Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1892

[p. 84]

Bijlage IV.

Verslag van den Penningmeester, den Heer D. Hartevelt.

‘Telken jare omtrent December openen enkele dagbladschrijvers het littéraire mausoleum onzer levensberichten van afgestorven leden, waarmede zij aan niet weinig Nederlanders voor het eerst bekend maken, dat er een Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde bestaat’. Dit is een vlinder van Piet Vluchtig, uitgevlogen onder de vleugels van het Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 3 Januari 1892.

Die vlinder fladdert vluchtig voort rondom dat mausoleum en overdonst met het poeder van goud en lazuur der dichterlijke vereering de zielen der verheerlijkten, en geeft daarmee getuigenis van Piet Vluchtig's ingenomenheid met - en dankbaarheid voor de levensberichten onzer afgestorvenen, in den bundel van 1891, al gaan ze niet (zooals hij ten onrechte beweert) buiten de grenzen der wereld onzer Maatschappij.

Ieder lid eener Maatschappij gevoelt zich gevleid en vereerd, wanneer het blijkt dat hare handelingen sympathie verwekken, zooveel te meer de bestuursleden aan wier beleid de handelingen geheel of ten deele ter uitvoering of ter bewaking zijn toevertrouwd. Hun, voor zulke liefelijke indrukken, ontvankelijk gemoed, wordt daarentegen

[p. 85]

smartelijk aangedaan door kastijding aan de leden der Maatschappij in 't algemeen toegedeeld, over benoemingen die niet in ieders smaak vallen, of die zelfs met een afwijzing van de eer worden begroet. Het valt niet te ontkennen dat dit wel eens gebeurde, en wat nog erger is, niemand durft zweren dat het nooit meer zal gebeuren. Als verzachtende omstandigheid mag misschien in aanmerking komen, dat alle Maatschappijen, wier bloei, of liever, wier bestaan afhangt van het aantal contribueerende leden, noodwendig in de verzoeking geleid worden om sommige voorzorgen te veronachtzamen, nu de uit noodzakelijkheid geboren gewoonte schijnt te eischen, dat ieder jaar uit omtrent 80 geroepenen 20 worden uitverkoren. Met uitzondering van omtrent ƒ 71 aan renten van legaten heeft de Maatschappij der Nederl. Letterkunde geen inkomsten dan de jaarlijksche bijdragen. De opbrengst door verkoop van den Catalogus is eerder als een langzame en altijd ongenoegzame restitutie te beschouwen van de duizenden aan dat werk uitgegeven, die opbrengst is te gering om zelfs maar één pct. 's jaars te geven van het kapitaal in dat werk vastgelegd. Of er om die jaarlijksche bijdragen op het cijfer van omtrent ƒ 3400 te houden, bij de verkiezingen een zacht geweld wordt gedaan aan de waardigheid van het wezen der Nederlandsche letterkunde, is zeker wel een uiterst gewichtige vraag, maar den penningmeester voegt het daarbij koelbloedig te blijven.

Inmiddels kunnen wij met onze rekening gerust voor den dag komen. De staart van de oude is het hoofd van de nieuwe, een batig saldo in kas van ƒ 449,62. Van de inkomsten is niets bijzonders te vertellen. Zij bedroegen in totaal ƒ 3817,84, waarvan aan contributiën ƒ 3342 en wel:

[p. 86]

Ontvangen binnen Leiden van	73 Leden ƒ 458.
Ontvangen elders in Nederland	454 Leden ƒ 2774.
Ontvangen van Buitenl. Leden	5 Leden ƒ 30.
Ontvangen Leden in Ned.-Indië	9 Leden ƒ 80.
	----
	543 Leden ƒ 3342.

