| |
| |
| |
| |
Bijlage IV. Verslag van den Penningmeester den Heer D. Hartevelt.
M.H.!
Art. 30 der wet beveelt den Penningmeester jaarlijksch vóór 1o Mei rekening en verantwoording te doen aan het bestuur. Dit is gebeurd. De in April benoemde Commissie van twee leden voor onderzoek en verificatie, heeft in de maandvergadering van Mei verslag van hare bevinding uitgebracht, en daarvan is bij monde van den heer Dr. A. Beets aan deze vergadering mededeeling gedaan. Volgens de beschrijvingsbrief dezer vergadering is nu aan de beurt: ‘Overlegging van de rekening en verantwoording van den Penningmeester.’
Wat moet nu de Penningmeester doen? Moet dit overleggen beteekenen, ter inzage leggen? Men zou daarmee strikt genomen kunnen volstaan, waar het betreft eene reeds tweemalen nageziene en goed gekeurde rekening, waarover verslag gedaan en meegedeeld is. Zóó begreep het ten vorigen jare een lid, dat destijds, na afloop der vergadering, den Pen- | |
| |
ningmeester vertrouwelijk in het oor kwam fluisteren, dat hij eigenlijk geen recht had om verslag te doen over eene rekening, die al tot de afgedane zaken behoorde. Ik geloof dat deze opmerking meer een philosophische dan een afkeurende strekking had, en dat overlegging van de rekening en verantwoording ook beteekenen mag, en misschien moet, overleggen in den zin van uitleggen, verklaren, toelichten, duidelijk maken, in casu zonder te raadplegen.
Hier zijn de boeken. Door die aan aller blikken prijs te geven, is aan de beschrijvingsbrief voldaan. Of zal ik het er voor houden dat de vergadering overlegging in ruimeren zin wenscht?
| |
I.
Allicht komt een verslaggever er toe om eenige retro-acta na te zien, alvorens hij waarheden aan een plechtige vergadering verkondigen gaat. Hij moet opletten of zijn cijfers en data met de feiten overeenstemmen, of alles echt en wettig is. Niet in alle opzichten is ditmaal de uitkomst van mijn onderzoek bevredigend. Verbeeld U wat het geval is! In het jaar 1882 werd ik tot Penningmeester benoemd. Met eere vervulde ik die betrekking drie jaren, en werd daarna tot belooning in 1885 voor drie jaren herbenoemd. En wat gebeurde toen? of liever wat gebeurde toen niet? In 1888 denkt niemand aan den Penningmeester; noch bestuur, noch algemeene vergadering, ook de Penningmeester vergeet zich zelf en art. 21 der wet. Is er aan iets ijselijkers te denken, dan aan een Penningmeester die zich vergeet? Het | |
| |
gevolg is dat de Maatschappij bediend wordt door een Penningmeester die alsnog de heiliging der confirmatie noodig heeft. Wil voor het oogenblik er mee tevreden zijn, en luisteren naar zijn verslag, dat niet ongunstig is en maar heel kort.
Het begint natuurlijk met de Ontvangsten, die tezamen bedragen met het saldo (ƒ 35,835) van vorige
rekening | ƒ 6983,95 |
De uitgaven beliepen | ƒ 4453,95 |
| _________ |
Saldo in Kas | ƒ 30,- |
De ƒ 2500.- die hierbij worden verzwegen verdwijnen niet als vallende sterren in het uitspansel. Om den hoogen adel hunner herkomst, blijven zij van de rest afgezonderd, ten einde eene speciale bestemming te volgen. De Heer James de Fremery van 's Gravezande, heeft aan onze Maatschappij de somma van ƒ 2500.- geschonken, om die aan te wenden tot uitbreiding der Boekerij.
