devant agent en cour à Bruxelles’, omtrent wien Th. Grenville aan den erfprins inlichtingen had gevraagd, welke den prins den 15den Februari 1799 werden verstrekt uit Munster door den gewezen majoor in Staatschen dienst B. Morack. De oud-luitenant-kolonel Schutter en diens brooder, oud-kapitein in Staatschen dienst zonden hunne berichten aan | |
[pagina 5]
| |
Graaf Charles Bentinck te Varel, die ze aan de Engelsche regeering overbracht. Iets later lezen we van eenen Rottiers van Duijvelande, als Engelsch berichtgever - mede een oud-officier van het Staatsche leger. De gewezen luitenant-ter-zee Helleman stak herhaalde malen van Zeeland naar Engeland over, om persoonlijk inlichtingen te geven aan de ministers Grenville en Dundas. In den voortvarenden ijver, dien de erfprins van den beginne af heeft ten toon gespreid, om tot het welslagen der beraamde onderneming mede te werten, begreep hij, ook van zijn kant betrekkingen met de Belgen te moeten aanknoopen en inlichtingen te moeten inwinnen over den geest der bevolking, voornamelijk ten aanzien van den meerderen of minderen aanhang, aldaar voor het Huis van Oranje te verkrijgen. Als tusschenpersoon, om die betrekkingen aan te knoopen, koos hij Maximiliaan Louis van Hangest Baron d'Yvoy van Mijdrecht (geboren in 1753), die eerst de republiek der Vereenigde Provinciën als officier gediend had in het regiment Hollandsche gardes te voet, in 1792 benoemd was tot lid van den kolonialen raad voor West-Indië, en in 1789 en 90 door Willem V belast was geweest met verschillende zendingen in Braband. In 1795 was d'Yvoy den stadhouder naar Engeland gevolgd; in het laatst van 1798 was hij voornemens geweest naar het vasteland over te steken, doch had dat plan uitgesteld toen hij vernam, dat de erfprins met het oog op mogelijke gebeurtenissen naar Engeland zou komen. Blijkbaar eenigszins op de hoogte gesteld van de verwachtingen, die Oranje op dat tijdstip meende te kunnen koesteren, was hij den erfprins, toen deze naar Berlijn terugkeerde, spoedig naar het vasteland gevolgd, en had hij zich in het laatst van Januari te Bremen gevestigd, wachtende op een opdracht, | |
[pagina 6]
| |
om zijne gehechtheid aan het Huis van Oranje te toonen. Ongeveer twee maanden later ontving hij aldaar van den erfprins den navolgenden brief in cijferschrift, dd. Berlijn 16 Maart 1799. En conséquence de ce que je vous promis, je m'empresse de vous informer immédiatement qu'il y a une occasion de vous tirer de votre inactivité actuelle et de rendre des services véritables à la bonne cause. Quoique le moment d'agir est encore incertain et peut-être éloigné, il est cependant d'une importance majeure, de connaître la force, les moyens pécuniers et de résistance, la nature et les chefs reconnus ou secrets de l'insurrection de la Belgique, afin d'être instruit des espérances que l'on peut former sur la suite de celle-ci, des projets qu'ils peuvent avoir, et de combiner la manière dont il serait possible de les soutenir et celle dont ils pourraient aider à cet effet. | |
[pagina 7]
| |
d'Yvoy nam de opdracht gaarne aan, en verplaatste zich, daar hij zich in België zelf niet veilig achtte, naar Emmerik. Alvorens hem daar te volgen, zij hier vermeld, dat tegelijkertijd langs nog twee andere kanalen den erfprins inlichtingen omtrent België toevloeiden. Men stelle zich daarbij voor, dat de geheele grensstreek in Duitschland langs België en de Bataafsche Republiek overvuld was met uitgewekenen, - oranjegezinden, voornamelijk oudofficieren; priesters, die den in Frankrijk geëischten burgereed niet hadden willen afleggen; en burgers, die zich niet aan de conscriptie wilden onderwerpen. Den 12den Maart nu had de oud-ritmeester in Staatschen dienst D.J. van Tuyll van Serooskerken uit Munster aan den erfprins een schrijven gericht, waarin