Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1902
(1902)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Handelingen. | |
[pagina 3]
| |
Verslag van de Jaarlijksche Vergadering,
| |
I.Opening der Vergadering door den Voorzitter, Dr. J.J. Salverda de Grave, met eene toespraak. | |
II.Ga naar voetnoot*Voordracht van den Heer Prof. Dr. A.G. van Hamel, over: Navolgingen en vertalingen van Victor Hugo in Nederland. (Hierna zal gelegenheid gegeven worden tot gedachtenwisseling). | |
[pagina 4]
| |
III.Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar. | |
IV.Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop. | |
V.Verslag omtrent de rekening en verantwoording van den Penningmeester. | |
VI.Verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde. | |
VII.Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde. | |
VIII.Bekendmaking van den uitslag der stemming over de te benoemen gewone en buitenlandsche leden. | |
IX.Voorstel van de Maandelijksche Vergadering om uit de renten van het Fonds te verleenen: a) eene som van 230 gulden jaarlijks, voor ten hoogste vijf jaren, aan de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde, voor het doen bewerken eener lijst der in verzamelwerken, tijdschriften enz. gedrukte brieven van en aan Nederlanders; b) eene som van ten hoogste 350 gulden aan de Commissie voor Taal- en Letterkunde voor eene uitgave der Middelnederlandsche bewerking van de Reizen van Mandeville; c) opnieuw eene som van 100 gulden aan de Commissie voor Taal- en Letterkunde voor de voorbereiding harer uitgave van herdrukken van eenige merkwaardige oude Nederlandsche Volksboeken; d) eene som van ten hoogste 300 gulden voor de uitgave van een nieuwen bundel (2de deel) van Middelnederlandsche Marialegenden. | |
X.Verkiezing van een lid des Bestuurs in de plaats van het aftredende lid, den Heer Dr. J. Verdam. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren:
a. Dr. G.J. Boekenoogen. b. Dr. P.D. Chantepie de la Saussaye. | |
[pagina 5]
| |
XI.Verkiezing van een Bibliothecaris in de plaats van den volgens art. 75 der Wet aftredenden titularis. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren: a. L.D. Petit. b. Dr. A. Beets.
Namens het Bestuur, S.G. de Vries, Secretaris.
De presentielijst werd geteekend door de Bestuursleden: HH. Dr. J.J. Salverda de Grave, Voorzitter, F.G. Kramp, Penningmeester, Dr. A. Kluyver, Dr. P.J. Blok, Dr. A.E.J. Holwerda, Dr. J. Verdam, Mr. J.B. Breukelman, Dr. Edw. B. Koster, Dr. S.G. de Vries, Secretaris, door den Heer L.D. Petit, Bibliothecaris, - door de Leden: de Dames C.J.M. van Gelder-van de Water, J.A. Wolters, N.M.C. Sloot, Th. Hoven, E.M.A.J. Soer, A. van der Flier en de Heeren P.A.M. Boele van Hensbroek, Dr. F. Pijper, J. Craandijk, G.F. Haspels, Joh. Winkler, F. de Stoppelaar, F. Smit Kleine, Dr. H. Blink, Mr. P.A. Tichelaar, Dr. H. Oort, Dr. H.Y. Groenewegen, Th. Morren, Dr. H. van Gelder, Dr. G.J. Boekenoogen, Dr. G. Kalff, Dr. J.W. Muller, Dr. H.C. Rogge, Mr. J.C. Overvoorde, Dr. D.C. Hesseling, Mr. J.L.A. Salverda de Grave, R.W.P. de Vries, P. van Eeghen, Dr. P.L. Muller, A.G.C. van Duyl, G.J.W. Koolemans Beijnen, Dr. J.M. Hoogvliet, Dr. M.J. de Goeje, Mr. C. Bake, V. Loosjes, Dr. S. Baart de la Faille, Dr. L.W.G. de Roo, H.M. Werner, A.A. Vorsterman van Oyen, M. Buys, W. Meijer, W.J. Leendertz, Dr. H. Brugmans, E.W. Moes, J.F. Gebhard Jr., J.J. Graaf, Mr. L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, Dr. A.G. van Hamel, Dr. J.H.C. Kern, F.H. Boogaard, F. Lapidoth, | |
[pagina 6]
| |
Dr. C.P. Burger Jr., W. Draaijer, Dr. P.J. Muller, Dr. C.J. Wijnaendts Francken, Mr. H. van der Hoeven, Dr. E.F. Kossmann en door de Buitenlandsche Leden Mejuffrouw A.G. de Leeuw en den Heer Dr. N. Mansvelt.