Over den Catalogus als nuttig en verdienstelijk werk, eerezuil voor L.D. Petit, te spreken en er van te hooren, kan niemand anders dan aangenaam zijn, maar dat hij onder de Uitgaven niet meer op onze rekening zal voorkomen, mag ons reden tot tevredenheid geven. Verleden jaar raamden wij de laatste Uitgaven op ƒ 1000.-. De eindpost bedraagt in werkelijkheid ƒ 979,80. Dat is dus nog al juist geraamd, en slechts een kleinigheid meer dan er dit jaar voor Catalogus in de kas is gevloeid, namelijk ƒ 841,085. IJdel zou de hope zijn dat zoo'n inkomsten jaar zich, uit dien hoofde, nog eens zal voordoen.
| |
| |
Behalve dat er 200 expl. van het register op den Catalogus à ƒ 3.- verkocht zijn, werden ons door de firma E.J. Brill dit jaar verschillende gedeelten van den Catalogus verantwoord, als verkocht van Mei 1887 tot en met December 1888 voor ƒ 138,085. De afzet van compleete Catalogi met register à ƒ9.-, zal zich voortaan bepalen tot de aanschaffing door nieuwe leden, die daartoe verplicht zijn, en die, vereerd door de benoeming, min aangenaam verrast worden als hun de eerste kwijting ad ƒ 15.- voor contributie en Catalogus met register wordt aangeboden. Het heeft voor sommigen, naar hun zeggen, iets van een vijandige overrompeling.
Van onze Oost Indische medeleden (natuurlijk geheel buiten hun schuld) beleven wij niet louter pleizier. De hoofdoorzaak ligt in de beweeglijkheid van het menschenras, (speciaal dat der O.I. ambtenaren) over de groote uitgestrektheid van den O.I. archipel in verband met retourtjes naar het Moederland.
Zoolang ons correspondeerend lid de heer A.L. van Hasselt de hoofdstad van Insulinde bewoonde, haperde er niets aan den gang van zaken, maar in 1889 kwam er stoornis, waarneembaar doordien er niets kwam.
Toch was door de firma E.J. Brill in Januari 1889, blijkens cognossement, aan ons correspondeerend lid te Batavia verzonden, een pakje inhoudende de werken der Maatschappij voor zeven leden, met evenveel kwijtingen ad ƒ 6.-.
Inmiddels kwam hier een briefkaart d.d. Padang - Sidempoean November 1889, met de verplichtende | |
| |
verzekering van den heer van Hasselt, dat ZEGest., niettegenstaande zijn ons onbekend gebleven verplaatsing van Batavia naar het midden van Sumatra, de belangen onzer Maatschappij wilde blijven waarnemen. Over de in Januari 1889 verzonden werken, taal noch teeken. Waar dwalen nu die bladen vol geleerdheid en wetenswaardige bijzonderheden? Op onze brieven d.d. Januari en Februari 1890 is nog geen antwoord ingekomen. De werken der Maatschappij van 1889, voor zes leden in Nederlandsch Oost-Indië, zijn volgens cognossement met het Stoomschip Prinses Amalia naar Padang verzonden aan den agent der Stoombootmaatschappij ‘Nederland’ aldaar. Van een en ander is bericht gezonden naar Padang-Sidempoean, zoodat wij te dezer zake zijn sans peur et sans reproche.
Het legaat van wijlen den heer Mr. H. Vollenhoven groot ƒ 1000.-, is eerst den 2den dezer ingekomen en behoort daardoor tot de rekening van het loopende jaar.
Voor het overige moge de rekening, die hier in extenso volgt, voor zich zelf spreken.
| |
| |
| |
Ontvangsten. Rekening.
