Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1904
(1904)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Handelingen. | |
[pagina 3]
| |
Verslag van de jaarlijksche vergadering, gehouden te Leiden op den 8sten Juni 1904.De Beschrijvingsbrief luidde aldus:
Leiden, den 13den Mei 1904.
M.
Bij dezen heb ik de eer U uit te noodigen tot het bijwonen der Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, die gehouden zal worden op Woensdag den 8sten Juni, des voormiddags klokke elf uren, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Steenschuur alhier. De orde der werkzaamheden is als volgt:
I.
Opening der Vergadering door den Voorzitter, Dr. P.J. Blok, met eene toespraak.
Voordracht van eenigen gedeelten van Potgieter's Florence door den Heer W.C. Royaards. Met een woord tot inleiding door den Heer Dr. G. Kalff.
III.
Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar. | |
[pagina 4]
| |
IV.
Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop.
V.
Verslag omtrent de rekening en verantwoording van den Penningmeester.
VI.
Verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde.
VII.
Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
VIII.
Bekendmaking van den uitslag der stemming over de te benoemen gewone en buitenlandsche leden.
IX.
Voorstel van de Maandelijksche Vergadering om uit de renten van het Fonds te verleenen: a. een voorloopig crediet van 250 gulden voor den druk van het nieuwe Repertorium voor vaderlandsche geschiedenis; b. een bedrag van 100 gulden, over 2 jaren verdeeld, aan de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsche recht, als bijdrage in de kosten der bewerking eener kaart van de kerkelijke indeeling van het Bisdom Utrecht.
X.
Verkiezing van twee leden des Bestuurs in de plaats van de aftredende leden, de HH. Dr. A.E.J. Holwerda en Mr. J.B. Breukelman. De door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltallen bestaan uit de Heeren:
I. a. Dr. J. Verdam. b. Dr. A. Beets. II. a. Mr. A. Telting. b. Mr. C. Bake. | |
[pagina 5]
| |
XI.
Verkiezing van een Penningmeester in de plaats van den aftredenden titularis. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren:
a. Mr. A.C. Visser. b. Dr. P.A.A. Boeser. Namens het Bestuur, S.G. de Vries, Secretaris.
De presentielijst werd geteekend door de Bestuursleden: HH. Dr. P.J. Blok, Voorzitter, F.G. Kramp, Penningmeester, Mr. J.E. Heeres, Dr. G.J. Boekenoogen, Dr. E.B. Koster, Dr. G. Kalff, Dr. A.E.J. Holwerda, Dr. S.G. de Vries, Secretaris, door den Heer L.D. Petit, Bibliothecaris, - door de Leden: de Dames Top Naeff, A. van der Flier, J.A. Wolters, M.W. Maclaine Pont, Th. Hoven, E. Soer en de Heeren Dr. J. Dyserinck, G.J.W. Koolemans Beijnen, Dr. J.J.P. Valeton Jr., J. Craandijk, Dr. J. Offerhaus Lz., Dr. A. Borgeld, Mr. S.J. Fockema Andreae, Mr. A.C. Visser, Mr. J.C. Overvoorde, Dr. W. Martin, F. Smit Kleine, Dr. G. Wildeboer, Dr. M.J. de Goeje, P.A.M. Boele van Hensbroek, Dr. C.J. Wijnaendts Francken, Dr. H. Blink, Dr. H.T. Colenbrander, Dr. A. Kluyver, Dr. W.B. Kristensen, Dr. L. Knappert, Mr. R. van Boneval Faure, Dr. A. Beets, Dr. P.A.A. Boeser, Dr. B.A.P. van Dam, G.F. Haspels, Dr. E.B. Kielstra, Dr. B. Tideman Jz., Dr. J.W. Muller, Dr. D.C. Hesseling, Dr. J.J. Salverda de Grave, Dr. W.A.F. Bannier, R.W.P. de Vries, E.W. Moes, Dr. H.C. Rogge, J.F.M. Sterck, Dr. J.M. Hoogvliet, Dr. W. van Everdingen, A.G.C. van Duyl, F. Lapidoth, Mr. L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, Dr. J.S. Speyer, Mr. P.A. Tichelaar, Dr. H.Y. Groenewegen, J.H.L. van der Schaaff, W. Meijer, Dr. J. Verdam, | |
[pagina 6]
| |
Dr. J.J.M. de Groot, Dr. E.F. van Dissel, Dr. M.A. Gooszen, J.J. Graaf, J. Winkler, M. Buys, Dr. C.P. Burger Jr., V. Loosjes, Dr. S. Baart de la Faille, H.D.J. van Schevichaven, H.M. Werner, W.J. Leendertz, W.P. Kops, J.F. Gebhardt Jr., W.C. Royaards, Dr. A.S. Kok, Dr. F. Pijper, J. de Josselin de Jong, C.W. Bruinvis, Dr. H.J. Elhorst, Dr. C. Hofstede de Groot, Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Th. Nolen, Mr. A. Telting.