I. De Voorzitter opent te elf uren de Vergadering met eene toespraak (uitgegeven hierachter, Bijlage I). In aansluiting daaraan stelt de Voorzitter namens het Bestuur voor de vreugde der Vergadering over het gelukkig herstel van H.M. de Koningin langs telegrafischen weg te betuigen aan Hare Majesteit en aan Z.K.H. den Prins-Gemaal, alsook aan H.M. de Koningin-Moeder. Hiertoe wordt onder luid applaus besloten. Hierop stelt de Voorzitter namens het Bestuur voor Z.K.H. den Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg eerbiedig te verzoeken het Buitengewoon Eerelidmaatschap der Maatschappij te willen aanvaarden. Ook dit voorstel wordt onder luid applaus aangenomen. Ten slotte bericht de Voorzitter, dat het Bestuur, in de overtuiging dat alle aanwezigen pijnlijk zijn getroffen door de jongste gebeurtenissen in Zuid-Afrika, besloten heeft aan den gemeenschappelijken maaltijd na afloop der Vergadering dit jaar alle feestelijk of officiëel karakter te onthouden en dus niet als zoodanig daaraan zal deelnemen. Namens de Commissie met de zorg voor den maaltijd belast, voegt de Heer Dr. P.J. Blok hieraan nog de mededeeling toe, dat gezorgd is voor de gelegenheid tot een ongedwongen samenzijn van alle leden die hun wensch daartoe aan hem kenbaar maakten.
De volgorde der werkzaamheden wordt op voorstel des Bestuurs in zooverre gewijzigd, dat besloten wordt eerst punt III-VIII en eerst daarna II te behandelen. | |
[pagina 7]
| |
III-IV. De Secretaris leest zijn verslag voor omtrent den staat der Maatschappij en hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar; daarop wordt door den Bibliothecaris zijn verslag voorgelezen van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop. Beide verslagen worden onder dankzegging goedgekeurd. Zij zijn hierachter gedrukt (Bijlagen III en IV).
V. Namens de Commissie, belast met het nazien van de rekening en verantwoording van den Penningmeester, bestaande uit de HH. Dr. A. Beets en W. Draaijer, deelt de Heer Draaijer de voornaamste posten dier rekening (zie Bijlage V) mede en bericht dat zij geheel in orde is bevonden en onder dankzegging aan den Penningmeester is goedgekeurd; eene geringe overschrijding van het crediet uit het Fonds toegestaan, nl. van vijf gulden jaarlijks voor de bewerking der historisch-statistische kaarten, op verzoek van het Historisch Genootschap te Utrecht, geeft tot geene bedenking aanleiding. De Vergadering vereenigt zich hiermede en met de dankbetuiging door den Voorzitter gericht tot de Commissie voor hare werkzaamheid en tot den Penningmeester voor zijn nauwgezet beheer.
VI-VII. De jaarverslagen van de Commissiën voor Taal- en Letterkunde en voor Geschied- en Oudheidkunde worden door de Secretarissen de HH. Dr. G.J. Boekenoogen en Dr. F. Pijper voorgelezen. De Voorzitter bericht, onder dankzegging aan deze heeren voor hunne verslagen, dat beide in eenigszins meer uitgebreiden vorm in de ‘Handelingen’ zullen worden gedrukt (Bijlagen VI-VII). Voorts brengt de Voorzitter ter tafel een exemplaar der | |
[pagina 8]
| |
beide juist verschenen werken waarvan in het verslag der Commissie voor Taal- en Letterkunde gewag gemaakt wordt, nl. de Brieven van en aan Maria van Reigersberch, uitgegeven door Dr. H.C. Rogge en het eerste deel der herdrukken van Nederlandsche Volksboeken, Den droefliken strijt van Roncevale, uitgegeven door Dr. G.J. Boekenoogen. Hij betuigt den dank der Vergadering aan de HH. Rogge en Boekenoogen voor den dienst door hen aan de Maatschappij en aan de wetenschap bewezen.
