Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1898
(1898)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Mededeelingen. | |
[pagina 3]
| |
De Leidsche hoogeschool in 1774 bezocht door aanzienlijke Russen.Op den 3en April van 't vorige jaar, den jaardag der geboorte van Graaf Nikolaas Rumjantsof, den stichter van 't Museum Rumjantsof te Moskau, werd in de leeszaal van het Museum eene plechtige zitting gehouden, in tegenwoordigheid van den Grootvorst Sergius Alexandrowitsj, diens Gemalin Elisabeth Feodorowna met hun gevolg, en de keur der Moskausche officieele en geleerde wereld. Bij die feestelijke gelegenheid werd, na de openingsrede van den Directeur des Museums Wenjewitinof, eene voordracht gehouden door den Conservator Dolgof, getiteld: ‘Aan de nagedachtenis van Graaf N.P. Rumjantsof’; eene voordracht die ook hier te lande de aandacht getrokken heeft, omdat daarin eenige wetenswaardige bijzonderheden vermeld zijn aangaande het verblijf der gebroeders Rumjantsof te Leiden in 1774. In de veronderstelling dat de leden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde belang zullen stellen in hetgeen over Leiden en de Hoogeschool gedurende het verblijf der Rumjantsofs door den redenaar voor een Russisch publiek gezegd werd, laat ik eene vertaling volgen van het gedeelte der voordracht dat op bedoeld onderwerp betrekking heeft. ‘Graaf Nikolaas Petrowitsj, zoon van den vermaarden legerbevelhebber Pieter Alexandrowitsj Rumjantsof-Zadu- | |
[pagina 4]
| |
naiskij, werd geboren den 3en April van het jaar 1754. Over de eerste opvoeding van den Graaf is slechts eene zeer korte notitie bewaard gebleven in de gedenkschriften van zijnen broeder Sergius AlexandrowitsjGa naar voetnoot1; ze geschiedde, hoofdzakelijk, onder de leiding van de ‘toenmalige Fransche leermeesters’. Maar de voornaamste opvoedster gedurende dat levenstijdperk van Nikolaas Petrowitsj was zonder twijfel zijne moeder, Gravin Katharina Michailowna, geboren Vorstin Galitzyna. Niet zeer gelukkig in het huiselijk leven, was zij, te oordeelen naar hare brieven aan haar man, het toonbeeld van eene liefhebbende gade en moeder; bijna geheel veronachtzaamd door haren echtgenoot, boezemde zij haar zonen een gevoel van diepe vereering voor hun vader in, bewaarde zelve de achting voor haren man niettegenstaande hij haar geen liefde toonde, en voedde den humanen, beschaafden lateren kanselier op. In 1771 kwamen beide broeders met hun moeder te Petersburg en werden zij aan het hof voorgesteld. De verdiensten des vaders en hun eigen talenten openden voor de jonge lieden weldra den toegang tot den intiemen kring der Keizerin: uit de jongelingschap, lezen we in gemelde Gedenkschriften, werden ‘enkel de twee Graven Rumjantsof’ op de Hermitage op de bekende literaire gezelschappen uitgenoodigd. Hier maakten zij kennis met den Baron Grimm, die op zich nam hen naar Holland te begeleiden, opdat zij daar de Leidsche Universiteit zouden bezoeken. Eer dat men in 't buitenland eene plaats voor de hoogere vorming der jonge Graven koos, deed men navraag bij een aanzienlijken jongen Rus, die niet lang te voren zich met hetzelfde doel naar Leiden begeven had. Vorst | |
[pagina 5]
| |