I. De Voorzitter, Dr. P.J. Blok, opent te elf uren de Vergadering met eene toespraak, die hierachter is gedrukt (Bijlage I).
II. Op voorstel van het Bestuur wordt de volgorde der werkzaamheden in zooverre gewijzigd, dat besloten wordt eerst punt III-VIII en eerst daarna II te behandelen.
III-IV. Het verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar en het verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop worden door den Secretaris en den Bibliothecaris voorgelezen. De Voorzitter betuigt aan hen den dank der Vergadering en deelt mede, dat beide in eenigszins meer uitgebreiden vorm in de ‘Handelingen’ zullen worden uitgegeven (Bijlagen II en III).
V. Namens de Commissie, belast met het nazien van de rekening en verantwoording van den Penningmeester (zie Bijlage IV), bestaande uit de HH. Dr. P.A.A. Boeser en Dr. J.J. Salverda de Grave, deelt de Heer Boeser mede, dat alles in de beste orde is bevonden. De Voorzitter betuigt den dank der Vergadering aan de Commissie voor | |
[pagina 7]
| |
hare werkzaamheid en in het bijzonder aan den Penningmeester, den Heer F.G. Kramp, voor de vele en gewichtige diensten door hem als zoodanig bewezen. Nu de Heer Kramp wegens vele andere werkzaamheden genoopt wordt zich niet meer herkiesbaar te stellen, geeft de Voorzitter hem namens de Vergadering de verzekering, dat zij hem met groot leedwezen ziet aftreden en zijne goede zorgen voor de geldmiddelen in dankbare herinnering zal bewaren.
VI-VII. De jaarverslagen der Commissiën voor Taalen Letterkunde en voor Geschied- en Oudheidkunde worden door de Secretarissen, de HH. Dr. J.J. Salverda de Grave en Mr. J.C. Overvoorde, voorgelezen. Beide worden onder dankbetuiging aanvaard ter uitgave in de ‘Handelingen’ (Bijlagen V en VI).