VIII. De Heer Dr. D.C. Hesseling maakt den uitslag bekend van de stemming over de te kiezen 15 gewone en 8 buitenlandsche Leden, volgens besluit der Maandelijksche Vergadering van den 2den Mei. De Commissie voor stemopneming, waarin met den Heer Hesseling zitting hadden de HH. S.C. van Doesburgh, Dr. A. Kluyver, F.G. Kramp, F. de Stoppelaar en Dr. S.G. de Vries, heeft uit handen van den Secretaris ontvangen 180 stembiljetten, waarvan één als zijnde niet onderteekend, van onwaarde moest worden verklaard. Twee der voorgestelde candidaten voor het buitenlandsch lidmaatschap hebben een gelijk aantal stemmen op zich vereenigd. De Commissie stelt voor beiden als gekozen te beschouwen en dus 9 in plaats van 8 buitenlandsche Leden te benoemen. Nadat aldus was besloten, worden als gekozen verklaard (in alphabetische orde): | |
Gewone Leden:Dr. P.A.A. Boeser te Leiden. N.J.A.P.H. van Es te Arnhem. G.J. van der Hoeve te Zomeren. Jonkvrouw Anna van Hogendorp te 's-Gravenhage. Dr. H.T. Karsten te Amsterdam. | |
[pagina 9]
| |
Dr. W.B. Kristensen te Leiden. Dr. W. Martin te 's-Gravenhage. Mejuffrouw Top Naeff te Dordrecht. Dr. A.W. Nieuwenhuis te Deventer. Dr. H.L. Oort te Utrecht. G.P. Rouffaer te 's-Gravenhage. W. Royaards te Amsterdam. Dr. Jos. Schrijnen te Roermond. Dr. N.J. Singels te Utrecht. Dr. C.G.N. de Vooys te Assen. | |
Buitenlandsche Leden:Mr. R.G. Anthonisz te Colombo. Leop. Bizio te Venetië. Dr. H. Claeys te Gent. H. Gaidoz te Parijs. Dr. L. Goemans te Leuven. Dr. J.H. Gore te Washington. Mr. Flor. Heuvelmans te Antwerpen. A.M. Lowjagin te St. Petersburg. Dr. G. Frh. von der Ropp te Marburg. De Voorzitter betuigt aan de Commissie voor stemopneming dank voor hare werkzaamheid en schorst hierop voor ongeveer een uur de Vergadering.
Na heropening der Vergadering wordt het woord verleend aan den Heer Prof. Dr. A.G. van Hamel voor zijne aangekondigde voordracht over ‘Navolgingen en vertalingen van Victor Hugo in Nederland’. Na deze voordracht wordt gelegenheid gegeven tot gedachtenwisseling, waarvan echter geen gebruik wordt gemaakt behalve door den Voorzitter die in herinnering brengt, dat de Spreker, blijkbaar uit bescheidenheid, verzuimd | |
[pagina 10]
| |
had onder degenen die uit Nederland Victor Hugo bezochten en hunne indrukken over hun bezoek bekend maakten, ook zichzelf te noemen en zijn aardig opstel Bij drie ‘meesters’, uitgegeven in de tweede serie van zijn werk Het letterkundig leven van FrankrijkGa naar voetnoot1. Hierop betuigt de Voorzitter onder luid applaus der Vergadering den Spreker hartelijken dank voor zijne voordracht en verzoekt hem die ter uitgave in de ‘Handelingen’ af te staan. De Heer Van Hamel verklaart zich hiertoe bereid (zie Bijlage II) en verzoekt de aanwezigen hem zoo mogelijk nog eenige aanvulling aan de hand te doen voor de bibliographische opgave die hij aan zijne voordracht wenscht toe te voegen.