hij zijn voornemen te kennen gaf, om, indien de prins en diens vader, de stadhouder, het goedkeurden, met eenige andere oud-hollandsche officieren te gaan dienstnemen onder de Belgische insurgenten, ten einde zoodoende door het bestrijden der Franschen toch eenigszins in het belang van hun eigen vaderland en misschien van het Huis van Oranje werkzaam te zijn. Vóór hij nog antwoord op dat schrijven ontvangen had, verzond hij, omdat de zaak hem te belangrijk voorkwam, den 11den April een tweeden brief van den navolgenden inhoud: ..... J'ai l'honneur de Lui envoyer la copie de deux lettres, écrites au capitaine de Westerholt, qui a été à Curaçao. C'est avec lui et le capitaine de Normann, que j'agis de concert, sans cependant nous avancer trop ni nous compromettre. Ce dernier revient depuis peu d'un voyage dans la Belgique, fait dans l'intention d'examiner les choses par ses yeux, et de faire des connaissances utiles et nécessaires dans le cas d'une organisation de l'insurrection du Brabant. Je supplie Votre Altesse que mon indiscrétion, si c'en est une, ne nuise pas à un camarade que j'estime. | |
[pagina 8]
| |
lieu, et que je sais d'ailleurs être très attachée à la Maison d'Orange. De beide bijgaande brieven waren zonder datum of plaats van afzending onderteekend met: L'évèque d'***, en hielden in hoofdzaak in, dat die prelaat, zeer in 't geheim, wel geneigd was inlichtingen omtrent den toestand in België te geven aan iemand die deugdelijke waarborgen kon overleggen dat hij van Engeland toestemming en volmacht had om de Belgen te hulp te komen. Langs anderen weg was de erfprins hiervan ook reeds op de hoogte gesteld. De kapitein van Westerholt had namelijk hetzelfde meedegedeeld aan zijn neef A.R. vrijheer van Heeckeren Suideras, en deze, blakende van ijver voor het Huis van Oranje en gaarne als gewichtig persoon fungeerende, had zich gehaast den erfprins hiermede in kennis te stellen, tevens den naam van dien kerkvorst opgevende als Mgr. d'Arberg, bisschop van Yperen. Suideras meende nu ook de opdracht te zullen ontvangen, om met dien bisschop in nadere betrekking te treden; doch hierin zag hij zich bedrogen. Men wilde wel van zijn ijver partijtrekken, doch vond hem om zijn onbesuisdheid niet den rechten man, om op diplomatieke wijze onderhandelingen aan te knoopen. Die taak werd door den erfprins opgedragen aan Carel van Lijnden (den lateren gouverneur van Gelderland), die toen te Brunswijk was en zich tijdens zijne zending naar BerlijnGa naar voetnoot1 als een zeer geschikt persoon daartoe had doen kennen. Deze begaf zich den 22sten April op weg naar Munster, trad van daar in correspondentie met den bisschop, die zich | |
[pagina 9]
| |
te Crecht of Krechting (zuidoostwaarts van Bocholt) ophield, bracht hem daar een bezoek en opende de onderhandelingen. Ofschoon die met tusschenpoozen tot het laatst van Juli werden voortgezet, brachten zij de zaak weinig verder. Mgr. d'Arberg bleef zeer gereserveerd en latere onderzoekingen hebben bewezen, dat hij grooter vriend was van het Huis van Oostenrijk dan van het Huis van Oranje; want zijne briefwisseling met van Lijnden en andere oranjegezinden werd ter kennis gebracht van Thugut, en is gedeeltelijk te vinden onder de protocollen van de kanselarij der Nederlanden (België) te Weenen. Van meer beteekenis waren de berichten van den kapitein de Normann, die - zooals Tuyll meldde - reeds uit eigen beweging een uitstapje naar België had gedaan. Hem werd verzocht te Berlijn te komen, waar hij den 21sten Mei een schriftelijk verslag over zijne bevinding aan den prins aanbood met een ‘Plan général’, aangevende op welke wijze van den opstand moest worden partijgetrokken, en hoe 't best den opstandelingen hulp zou kunnen worden geboden. Toen later Engelsche officieren (de kolonel Malcolm, de