Alexander Borisowitsj Kurakin, een neef der gebroeders Rumjantsof, beschreef, in antwoord op de hem gedane vraag, Leiden, het universiteitsleven en zijn huiselijken omgang aldaar zoo uitvoerig, prees zoozeer de hoogleeraren en zijn eigen studiën, dat het zonder twijfel invloed heeft gehad op de beslissing om de Graven Rumjantsof naar Leiden te zenden. Het verslag van Kurakin treedt daarbij in zooveel bijzonderheden, dat het ons volledig alle omstandigheden schildert van 't huiselijk leven en alle wetenschappelijke hulpmiddelen en krachten, welke de Rumjantsofs in die stad vonden. Het is van belang op eenige bijzonderheden van Kurakin's verslag de aandacht te vestigen. Volgens hem vindt de vreemdeling die te Leiden komt aldaar drie of vier logementen van de beste soort, om er den intrek te nemen, doch Kurakin raadt den Rumjantsofs aan, liever een afzonderlijk huis te huren en recommandeert hetzelfde huis waar hij woonde tegelijk met den Heer Saldern en Graaf Sjeremetef. Dit was het logement ‘Hof van Holland’; het stond op de Breestraat, de levendigste en schoonste straat van Leiden. Kurakin en zijne makkers hadden het geheele huis gehuurd voor 1200 gulden per jaar, onder voorwaarde, dat de huisheer gedurende den tijd van hun verblijf zijn bezigheden niet zou staken, d.i. op het huis toezicht zou houden, enz. Dit huis was een hoekhuis en beide deelen er van werden verbonden door een corridor; het eene had Saldern ingenomen, het andere Sjeremetef en Kurakin. Kurakin raadt den Rumjantsofs aan, zijn gedeelte te betrekken: daar zijn vier groote kamers, zegt hij, twee op elke verdieping, en drie kamers voor het dienstpersoneel. De geslachtsnaam van den huisbaas was Nagelsvoort. Kurakin prijst den huisbaas zeer. ‘Gedurende de 15 maanden, dat wij bij hem ge- | |
[pagina 6]
| |
woond hebben, heeft hij ons geen enkele reden tot ontevredenheid gegeven, integendeel, in elk opzicht heeft hij zich beijverd in alles onzen wensch te voorkomen. Om hem in zulke goede voornemens te stijven, is er maar één ding noodig, namelijk - uiterst stipt te wezen in de afrekening, en wij hebben hem stipt in den loop der maand betaald alles, wat wij hem voor de huur en de tafel verschuldigd waren.’ De tafel was over 't algemeen goed en niet duur. Voor gewone dagen 1 1/2 gulden per persoon voor 't middagmaal en 1 gulden voor 't avondeten; zooals van zelf spreekt, zonder wijn. Wanneer er gasten waren, dan was eene verhooging van 1/2 gulden ten volle voldoende, om de schotels keuriger te maken en het aantal er van te vermeerderen; gewoonlijk werden er 6 bij het middagmaal en 4 bij 't avondeten opgediend. Wijn en bier moest men zelf koopen. Maar bij den inkoop van den wijn, alsook van andere provisie, werd een aanzienlijke prijsvermindering toegestaan aan wie tot het personeel der Hoogeschool behoorde. Daarom raadt Kurakin de Rumjantsofs zich terstond naar den rector (ad rectorem magnificum) te begeven en zich te laten inschrijven als student. Wel is waar ging deze opneming in de studentencorporatie gepaard met onkosten (6 dukaten aan den rector en 2 aan den pedel), maar daarvoor genoten de studenten rabat tegen de accijnsen op producten en noodzakelijke voorwerpen, en andere voorrechten, bijvoorbeeld, zij waren slechts aan het akademisch gerecht voor een bepaald soort van overtreding, en niet aan het algemeene gerecht onderworpen. Evenzoo uitvoerig en belangrijk was het verslag van Kurakin over de akademische verordeningen in Leiden, over de professoren en hun werkzaamheden bij de studenten. | |
[pagina 7]
| |