Dat de teleurgestelde verwachtingen der Vereeniging van Letterkundigen, ƒ 800 in de kas onzer Maatschappij deden vloeien, is uit het verslag van onzen Secretaris reeds bekend. Zij zijn ons met een bepaalde bestemming geschonken, eigenlijk in beheer of juister in bewaar gegeven. Aan den HGel. Heer Prof. Dr. J. ten Brink is daarbij het recht van advizeeren voorbehouden; reeds is door Z.H.Gel. over ƒ 570.- beschikt ten behoeve onzer Bibliotheek, zoodat weldra die ƒ800.- zullen zijn als wolkjes van gedroom, die vervlogen, om misschien te worden nagewolkt door nieuwe wolkjes, als er weder eens letterkundige Vereenigingen liquideeren.

Wel is dit jaar voor het stillen van den boekenhonger der Bibliotheek niet zooveel geld uitgegeven als verleden jaar. Toen werd er voor ruim ƒ 2800.- gefourrageerd, dit jaar slechts om en bij de ƒ 1500.- i.e. ƒ 900.- uit de gewone rekening en ƒ570.- uit het Dr. ten Brink-fonds.

Het Legaat Vollenhoven is nu ten volle belegd, en brengt even als het legaat Verbrugge voortaan, zoolang de Staat der Nederlanden betaalt, ƒ32,66 's jaars op.

Het onaantastbare Fonds der Maatschappij bedraagt thans ƒ 14000 nominaal 2 1/2% Inschrijving Grootboek Nationale Schuld. In Mei 1891 en in April van dit jaar is betaald voor het glossarium Stallaert, iederen keer ƒ200.- In 1889 was daarvoor reeds uitgegeven ƒ 150.- alzoo te zamen ƒ 550.-

Tot slot mijner mededeelingen volgt hier opgave van de Saldo's der diverse rekeningen.

[p. 87]

Saldo der Algemeene Rekening	ƒ 295.20
Saldo Fonds Vereeniging van Letterkundigen in liquidatie	ƒ 231.45
Saldo uit het Onaantastb. Fonds. Voor aankoop fondsen ƒ 63.33
Saldo uit het Onaantastb. Fonds. Vlottend Kapitaal ƒ 1514.98	ƒ 1578.31
	----
Totaal	ƒ 2104.96

Van deze gezamenlijke Saldo's is een som van ƒ 1800.- belegd in beleening-Prolongatie bij de Leidsche Bank.

[p. 88]

Rekening Dienstjaar 1891-1892.

Ontvangsten.
Saldo vorige Rekening		ƒ 449,62
Renten 6 Aand. Geb. Nut van 't Alg	ƒ 18,-
Renten Legaat Buma	ƒ 5,94
Renten Legaat Verbrugge	ƒ 32,66
Renten Legaat Vollenhoven	ƒ 29,70
Renten Prolongatie rekening	ƒ 47,54	ƒ 133,84
	----
Contributiën		ƒ 3342,-
Catalogus		ƒ 180,-
Maaltijd		ƒ 162,-
		----
		ƒ 4267,46

		Uitgaven
Drukwerk		ƒ 1233,92
Subsidiën Hist. Commissie	ƒ 25,-
Subsidiën Wetens. Centr. Verz. bureau	ƒ 35,-	ƒ 60,-
	----
Boekerij, Aankoop	ƒ 794,06
Boekerij, Bindwerk	ƒ 66,05
Boekerij, Assurantie	ƒ 28,13	ƒ 888,24^5
	----
Locaalhuur, verlichting, vuur		ƒ 118,50
Vergaderkosten		ƒ 79,95
Maaltijd		ƒ 434,70
Salarissen		ƒ 700,20
Algemeene onkosten		ƒ 195,09
Schrijfloonen		ƒ 67,06
Aankoop Fonds Vollenhoven		ƒ 94,59
Buitengew. Uitgaven Secretariaat		ƒ 100,-
Saldo in kas		ƒ 295,20
		----
		ƒ 4267,46

Aldus opgemaakt door den Penningmeester, Leiden, April 1892. D. Hartevelt.

Gezien en goedgekeurd door de Gecommitteerden den 5^den Mei 1892. H. van der Hoeven. S.G. de Vries.

Gezien en goedgekeurd door het Bestuur in de Vergadering van 3 Mei 1892. J.G.R. Acquoy. S.J. Fockema Andreae.