generaal Maitland) waren gezonden, om na te gaan hoe Engeland op de meest afdoende wijze bijstand zou kunnen verleenen, en zoo noodig de leiding op zich te nemen, werd de Normann, die intusschen nog een reis in België gemaakt had, hun vertrouwde raadgever. Het is intusschen niet mijn voornemen, hier nader in te gaan op de omtrent den toestand van België aangebrachte tijdingen, en daarom keeren we tot d'Yvoy terug, die den 16den April zijn eerste bericht uit Rees aan den erfprins inzond. Hij had, tot het aanknoopen van connectiën met eenige Brabandsche uitgewekenen veel dienst gehad | |
[pagina 10]
| |
van den oud-luitenant-kolonel van Schwartz,Ga naar voetnoot1 die hem in kennis had gebracht o.a. met den heer de Jong, oudpensionaris van de Staten van Braband en met den secretaris van den bisschop van Roermond. Hij meende toen reeds te kunnen mededeelen, dat de geestelijkheid, voor het grootste gedeelte uitgeweken, niet gaarne onder het Huis van Oostenrijk zou terugkeeren, doch daarentegen wel zich bij de Vereenigde Nederlanden zou willen aansluiten. Den volgenden morgen hoopte hij naar Emmerik te gaan, om den aartsbisschop van Mechelen (kardinaal Frankenberg) en den bisschop van Roermond (Mgr. des Barons van Velde de Melroy) te ontmoeten Terecht had d'Yvoy ingezien, dat, wilde men voor Oranje aanhang krijgen in de Zuidelijke Nederlanden, waar het grootste gedeelte der bevolking roomsch was, men dan vooraf de geestelijkheid moest trachten te winnen, die, hoewel voor 't meerendeel uitgeweken, in 't geheim met de bevolking betrekkingen bleef aanhouden. Meermalen keerden lagere geestelijken onbemerkt naar hunne dorpen terug, om - waar dit noodig was - aan hunne parochianen geestelijken bijstand te verleenen. Na den 29sten April een eerste bezoek aan den aartsbisschop gebracht te hebben - ‘une visite absolument de cérémonie’ - schreef d'Yvoy den 4den Mei aan den erfprins o.a.: Je n'ai pu voir qu'aujourd'hui de cardinal in 't particulier; mais hij is d'une prudence rare en heeft mij gezegd te kennen absolument aucun van de hoofden, ni avoir des notions sur l'état actuel des choses in Braband; ik heb opgemerkt, dat hij varie point avec les sentiments van den pensionaris de Jong, quoiqu'on n'a niemand genoemd in deze conversatie. Comme zijn secretaris n'est point lié par les mêmes heilige banden en dat hij mij schijnt een homme d'esprit hoop ik en avoir meer nut quoiqu'en général het mij | |
[pagina 11]
| |
voorkomt dat de geestelijkheid sont moins réellement instruits als pensionaris de Jong en dat men ne tirera van de eerste aucune utilité que als in 't oogenblik dat men agiraGa naar voetnoot1. Behalve den hiergenoemden secretaris van den kardinaal werden door d'Yvoy nog als tusschenpersonen, door wie hij op de stemming der Belgen bleef inwerken, en van wie hij inlichtingen ontving, gebezigd Henry of Harry van der Duyn, de deken Ruijs te Cleef en diens broeder Edmond Ruijs, oud-ontvanger van den stadhouder in Opper-Gelder, alsmede Michiels, oud-ontvanger van den stadhouder in het land van Montfort. De laatste werd allengs de meest vertrouwde berichtgever, en stelde zich ook in verbinding met de Roomsch-Katholieken in de Bataafsche Republiek. Van den vicaris-generaal van Braband, toenmaals zijn verblijf houdende te Nijmegen, vernam hij, dat die Katholieken, hoewel over het algemeen gestemd voor het Huis van Oranje, toch niet gaarne den ouden toestand zouden willen hersteld zien, alleen uit vrees voor de onverdraagzaamheid en de onaangenaamheden, die zij vroeger hadden ondervonden vooral in Gelderland, een deel van Overijssel en Friesland en in Groningen, terwijl de patriotten hun daarbij hadden wijsgemaakt, dat de stadhouder in deze de regenten had gesteund. Dit werd door d'Yvoy aan den erfprins medegedeeld. Deze schreef daarover aan zijn vader in Engeland, doch gaf tevens, toen het vooruitzicht, dat hier de oude toestand van zaken binnen niet al te langen tijd zoude hersteld worden, meer vasten vorm begon aan te nemen, aan d'Yvoy te kennen, dat het zaak was, om de pastoors en andere hoofden van die gezindte te overtuigen van de dwaling, waarin zij op dat stuk verkeerden en hun | |
