Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1891
(1891)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHandelingen. | |
[pagina 5]
| |
Verslag van de 124ste jaarlijksche vergadering, gehouden te Leiden op den 18den Juni 1891.De Beschrijvingsbrief luidde aldus:M.
Bij dezen heb ik de eer, U uit te noodigen tot het bijwonen der Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, die gehouden zal worden op Donderdag, 18 Juni, des voormiddags te elf uren, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, op de Steenschuur alhier. Na de opening der Vergadering door den Voorzitter, Prof. Mr. S.J. Fockema Andreae, zullen de volgende punten behandeld worden: | |
[pagina 6]
| |
I.
Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar.
II.
Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop.
III.
Overlegging van de Rekening en Verantwoording van den Penningmeester.
IV.
Mededeeling van het Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
V.
Mededeeling van den uitslag der stemming over de te benoemen binnenlandsche en buitenlandsche Leden. Het besluit, omtrent deze stemming in de Algemeene Vergadering van 1881 genomen en in 1882 gewijzigd, luidt aldus: | |
[pagina 7]
| |
VI.
Mededeeling omtrent het gebruik van de beschikbare renten van het Fonds.
VII.
Het kiezen van een Lid des Bestuurs, in de plaats van den in October e.k. aftredenden Bestuurder Prof. Dr. C.P. Tiele. Het door de maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren:
Prof. Dr. P.J. Cosijn en Dr. J.J. Hartman.
Namens het Bestuur, W.P. Wolters, Secretaris. | |
[pagina 8]
| |
De presentielijst wordt geteekend door de Bestuursleden: Mr. S.J. Fockema Andreae, Voorzitter; Dr. J.G.R. Acquoy; Dr. W. Pleyte; Dr. A. Kluyver; D. Hartevelt, Penningmeester. Verder door de Leden: J. Tideman; B.G. De Vries van Heyst; Dr. F. Pijper; M. Buys; Dr. H.G. Hagen; Dr. C.J. Van Ketwich; J.F. Gebhard Jr.; D.C. Meyer Jr.; Jhr. Mr. T.H.F. Van Riemsdijk; Mr. J.P.N. Ermerins; Mr. J.A. Feith; Mr. J.E. Heeres; Mr. A.C. Bondam; Mr. Ch. A. Dozy; Th. M. Roest; James de Fremery; Dr. A. Beets; S.C. Van Doesburgh; M. Nijhoff; Mr. M.G.L. Van Loghem; A.N.J. Fabius; Mr. A. Telting; J.H. Hingman; Mr. S. Gratama; Mr. N. de Roever; E. Seipgens; Mr. L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck; W.C. Capel; Jhr. Mr. J.K.W. Quarles van Ufford; Mr. T.H. Der Kinderen; Dr. J. Ten Brink; P.A.M. Boele van Hensbroek; Dr. J. Dyserinck; L.D. Petit; R.W.P. De Vries; Dr. R.S.T. Modderman; A.L.H. Ising; C.A.L. Van Troostenburg de Bruyn; J.H. Krelage; A. Loosjes; Dr. J.W. Muller; J. Winkler; F.S. Van de Pavord Smits; Mr. C. Bake; Dr. J.D. Frenay; J.A. De Rijk; V. Loosjes; Dr. S. Baart de la Faille; J.J. Van Kerkwijk; Jhr. Mr. J. Roëll; Mr. W. Van der Kaay; J.F.W. Conrad; F. De Bas; H.M. Werner; A.A. Vorsterman van Oyen; C.M. De Jong van Rodenburgh; L. Mulder; J.H. Meijer; Mr. D. Van Eck; Dr. J.J. Prins; Dr. B.T. Matthes; Dr. G.J. Dozy; Dr. A.T. Van Aken; F. De Stoppelaar; Dr. W.C. Van Manen; A.P.M. Van Oordt; Dr. M.A. Gooszen; A. Sassen; Dr. C.P. Burger Jr.; P.C.J. Meys; Dr. W.N. Du Rieu.
| |
[pagina 9]
| |
De Voorzitter opent te kwart over elven de vergadering. Hij wijdt eenige woorden aan de nagedachtenis van den Beschermheer der Maatschappij, wijlen Z.M. Willem III, en wekt de Leden op tot trouw aan de Koningin. Daarna houdt hij eene rede, welke hierachter als Bijlage I is afgedrukt. Op uitnoodiging van den Heer J. Tideman verklaart de Voorzitter zich onder toejuiching der Vergadering bereid, zijne toespraak af te staan voor de Handelingen.
Daar de Secretaris-Bibliothecaris, de Heer W.P. Wolters, door ongesteldheid verhinderd is de Vergadering bij te wonen, worden zijne beide Verslagen voorgelezen door het jongste bestuurslid Dr. A. Kluyver, die volgens art. 32 der Wet hem als Secretaris vervangt (zie de Bijlagen II en III). Naar aanleiding hiervan deelt de heer Ten Brink mede, dat de uitgave van Huygens door Dr. Worp wellicht zal kunnen doorgaan, doordat eene vereeniging van letterkundigen, die ontbonden wordt, waarschijnlijk ƒ 500 of ƒ 600 aan de Maatschappij zal aanbieden, op voorwaarde dat met deze som de uitgave zal worden ondersteund.