VIII. De Heer Dr. L. Knappert maakt den uitslag bekend van de stemming over de te kiezen 25 gewone en 8 buitenlandsche Leden, volgens besluit der Maandelijksche Vergadering van den 6den Mei. De Commissie voor stemopneming, waarin met den Heer Knappert zitting hadden de HH. Dr. A. Beets, Dr. P.A.A. Boeser, W. Draaijer, J. de Josselin de Jong en Dr. S.G. de Vries, heeft uit handen van den Secretaris ontvangen 179 stembiljetten. Gekozen zijn (in alphabetische orde): | |
Gewone Leden:Mr. W. Roosegaarde Bisschop te Londen. Dr. A.J. Botermans te Zwolle. Mevr. Wed. S. la Chapelle-Roobol te 's-G ravenhage J.T. Cremer te 's-Gravenhage. Dr. P.H. Damsté te Utrecht. Dr. C.J. Eggink te 's-Gravenhage. | |
[pagina 8]
| |
Mr. Ch. Enschedé te Haarlem. Maur. Esser te Baarn. P. Fijn van Draat te Utrecht. A.A. Ganderheyden te Hilversum. Dr. J.H. Gunning Wz. te Amsterdam. G.J. Honig te Zaandijk. Dr. S.S. Hoogstra te Gouda. Dr. H.F.R. Hubrecht te Amsterdam. Dr. C.B. Hylkema te Zaandam. Dr. A. Lodewyckx te Leiden. Mej. Dr. H.C.H. Moquette te Rotterdam. Dr. G.A. Nauta te Warffum. Mr. J.C. de Marez Oyens te 's-Gravenhage. Dr. J. Prinsen JLz. te Nijmegen. Dr. Y.H. Rogge te Amsterdam. G. van Rijn te Rotterdam. Dr. M. Schoengen te Leeuwarden. L. de Vlaming te Amersfoort. Dr. E. Wiersum te Middelburg. | |
Buitenlandsche Leden:M.J. Brink te Kaapstad. J.H. Hofmeyr te Kaapstad. N.J. Hofmeyr te Stellenbosch. J.D. Kestell te Ficksburg. Adr. Moorrees te Paarl, K.K. Andr. Murray te Wellington, K.K. A.J.C. Smuts te Pretoria. P.J.G. de Vos te Stellenbosch.
De Voorzitter betuigt aan de Commissie voor stemopneming dank voor hare werkzaamheid en schorst hierop voor ongeveer een uur de Vergadering. | |
[pagina 9]
| |
Na de pauze wordt het woord verleend aan den Heer Dr. G. Kalff voor zijne inleiding op de voordracht van Potgieter's Florence. De ‘toelichtingen’ op dit gedicht vangen aan met deze verzen van Alfred de Musset: Quand on perd, par triste occurrence,
Son espérance
Et sa gaieté,
Le remède au mélancolique,
C'est la musique,
Et la beauté!
Bij minder sterke liefde voor het Fransch, bij meer sympathie voor de middeleeuwen en meer kennis onzer middeleeuwsche literatuur, ware Potgieter misschien uitgegaan van het Antwerpsch Liedeboek, dat gewag maakt van liederen: ‘om droefheid ende melancolye te verdryven’. Maar in allen gevalle die droefheid was er. Uit die droefheid is Florence geboren. Oorzaak dier droefheid was het afscheid van de Gids. De beteekenis van dat afscheid voor Potgieter kan slechts worden beseft, indien men weet wat de literaire kunst voor hem was: allerminst tijdverdrijf, noch afwisseling van wat men toen te onzent met een teekenend woord noemde: ernstiger zaken; noch ‘de vriendin voor den mensch’ waarvan Keats spreekt, noch ‘l'art pour l'art’ - maar een kracht ten goede in de ontwikkeling van ons volk, zooals hij het reeds in een zijner vroegste novellen uitdrukt. Aan de theorie van Schiller's woord tot de kunstenaars: ‘Der Menschheit Würde ist in eu're Hand gegeben’ beantwoordt zijne literaire praktijk (Jan en Jannetje en menig ander prozastuk; zijne Zangen des Tijds enz.). De redactie van de Gids waarin hij - terecht - den toon aangaf, verschafte hem daartoe eene voortreffelijke gelegenheid. Kort na zijn afscheid noemt hij zich dan ook ‘een afgedankte guerilla’ (‘guerrillero’ is bedoeld). Bovendien bracht dat afscheid | |
[pagina 10]
| |