[pagina 12]
| |
de verzekering te geven, dat bij een terugkeer tot de vroegere orde van zaken, zij in de geheele republiek dezelfde verdraagzaamheid zouden ondervinden, als waar die het meest in hun voordeel was geweest vóór de revolutie van 1795. Om hieraan kracht bij te zetten, werd aan d'Yvoy in dien zin een ostensibele brief geschreven, waarvan hij zoo noodig gebruik zou kunnen maken tegenover Michiels en den bovengenoemden vicaris, die, zooals de erfprins aan zijn vader mededeelde, grooten invloed had zoowel bij de Belgische geestelijkheid als bij alle pastoors van de Republiek, door den kardinaal van Frankenberg en de bisschoppen geraadpleegd werd in alle geestelijke en politieke aangelegenheden, en stellig het Huis van Oranje was toegedaan. Die ostensibele brief was van den volgenden inhoud: Schönhausen 6 Juillet 1799. | |
[pagina 13]
| |
choses mon père ne fera pas de difficultés de donner des preuves de ce que je viens d'avouer sur son opinion, lorsque l'occasion s'en présentera, et je me crois assez assuré de ses sentiments pour pouvoir affirmer que bien loin de tâcher de persécuter les bons habitants des Provinces Unies pour cause de religion il sera au contraire très porté de faire accorder aux Catholiques Romains dans toutes les provinces les mêmes libertés qu'ils avaient là où ils étaient le plus avantagés avant la révolution de 1795. Die brief deed goede uitwerking. ‘Michiels is zeer tevreden’ - zoo schreef d'Yvoy den 17den Juli aan den erfprins - ‘van la lettre que Votre Altesse m'a faite aangaande de Roomschen, van dewelke men fera incessamment gebruik bij den vicaris, van welken mij promet le plus grand bien’, en den 20sten Juli voegt hij daaraan toe: De brief wegens de Roomschen is den vicaris getoond; la satisfaction qu'elle a causée a excité le zèle; on écrit à BrancadoroGa naar voetnoot1, fera écrire par de cardinal de Malines, le tout pour désapprouver qu'on se mêle d'affaires politiques, d'achat van kerkenGa naar voetnoot2 et on | |
[pagina 14]
| |
m'a fait dire de vouloir venir me voir afin de convenir de ce qu'il y aurait de mieux à faire pour contribuer à un heureux retour d'ordre et montrer que de Roomschen sont dignes des sentiments, welke Uwe Hoogheid heden voor haar hebbe. J'espère que V.A. aura engagé Erfstadhouder qui doit lui avoir écrit à ce sujet, om ook te schrijven.... Den 24sten Juli meldt d'Yvoy wêer: Hier le vicaire général est venu me trouver. J'ai eu un long entretien avec lui; l'achat ou l'occupation des églises réformées par les Catholiques sera empêché, et on travaille à faire restituer celles occupées déjà. Dans une congrégation de curés on a bu à la santé et le prompt retour de Votre Altesse. Il y en avait parmi qui ne pensaient pas comme cela il y a quatre mois. Il est allé trouver le cardinal pour qu'il coöpère avec lui et sous peu il se promet qu'on verra le changement que cela a produit. Cela me parait un homme dont il y a grand parti à tirer. Natuurlijk was de erfprins met dien gang van zaken ten hoogste ingenomen. Den dag van zijn vertrek uit Berlijn, om zich naar Lingen te begeven, den 29sten Juli schreef hij aan zijn vader, den erfstadhouder o.a. La lettre au sujet des Catholiques a fait ici(?) bon effet; déjà les ordres sont donnés à tous les croyants d'être pour le rétablissement des affaires et ne point acheter nos églises. Vous aurez vu que je leur ai moins fait espérer que vous aviez disposé à leur accorder et je me flatte par conséquent que vous approuverez ma conduite. Au reste une lettre de votre part serait d'une utilité | |