De Heer Roest brengt verslag uit namens de Commissie tot het nazien van de rekening van den Penningmeester, die in orde is bevonden en onder dankzegging is goedgekeurd.
De Heer Mr. Ch. M. Dozy brengt verslag uit namens de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde bij de Maatschappij (zie Bijlage IV).
De Heer Hartevelt geeft daarna een overzicht van den staat der geldmiddelen (zie Bijlage V). | |
[pagina 10]
| |
Al deze verslagen worden voor kennisgeving aangenomen, onder dankzegging aan de heeren die ze hebben uitgebracht.
De Voorzitter geeft daarop het woord aan den heer Lamberts Hurrelbrinck, rapporteur der Commissie van stemopneming. Deze Commissie heeft bestaan uit de heeren: Dr. A. Beets, S.C. Van Doesburgh, Mr. H.L. Drucker, Mr. L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, Dr. D. De Loos en Dr. A. Kluyver. Volgens het rapport waren er 229 geldige stembriefjes ingekomen; volgens het besluit der Vergadering van Mei moesten 25 binnenlandsche en 5 buitenlandsche leden worden benoemd. De uitslag der stemming is deze, dat gekozen zijn tot
Binnenlandsche Leden:
Dr. P.H. Ritter, te Amsterdam. Mr. W.J. Van Welderen Baron Rengers, te 's-Gravenhage. Mr. R. Fruin Th. Az., te Utrecht. Dr. G. Heymans, te Groningen. Dr. C.C. Uhlenbeck, te Leiden. Dr. F.A. Stoett, te Amsterdam. Dr. G.M. Slothouwer, te Rotterdam. Dr. W. Caland, te Breda. C.H. Den Hertog, te Amsterdam. Jhr. Mr. W.F. Rochussen, te 's-Gravenhage. Dr. A.W.C. Berns, te Amsterdam. J.H. Groenewegen, te Amsterdam. Mr. C.A. Marchant, te Leiden. P.H. Van der Kemp, te Batavia. P. Van Eeghen, te Amsterdam. W.P. Groeneveldt, te Batavia. Dr. C.H. Van Rhijn, te Groningen. Mr. A.J. Andreae, te Kollum. | |
[pagina 11]
| |
Mr. W.A. Reiger, te Groningen. Mr. G.H. Betz, te 's-Gravenhage. Mr. R.E. Hattink, te Almelo. F. Netscher, te Rotterdam. J.A. Tours, te Amsterdam. Dr. H. IJ. Groenewegen, te Dokkum. J.C.A. Hezenmans, te 's-Hertogenbosch.
Buitenlandsche Leden:
J. Vercoullie, te Gent. F. Lapidoth, te Parijs. Henri Stein, te Parijs. Mr. J. Ermerins, te Parijs. F.W. Cuno, te Eddigehausen (Hannover).
De Voorzitter betuigt aan de Commissie dank voor de genomen moeite, en bericht daarna dat de leden na afloop der Vergadering in de gelegenheid zullen zijn eene tentoonstelling te bezichtigen, bijeengebracht door den Heer Dyserinck, en bestaande uit afbeeldingen van de Nachtwacht en den Schuttersmaaltijd; hij brengt hulde aan den Heer Dyserinck, die zijne medeleden daardoor ten zeerste aan zich verplicht heeft. Verder bericht de Voorzitter, dat de boeken, aangekocht voor rekening van het door den Heer De Fremery geschonken fonds, thans behoorlijk zijn geordend; de Leden worden uitgenoodigd ze in het gebouw der Bibliotheek te gaan zien. Hierna wordt de vergadering voor een halfuur geschorst.
Na de pauze bericht de Voorzitter, dat de renten van het Fonds alsnog beschikbaar blijven voor de uitgave van het Glossarium van den Heer Stallaert. De Vergadering gaat vervolgens over tot het kiezen | |
[pagina 12]
| |
van een nieuw Bestuurslid (zie punt VII van den beschrijvingsbrief). Met groote meerderheid wordt benoemd Dr. P.J. Cosijn, die niet tegenwoordig is en van zijne benoeming bericht zal ontvangenGa naar voetnoot1.
Bij de rondvraag wordt door den Heer Quarles van Ufford de wensch uitgesproken, dat door de zorgen der Maatschappij het levensbericht van wijlen Mr. A.J. Duymaer van Twist, door Mr. Van der Lith, ook afzonderlijk zal worden verkrijgbaar gesteld, opdat het in ruimeren kring bekend moge worden, en men gelegenheid zal hebben de beschouwingen van den Heer Van der Lith te vergelijken met hetgeen over Duymaer van Twist gezegd wordt door het nieuw benoemde lid Mr. W.J. Van Welderen baron Rengers, in zijne ‘Schets eener parlementaire geschiedenis van Nederland’. De Voorzitter antwoordt dat het Bestuur deze zaak gaarne zal overwegen.