IX. Van de hierop aan de orde gestelde voorstellen van de Maandelijksche Vergadering om uit de renten van het Fonds te verleenen: a) eene som van 230 gulden jaarlijks, voor ten hoogste vijf jaren, aan de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde, voor het doen bewerken eener lijst der in verzamelwerken, tijdschriften enz. gedrukte brieven van en aan Nederlanders; wordt het onder a) genoemde namens de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde toegelicht en aanbevolen door den Heer Dr. P.J. Blok. Het samenstellen eener dergelijke lijst van in allerlei verzamelwerken enz. uitgegeven en aldaar dikwijls verscholen brieven is een oud plan | |
[pagina 11]
| |
dier Commissie, waarvoor in vroeger tijd vooral door de HH. Du Rieu, Rogge en De Wal reeds vrij veel verzameld is. Na het overlijden van den Heer Du Rieu is evenwel gebleken, dat het werk niet op dezelfde wijze kon worden voortgezet door verschillende personen die niet altijd volgens hetzelfde systeem met en voor elkander konden verzamelen. Noodig leek één bewerker die in overleg met de Commissie alléén den arbeid zou verrichten. Zulk een persoon vond de Commissie thans in den Heer Dr. P.C. Molhuysen die bereid is de verzameling tot stand te brengen voor het voorgestelde bedrag in ten hoogste vijf jaren, of zoo die termijn moest worden overschreden, verder buiten bezwaar van de kas der Maatschappij. De Heer Dr. H.C. Rogge betuigt zijne groote ingenomenheid met de onderneming. Vooral belangrijk lijkt hem eene lijst dier brieven die in allerlei werken waar men die niet zou zoeken, verscholen zijn. Hij verzoekt dus de aanwezigen daarop eventueel den Heer Molhuysen opmerkzaam te maken. Naar aanleiding van eene vraag van den Heer Dr. H. Brugmans deelt de Voorzitter mede, dat het, althans voorloopig, niet in de bedoeling ligt de verzameling in druk uit te geven. Zij zal in de Bibliotheek der Maatschappij worden bewaard en aldaar voor elkeen te raadplegen zijn. Nadat de Voorzitter daarop nog had toegezegd, dat het Bestuur zal overwegen, hoe de belangstelling der Leden, volgens het denkbeeld van den Heer Rogge, in deze zaak kan worden opgewekt of versterkt, wordt het voorstel met algemeene stemmen aangenomen. De voorstellen genoemd onder b) en c) worden geacht voldoende te zijn toegelicht in het ter kennis der Vergadering gebrachte jaarverslag van de Commissie voor | |
[pagina 12]
| |
Taal- en Letterkunde en worden zonder stemming aangenomen. Het laatste voorstel d) wordt eveneens aangenomen, nadat de Heer Dr. J. Verdam in aansluiting aan het gesprokene in de vorige Jaarvergadering (Handelingen 1900-1901, blz. 10) bericht had, dat de Heer Dr. C.G.N. de Vooys tijdens de bewerking van het Katwijksche handschrift dat in het eerste deel der Marialegenden wordt uitgegeven, nog zeer veel in verschillende boekverzamelingen vond, van veel belang voor het onderwerp zelf en voor de studie van het Middelnederlandsch proza.
X-XI. Bij de verkiezingen van een nieuw Bestuurslid en van een Bibliothecaris worden met groote meerderheid van stemmen gekozen tot Bestuurslid de Heer Dr. G.J. Boekenoogen, herkozen als Bibliothecaris de Heer L.D. Petit. Beiden ter vergadering aanwezig, verklaren zich bereid de benoeming te aanvaarden. De Voorzitter richt hierop eenige woorden van hartelijken dank tot den aftredenden Heer Dr. J. Verdam voor de vele en gewichtige diensten door hem als Bestuurslid en Voorzitter aan de Maatschappij bewezen. De Vergadering betuigt hare instemming met deze woorden.
Bij de rondvraag betuigt de Heer P.A.M. Boele van Hensbroek zijnen dank aan den Voorzitter voor zijne Toespraak ter opening der Vergadering gehouden en verzoekt hem deze ter uitgave in de Handelingen af te staan. Nadat de aanwezigen door applaus getoond hadden zich hiermede te vereenigen, geeft de Voorzitter de gevraagde toestemming. Voorts maakt de Heer Dr. H. Blink opmerkzaam op | |
[pagina 13]
| |
een juist verschenen werk van Prof. Dr. N. Mansvelt ‘Het onderwijs in Zuid-Afrika, vooral met betrekking tot de Nederlandsche taal. Uitgegeven ten voordeele van de onderwijzers in de verstrooiing’ en wekt de aanwezigen op het lofwaardige doel van den schrijver door inteekening op het belangrijke geschrift zooveel mogelijk te steunen. Nadat ten slotte nog de Heer J. Craandijk onder applaus der aanwezigen den Voorzitter dank had gebracht voor zijne leiding der Vergadering, wordt deze door den Voorzitter gesloten. |