[pagina 15]
| |
majeure puisque cela les convaincrait encore plus de votre façon de penser à leur égard. ‘Le vicaire général’ - zoo meldt d'Yvoy den 3den Augustus aan den erfprins - ‘m'a fait proposer si je le trouverais utile qu'il allait parler aux Simplissimi de Haarlem, Amsterdam, Utrecht, Groningue, Leeuwarden, duquel voyage il se promettait le plus grand bien’. Hij - d'Yvoy - keurde dat plan wel goed. Gedeeltelijk is het ook tot uitvoering gekomen, zooals mag blijken uit het hiervolgend gedeelte van een verslag, door Michiels uitgebracht over zijne bemoeiingen, ingevolge eene vertrouwelijke samenspreking met d'Yvoy met betrekking tot het plan van vereeniging der 17 provinciën. In margine van dat verslag staat: ‘au cas que l'Autriche y renonçait et que ce fut l'intention des Puissances et le désir des deux pays’. Michiels zelf noemt zich daarin de ontwerper van het voornemen, om den vicaris-generaal zijne rondreize te doen maken. Comme il s'agissait de la réunion des dix provinces Belges aux sept provinces et que tous les habitants peu exceptés des dix provinces sont attachés à la religion romaine, et par cette raison préfèrent un prince de cette même religion à celui d'un autre, le soussignéGa naar voetnoot1 a d'abord été d'opinion qu'il fallait commencer à travailler par le canal du clergé de cette religion, et a proposé à Mr. d'Yvoy d'envoyer le vicaire-général Syben, ami du soussigné, dans quelques des sept provinces, afin de détruire l'opinion désavantageuse que le soussigné savait y règner parmi les catholiques romains contre la maison d'Orange, opinion que le baron d'Yvoy a goûté sur le champ. En suite de quelle approbation le soussigné a donc fait des instances chez son ami, qui après des reprises obtinrent le bût d'engager le vicaire Syben de faire une tournée à Utrecht, Leyden et Amsterdam afin de s'aboucher avec les chefs | |
[pagina 16]
| |
ou amplissimi de la religion romaine et quelques curés connus pour y avoir de l'influence. | |
[pagina 17]
| |
ces dispositions favorables de la maison d'Orange pour la religion romaine en Brabant, et deviendront alors les arguments les plus forts pour disposer favorablement les habitants des dix provinces en faveur de cette maison...... d'Yvoy, die dit verslag den 17den Augustus aan den erfprins inzond, voegde er aan toe: Je puis ajouter à cela que non seulement V.A. peut compter maintenant sur la bonne disposition, non seulement des chefs des Catholiques dans l'intérieur, mais aussi sur les membres de cette religion, puisque je puis dire sous secret à V.A. que la majeure partie des curés se sont engagés d'exhorter et disposer à la confession leurs communiants à la coöpération de la restauration de la maison d'Orange. Je suis informé encore que les principaux de cette religion ont concipié une requête, pour être présenté au prince stadhouder ou à Votre Altesse dans laquelle ils solliciteront à une restauration la redressement de quelques griefs. J'ai cru ne pas devoir déconseiller pareille démarche, parce qu'elle n'engage à rien V.A., et pourra servir toujours de preuve qu'il y avait des griefs portés à la connaissance de Votre Altesse .... Eenige dagen te voren, den 14den Augustus had hij den erfprins op een ander aanzoek van roomsch-katholieke zijde gewezen: Le vicaire général n'a pas jugé sa présence nécessaire ni en Frise, ni en GroningueGa naar voetnoot1, mais il est revenu de la Hollande très content de la disposition où il a laissé les esprits. Seulement m'a-t-il fait prévenir qu'en cas qu'il se fit une proclamation avant ou à l'approche des troupes et qu'on put y insérer en parlant du rétablissement de la religion un article concernant les autres à peu près dans ce goût: ‘ook de herstelling van de vrijheid, die alle andere gezindheden toekomt in de uitoefening van hunnen godsdienst, en welke wij ons zullen beijveren zooveel mogelijk daar, waar dezelve voor dezen zoo algemeen als elders niet was, in hetzelfde genot te stellen’. Il répond que cette assurance contribuera infailliblement à procurer l'assistance et la coöpération efficace de tout ce qui est catholique. Op dat verzoek kon niet worden ingegaan. Den 20sten Augustus schrijft de erfprins daaromtrent aan d'Yvoy: ‘L'article que le vicaire général désirerait qui fut inséré | |