De Heer J.F.W. Conrad biedt een boekgeschenk aan voor de Bibliotheek, dat onder dankzegging in ontvangst wordt genomen.
De Heer Boele van Hensbroek komt terug op de Huygens-uitgave, en geeft aan het Bestuur in overweging de zaak, die zeer wankel schijnt te staan, met een crediet te steunen. Hij meent dat, wanneer alvast een deel is verschenen, het werk zijne koopers wel zal vinden. De Heer Acquoy vindt hierin aanleiding om een warm pleidooi ten gunste van die uitgaaf te houden. Uit een brief is hem gebleken, dat er nog veertig inteekenaren noodig zijn, en dat, bij gebrek daaraan, de uitgave niet zal plaats hebben. Hij acht de zaak echter niet verloren, | |
[pagina 13]
| |
als de leden onzer Maatschappij, die nog niet mochten hebben ingeteekend, haar alsnog door inteekening willen steunen. Daartoe doet hij een beroep op de aanwezigen. Maar vooral heeft hij het oog op de uitgevers in hun midden. Reeds heeft de Heer Boele van Hensbroek zijne liefde voor deze uitgave doen blijken; hij doe het in nog hoogere mate, als lid van de Firma waartoe hij behoort. De Heer Boele van Hensbroek zegt dat hij, alles wel overwogen, geen bezwaar heeft de uitgave van Huygens door Dr. Worp op zich te nemen. De Heer Fabius doet het voorstel deze uitgave met een subsidie van ten hoogste ƒ 200 - te ondersteunen. Dit voorstel wordt echter niet door drie vierden der aanwezige leden voor dringend verklaard, en kan dus niet in behandeling komen. Inmiddels heeft reeds de Heer Nijhoff te kennen gegeven, dat hij geen subsidie begeert.
De Heer Dyserinck deelt mede, dat hij het goede voorbeeld, in 1889 door den Heer Acquoy gegeven, heeft willen volgen door het ontwerpen van eene tentoonstelling, die de Leden na afloop der vergadering zullen kunnen bezichtigen. Zij bestaat uit ongeveer zestig reproducties van De Nachtwacht en De Schuttersmaaltijd. Zoowel de photographieën van den Heer Ed. Radermacher naar de teekening van Jacob Cats (1779), als de zeldzame steendrukplaat van den Rotterdamschen kunstenaar B. Th. Van Loo, zoowel de gravure van Patas als de photographie naar de teekening van Couwenberg zijn hier aanwezig; ook de beide groote gravures van den Leidschen stadgenoot, den graveur Kaiser, enz. Wat aan deze tentoonstelling het grootste belang bijzet is de aanwezigheid der oorspronkelijke teekening naar ‘het uittrekkend korperaal- | |
[pagina 14]
| |
schap van Banning Cocq’ 1642, in het album van den Heer Van Purmerland en Ilpendam zelven. De familie De Graeff uit 's-Gravenhage, door erflating eigenares van dit kostbaar gedenkstuk, is zoo vriendelijk geweest, uit belangstelling in de Maatschappij, het album voor dezen dag ter bezichtiging af te staan.
De Heer Ising herinnert er aan, dat juist dezer dagen aan Professor De Vries het eervol ontslag wegens zeventigjarigen leeftijd is verleend, en brengt hulde aan alles wat deze voor de Maatschappij is geweest. De Vergadering betuigt onder luide toejuiching hiermede hare instemming.
De Heer De Rijk vraagt of het tegenwoordig oogenblik niet geschikt zou wezen om vanwege de Maatschappij eene hulde te brengen aan de Koningin. De Voorzitter neemt op zich die zaak in eene Vergadering van het Bestuur te overwegen. De Heer Van Kerkwijk geeft in bedenking daarmede te wachten totdat de Koningin meerderjarig zal zijn geworden.
De Heer Van Kerkwijk vraagt of het niet raadzaam zou wezen, de Algemeene Vergadering in het vervolg een uur later te doen beginnen, ten gerieve van de Leden die van elders komen, en die dan minder lang behoeven te wachten totdat het uur van den maaltijd aanbreekt. De Voorzitter belooft dat het Bestuur deze vraag in overweging zal nemen.
De Heer Meys vraagt, of de Maatschappij geene pogingen zou kunnen aanwenden om een nieuw volkslied aan Nederland te schenken, b.v. door het uitschrijven van eene prijsvraag. Hij wenscht zijn voorstel echter niet in beraadslaging te zien gebracht. | |
[pagina 15]
| |
De Heer De Vries van Heyst brengt ten slotte uit naam van alle aanwezigen hulde aan den Voorzitter voor de uitnemende leiding der Vergadering.
Daarop wordt de bijeenkomst door den Voorzitter gesloten. |
|