In alle GermaanscheGa naar voetnoot1 universiteiten, vertelt Kurakin geven de professoren algemeene en private cursussen. De publieke colleges zijn die welke de professor ambtshalve geeft. Alle studenten, die hen wenschen te hooren, worden daar toegelaten tegen een zeer matige betaling. Te Leiden, bijvoorbeeld, werd voor elken cursus van begin tot einde 6 dukaten betaald. De colleges worden in het Latijn gegeven. Collegia privata en privatissima verschaffen een buitengewone inkomst aan de professoren, en daarom besteden de professoren daaraan grooter zorg en toonen zij daar grooter geleerdheid. Maar het bezoeken er van is duur. In Leiden kostte een privaat-college gewoonlijk 100 dukaten, en indien de professor bijzonderen ijver toonde en de hoorders hem daarvoor hun dankbaarheid wilden betoonen, dan plachten zij hem boven en behalve betaling nog een geschenk te geven. Daarvoor genoot de hoorder op de privata zekere voorrechten: behalve dat de cursussen beter waren, werden ze gegeven in de taal die den hoorder beter bekend was; de professor vergunde hem vragen op te geven en tegenspraak te opperen; zoodoende ontsponnen zich disputen, wier onderwerp met algemeen goedvinden gekozen en gemeenschappelijk onderzocht werd. Daarom dringt Kurakin er bijzonder op aan, dat de Rumjantsofs privata zouden hooren. Ziehier het personeel der professoren en leeraren van Kurakin, blijkbaar later ook van de Rumjantsofs. Mijnheer de Vaas, leeraar in de wiskunde. Hij kostte mij volgens accoord 260 gulden, deelt Kurakin mede. Mijnheer Kerroux was mijn leermeester in het Latijn en het Fransch. Ik recommandeer hem aan mijn neven, | |
[pagina 8]
| |
als iemand die zijn verplichtingen zeer stipt nakomt en zeer kundig is in de fraaie letteren. Hij neemt 2 dukaten maandelijks. Mijnheer Colici, lector der Italiaansche taal, is zeer talentvol; hij heeft ook veel kennis van de muziek, geeft les op het klavier; zijn prijs is ook 2 dukaten maandelijks. Vooral roemt Kurakin den professor Pestel, bij wien in 't vervolg ook de Rumjantsofs college hielden. Hij doceerde natuurrecht en had een grooten invloed op zijne hoorders. Zonder twijfel hebben de humane zienswijzen van Pestel, die hij in zijne lessen verkondigde, in de ziel van Nikolaas Rumjantsof wortel geschoten. Pestel behandelde in zijne lessen zulke ruime vraagpunten, dat reeds de opsomming er van voldoende is om zijn humanen aard te kenschetsen en zijnen invloed op zijn hoorders te verklaren. Ziehier, bijvoorbeeld, eenige van zulke vraagpunten: I. Op welke wijze kunnen de menschen gelukkig leven, ondanks hun afhankelijkheid van verschillende, niet van hun wil afhankelijke oorzaken, hetzij ze zullen leven in eenzaamheid of te midden der wereldsche maatschappij welke de natuur gevormd heeft om ieder de mogelijkheid te verschaffen zich in grooter geluk te verheugen door elkander in wederzijdschen nood te helpen? II. Hoedanig zijn de rechten en verplichtingen ten opzichte van anderen bij de verschillende volken? III. Wat voor wetten behoort men voor te schrijven, om een volk gelukkig te maken en de betrekkingen der burgers niet slechts tot elkander, maar ook tot vreemden te regelen, enz. In 't algemeen maakt Pestel, te oordeelen naar den inhoud zijner lessen en naar zijne brieven aan Kurakin den indruk van een overtuigd, zeer humaan, ruim ont- | |
[pagina 9]
| |
wikkeld man. Terwijl Kurakin hem aan de Rumjantsofs aanbeveelt, schrijft hij: ‘Zijn verstand, eerlijkheid en ijver in betrekking tot degenen die hem hun aangelegenheden toevertrouwen, zijn algemeen erkend en bewezen. Zijne kundigheden zijn uitgebreid en grondig, zijn reputatie is schitterend, zijn hart gevoelig in de hoogste mate en hij is vatbaar voor de oprechtste vriendschap.’ Zonder twijfel heeft zulk een professor een diepen en weldadigen invloed uitgeoefend op de ontvankelijke en weeke natuur van Nikolaas Petrowitsj Rumjantsof. In het jaar 1774 volgden de Rumjantsofs aan de Leidsche Hoogeschool de lessen over staatswetenschappen (recht en geschiedenis) en in 't volgende jaar begaven zij zich met Grimm op reis naar Zwitserland en Italië.’ H. Kern. |