[pagina 18]
| |
dans la proclamation ne pourra pas être placé, parce qu'en premier lieu il a été jugé convenable ne faire aucune mention de ce qui concerne la religion, et qu'une phrase telle qu'il la propose pourrait indisposer ceux de la religion dominante’. Het verzoek om herstel van grieven, hetwelk zoowel door d'Yvoy, als door den erfprins zeer gematigd werd geacht, vond een beter onthaal. De bisschop van Roermond trad daarin als woordvoerder op. Het luidde als volgt: L'évèque de Ruremonde expose avec le plus profond respect, qu'ayant eu communication de la lettre de Votre Altesse Sérénissime du 6 juillet dernier, adressée à monsieur le baron d'Yvoy, il a de suite et en conséquence écrit à un des principaux ecclésiastiques du diocèse de Bois-le-Duc; que son vicaire général monsieur Sijben, résident à Nimègue, s'est adressé, en suite de la même lettre du 6 juillet et pour remplir les vues y reprises, à plusieurs et les plus notables du clergé des territories de Nimègue, Meuse et Waal et du pays de Cuyck, faisant tous partie du diocèse de Ruremonde. Qu'en suite de la commission de Mr. le baron d'Yvoy qui lui avait été communiquée par monsieur Michiels, ledit vicaire-général s'est porté dans différentes villes et places de la république des Provinces Unies, que cette commission a été remplie avec autant de promptitude que de succès. | |
[pagina 19]
| |
signé supplie très humblement V.A.S. de daigner y pourvoir de la manière qu'Elle trouvera dans sa haute sagesse la plus convenable et la plus propre pour étouffer à jamais tout esprit de dissension. Dit verzoekschrift werd door den bisschop in handen gesteld van d'Yvoy met een begeleidend schrijven, waarvan het slot was: Vous savez cependant Monsieur que pendant la révolution les Catholiques se sont comportés d'une manière à mériter la bienveillance de S.A., et je vous assure que S.A. daignant accorder ce qui est repris dans ma supplique, ne fera pas seulement chose agréable à ses sujetsGa naar voetnoot1 catholiques, mais qu'en même temps Elle gagnera les esprits d'une manière à être reçue partout avec acclamation et témoignage de voix. d'Yvoy zond het op dato (19 Augustus) door aan den erfprins met het hiervolgende bijschrift: ..... j'aurais cru que les griefs seraient plus nombreux. Si V.A. pourrait y faire une réponse provisoire dans le goût que fut la lettre ostensible qu'Elle me fit, je suis persuadé que cela ferait le plus grand bien, surtout dans ce moment où ce prélat ainsi que beaucoup d'autres font ce qu'ils peuvent pour servir ses intérêts et ceux de Sa Maison, en attendant qu'Elle trouvera bon peutêtre d'envoyer cette requette au prince stadhouder, ce qui mettrait le prince à même de l'apostiller dans le même goût. Bij de toezending van het verzoek aan zijn vader onthield de erfprins zich van raadgeving. Hij schreef alleen (22 Augustus) ‘Ces demandes me paraissent modérées, et n'éprouveront à ce qu'il me semble point de dufficultés. Je vous prierai au reste de vouloir bien me faire parvenir vos ordres à cet égard; en attendant je me suis borné à donner provisionnellement la réponse ci-jointe: Monsieur l'évèque | |
[pagina 20]
| |