de scheiding mede uit een vriendenkring, hetgeen zwaar viel voor hem die aan vriendschap zulke eigenaardige en hooge beteekenis hechtte. Echter heeft Potgieter de beteekenis van zijne droefheid niet overdreven, zooals duidelijk uit den aanvang der ‘Toelichtingen’ blijkt. Eene reis naar Florence zou de gewenschte afleiding brengen. Italië maakte zich gereed het zesde eeuwfeest van Dante's geboorte te vieren; ditmaal met buitengewonen luister, omdat het sedert kort één geworden volk besefte, wat het te danken had aan den eersten en grootsten profeet van die eenheid. Voor Potgieter was dit feest zeer aantrekkelijk. Steeds heeft hij zich Germaan gevoeld en het verlangen naar het Zuiden was bij hem sterk, gelijk dit te allen tijde bij de Germanen het geval was. Duidelijk spreekt hier het voorbeeld van den invloed der literatuur op het leven. Na een genotvol verblijf in Florence kwam Potgieter terug met een schat van indrukken en herinneringen. Alles wat hij had gehoord en gezien, moet hem daarom zoo diep hebben getroffen, omdat hij hier bewondering van een grootsch verleden als drijfkracht en prikkel voor het heden had gezien; die bewondering van het verleden, maar zóó opgevat, is het aspunt van Potgieter's geestelijk leven. Tot verwerken dier indrukken was hij evenwel toen nog niet in staat. Eerst moest hij zich doopen in den diepen stroom van Dante's poëzie en de bergen literatuur langs dien stroom opgestapeld, beklimmen. Evenals Hooft's Nederlandsche Historiën - zij het ook in anderen trant - is Potgieter's Florence geworden: uitbeelding van historische herinnering. De inhoud laat zich raden: na eene inleiding over Hooft's reis naar Italië en het hedendaagsch Italië, het gansche leven van Dante: knapenleven, liefde voor Beatrice, zooals dat in de Vita Nuova is geschetst, zijne opleiding te Bologna, | |
[pagina 11]
| |
deelneming aan het openbaar leven, in den slag bij Campaldino, ballingschap, rondzwerven aan onderscheidene hoven, zijn Inferno, Purgatorio en Paradiso, met tal van ingevlochten, vaak uitnemend vertaalde stukken. Uit den Inferno naar verhouding weinig; dat was begrijpelijk onder Potgieter's omstandigheden. Dante's dood; het eeren van Dante door het nageslacht: Boccaccio, Petrarca, Alfieri, Manzoni, Ugo Foscolo, Silvio Pellico; Italië's eenheid; Ariosto en Tasso; de liefde en de vrouwentypen bij Dante; zijn zegen: ‘in schoonheid zal het heilige overwinnen’. In dat slot ligt tevens Potgieter's geloofsbelijdenis als dichter. Florence is geen muziek om van het blad te spelen. Wie het voortreffelijk hoort voordragen, kan er ongetwijfeld veel van genieten; maar het volle genot zal eerst later kunnen komen bij eigen lezing en overdenking. Trouwens Potgieter's poëzie is niet de eenige van dien aard; ook die van Dante. De duisterheid van Potgieter werd met die van Dante vergeleken. Ook de vorm: de terzine, waarbij gewezen werd op het verschil tusschen de terzinen van Potgieter en die van Dante: het doorbreken der terzine; de rijmen; de gansche bouw van Florence tegenover den streng-symmetrischen bouw der Commedia (drieéén-heid; veelvouden van drie; lengte van Potgieter's zangen van 17 af tot over de 100; twee zangen Louterings berg en Dante's Invloed verreweg de langste; reden daarvan in de subjectiviteit des dichters). - Potgieter's werk staat lager dan dat van Dante: doch hoeveel werken uit de wereldliteratuur kunnen nevens de Commedia geplaatst worden? Florence is een kleinood onzer literatuur dat doet denken aan een historischen optocht; niet zooals onze tijd die vaak te zien geeft, maar een idealen langzaam statig trekkend langs een pittoresk-schoone Amsterdamsche gracht met telkens wisselende verschieten. | |
[pagina 12]
| |
Nadat de Voorzitter den Heer Kalff den dank der Vergadering heeft betuigd, houdt de Heer W.C. Royaards zijne aangekondigde voordracht van eenige met zorg en in verband met Prof. Kalff's inleiding uitgekozen gedeelten uit Florence. Veel duisters in dit schoone maar moeielijk verstaanbare gedicht werd door deze voordracht den aandachtig toehoorenden duidelijk en velen konden daardoor eerst het ware genot er van smaken. Onder luide teekenen van instemming der aanwezigen betuigt daarop de Voorzitter den Heer Royaards hartelijken dank voor het groote genot der Vergadering bereid en voor de welwillendheid waarmede hij aan de uitnoodiging van het Bestuur heeft gehoor gegeven.