n'ai pas manqué de les porter à la connaissance de mon père, ne m'étant pas possible de vous donner une réponse positive aux demandes qu'elles contiennent avant de connaître les intentions sur ses objets. Il m'est cependant permis de vous assurer d'après la connaissance que j'ai de la manière de penser de mon père, et ainsi que je l'ai marqué à Mr. d'Yvoy dans ma lettre du 6 juillet, qu'il est très éloigné d'avoir les sentiments d'intolérance pour les Catholiques Romains qui lui ont été quelquefois imputés, et qu'au contraire il est prêt à employer toute son influence quand il sera rétabli dans ses charges héréditaires, pour faire obtenir à tous ceux de cette religion les mêmes avantages dont ils ont joui dans les provinces où ils étaient le moins entravés, à quel égard je me flatte que vous voudrez être persuadé, que j'ai les mêmes sentiments. En conséquence j'ose espérer que les points que vous désirez qui soyent accordés ne souffriront pas de grandes difficultés, et me flatte que tout pourra s'arranger au gré de vos désirs, vous priant Monsieur l'évèque d'être persuadé de la parfaite considération avec laquelle je suis Vijf dagen daarna zetten de Engelschen in Noord-Holland 12000 man aan wal, welke troepenmacht in September met die van de Russen tot 40 à 45000 man is aangegroeid. Niet alleen de roomsch-katholieke, maar de geheele oranjegezinde bevolking, voornamelijk in het oosten en noordoosten van het land, was tot den opstand bewerkt en bereid, doch onder het wachtwoord, dat van den beginne af allen leiders was voorgehouden: ‘niets doen vóórdat vreemde troepen in de nabijheid zijn’. Noch Abercromby, de bevelhebber van de eerstgelande troepen, noch de hertog van York, de opperbevelhebber van het vereenigde Engelsch-Russische leger, hebben het echter raadzaam geacht een eenigszins beteekenende macht uit Noord-Holland naar de oostelijke provinciën te detacheeren. Vandaar dat alle in voorbereiding tot den opstand getroffen maatregelen niet tot uitwerking zijn gekomen, en dat de inval van eenige honderden oranjegezinde officieren in het oosten van Gelderland en Overijssel - eigenlijk in | |
[pagina 21]
| |
strijd met hetgeen bepaald was - tot niets heeft geleid. De hierboven medegedeelde bescheiden zijn in hoofdzaak ontleend aan het huisarchief van Hare Majesteit de Koningin, waartoe mij Harer Majesteits hooge toestemming goedgunstig werd verleend. Behalve de gehechtheid der toenmalige hoofden van de roomsch-katholieke kerk aan het Huis van Oranje, blijkt uit die stukken m.i. tevens, hoe algemeen de afkeer was van den bestaanden toestand van zaken. In de grondwet van 1798 toch waren ook voor de Roomschen de belemmeringen voor de vrije uitoefening van hunnen godsdienst opgeheven; en desniettegenstaande wilden zij zich - indien de oude toestand van zaken hersteld werd - tevreden stellen met beloften tot de vermoedelijke inwilliging van eenige stellig niet hooggaande eischen. Deze uitingen der wederzijdsche gevoelens zijn ook eenigszins als voorspel te beschouwen van hetgeen in 1813 bij de samenstelling der grondwet dienaangaande is voorgevallen. In de daartoe geroepen commissie staakten tot tweemaal toe de stemmen met betrekking tot de vraag, of in de grondwet al of niet uitdrukkelijk aan de belijders der onderscheidene gezindten het recht zou worden toegekend, om aan de regeering deel te nemen. De helft der leden - ofschoon wel het beginsel toegedaan - achtten het beter, daaromtrent niets in de grondwet te schrijven. Dit punt werd toen onderworpen aan het oordeel van den Souvereinen Vorst, die - misschien terugdenkende aan de correspondentie met de Roomsch-Katholieken in 1799, vermoedelijk ook wel om de aanhangers van die kerk in België voor zich te winnen, met het oog op de in uitzicht gestelde vereeniging der beide Nederlanden - den doorslag gaf ten gunste van een uitdrukkelijk voorschrift.
G.J.W. Koolemans Beijnen. |
|