IX. Het voorstel van de Maandelijksche Vergadering om uit de renten van het Fonds te verleenen: a. een voorloopig crediet van 250 gulden voor den druk van het nieuwe Repertorium voor vaderlandsche geschiedenis; wordt met algemeene stemmen aangenomen. Wat het Repertorium voor vaderlandsche geschiedenis betreft, zoo is de Heer Petit, aan wien de samenstelling der kopij, krachtens besluit der Jaarvergadering van 1901 werd opgedragen, thans met zijn arbeid gereed. Zal deze echter nut in ruimen kring stichten, dan is de druk er van noodzakelijk en mag de prijs van het werk niet te hoog gesteld worden. Het zal daarvoor noodig zijn de uitgeversfirma voor verlies, althans gedeeltelijk, te waarborgen, waarvoor een bedrag van ten hoogste 700 gulden vereischt wordt. Daar daze som voor de beperkte geldmiddelen der Maatschappij te hoog werd geacht, heeft | |
[pagina 13]
| |
het Bestuur vrijheid gevonden zich tot de Regeering te wenden met het verzoek om geldelijken steun tot een bedrag van 450 gulden. In verband met het algemeen belang dezer wetenschappelijke zaak bestaat er gegronde verwachting, dat op tit verzoek eene gunstige beschikking zal worden ontvangen. Om evenwel reeds thans met de uitgave een aanvang te kunnen maken, wordt uit de renten van het Fonds een voorloopig crediet van 250 gulden aangevraagd. Het onder b. omschreven voorstel is het gevolg van een verzoek van het Bestuur der Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsche recht, dat met den Heer Mr. S. Muller Hz. in overleg is getreden betreffende de samenstelling van eene kaart der verdeeling van het Bisdom Utrecht in aartsdiakonaten, dekanaten en parochiën. In de rekeningen van het bisschoppelijk cathedraticum en van de Domfabriek zijn de authentieke lijsten van de oude verdeeling van het Bisdom ontdekt, die eene vaste basis leveren en die dus te zamen met eenige andere kleinere bronnen bij de kaart uitgegeven dienen te worden, waardoor eene betrekkelijk omvangrijke uitgave der bronnen voor de rechterlijke indeeling van het Bisdom tot stand kan komen. De uitgave der kaart zal aan eene bepaalde behoefte voldoen: eene dergelijke onderneming wordt juist thans voor de andere Duitsche Bisdommen door eene commissie van Duitsche geschiedkundigen met steun van verscheidene genootschappen voorbereid. Daarbij komt nog, dat de oude parochiale indeeling door de Hervorming niet noemenswaardig veranderd is: nog steeds dus dient zij als grondslag voor de inrichting van bijna de geheele Nederduitsch-Hervormde Kerk, zoodat de kaart voor wijdere kringen groot belang kan hebben. | |
[pagina 14]
| |
X-XI. Tot leden des Bestuurs in de plaats van de aftredende leden, de HH. Dr. A.E.J. Holwerda en Mr. J.B. Breukelman worden met algemeene stemmen benoemd de HH. Dr. J. Verdam en Mr. A. Telting; tot Penningmeester in de plaats van den Heer F.G. Kramp, die aan de beurt van aftreden was en niet voor eene herbenoeming in aanmerking wenschte te komen, wordt eveneens met algemeene stemmen benoemd de Heer Mr. A.C. Visser. De Heer Verdam ter vergadering aanwezig, verklaart zich bereid de benoeming te aanvaarden.
Bij de rondvraag betuigt de Heer J. Craandijk den Voorzitter dank voor zijne leiding der vergadering en verzoekt hem zijne openingstoespraak ter uitgave in de ‘Handelingen’ af te staan. Nadat de aanwezigen door applaus hunne instemming hiermede hadden betuigd, verklaart de Voorzitter zich tot die uitgave bereid en sluit daarop de Vergadering. |
|