Saldo vorige Rekening. | | | ƒ 35 | 835 |
Renten van Effecten. | ƒ 18 | - | | |
Renten Legaat Buma. | ƒ 5 | 94 | | |
Renten Legaat Verbrugge. | ƒ 32 | 66 | | |
Renten van geld op Prolongatie. | ƒ 53 | 03 | ƒ 109 | 63 |
| _____ | ___ | | |
Contributiën 529 Leden à ƒ 6.- | ƒ 3174 | - | | |
Contributiën 13 Leden à ƒ 10.- | ƒ 130 | - | ƒ 3304 | - |
| _____ | ___ | | |
Catalogus aan Leden. | ƒ 103 | - | | |
Door de firma E.J. Brill verantwoord | | | | |
als verkocht van Mei 1887 tot en | | | | |
met December 1888. | ƒ 138 | 085 | | |
200 Expl. Register op den Catalogus. | ƒ 600 | - | ƒ 841 | 085 |
| _____ | ___ | | |
Maaltijd 26 Leidsche Leden à ƒ 4.- | ƒ 104 | - | | |
Maltijd 44 Leden van elders à ƒ 2.- | ƒ 88 | - | ƒ 192 | - |
| _____ | | | |
Boekerij 1 Expl. Thomas à Kempis. | | | ƒ 1 | 40 |
Buitengewone Ontvangst: | | | | |
Geschenk van het lid James de Fre- | | | | |
mery in Maart 1890. | | | ƒ 2500 | - |
| | | _____ | ___ |
| | | ƒ 6983 | 95 |
| |
| |
| |
Dienstjaar 1889-90. Uitgaven.
Drukwerk. | | | ƒ 1161 | 60 |
Bidragen en Subsidiën. Historische | | | | |
Commissie. | ƒ 25 | - | | |
Bijdragen en Subsidiën. Wetenschap- | | | | |
pelkijke Verzendings Bureau. | ƒ 35 | - | | |
Bijdragen en Subsidiën. Vlaamsche | | | | |
Bibliophilen. | ƒ 9 | 45 | ƒ 69 | 45 |
| _____ | ___ | | |
Boekerij. Aankoop boeken en M.S. | | | ƒ 722 | 48 |
Catalogus. | | | ƒ 979 | 80 |
Locaalhuur, Vuur en Licht. | | | ƒ 125 | 25 |
Vergaderkosten. | | | ƒ 94 | 12 |
Maaltijd. | | | ƒ 476 | 20 |
Salarissen. | | | ƒ 612 | 55 |
Schrijfloonen, Porto's, Incasseering. | | | ƒ 187 | 50 |
Buitengewone Uitgaven voor een | | | | |
Jubileum's Geschenk. | | | ƒ 25 | - |
Saldo: Geschenk J. de Fremery. | | | ƒ 2500 | - |
Kassa. | | | ƒ 30 | - |
| | | _____ | ___ |
| | | ƒ 6983 | 95 |
Gezien door de Gecommitteerden en goedgekeurd, den 1sten Mei 1890.
Emile Seipgens.
A. Beets.
Aldus opkegemaak door den Penningmeester,
Leiden, April 1890.
D. Hartevelt.
Gezien en goedgekeurd door het Bestuur in de vergadering van 29 April 1890.
C.P. Tiele, Voorzitter.
Jan ten Brink.
| |
| |
| |
II. Het Fonds.
Dat Fonds, waarvan het reglement door de algemeene vergadering van 1867 is vastgesteld, dat mysterieuse Fonds! hoor ik soms leden onzer Maatschappij uitroepen. En waarlijk, wanneer iemand die niet doet aan staten, tabellen, overzichten en andere financieele schijnheiligheden, bij de bespreking van dat Fonds hoort van: Kapitaal van het Fonds, saldo vlottend kapitaal, saldo Fondsaanwinning, of saldo rentenrekening, dan is het niet onnatuurlijk dat hij, gelijk Mejufvrouw van Naslaan met hare verstandige bevindingen, denkt, ‘dat er meer achter zit.’ Toch is het, zooals de Franschen zeggen: Simple comme bonjour.
Het kapitaal van het Fonds is volgens de laatste rekening groot ƒ 13800,- nominaal 2 1/2 % inschrijving op het grootboek der Nationale schuld. Dat kapitaal is onaantastbaar, het mag alleen maar groeien en renten afwerpen. De splitsing van die renten in twee verschillende deelen is de moeder van die ongelijksoortige saldos. Een vierde van de renten strekt tot vergrooting van het kapitaal, en drie vierden ervan zijn bestemd tot het bij reglement omschreven doel, en heeten dan vlottend kapitaal.
Nu heeft dat onaantastbaar kapitaal in 1889/90 aan renten ƒ 339,72 opgebracht, en daarvan is een vierde of ƒ 84,93 voor kapitaalvermeerdering bestemd. De andere drie vierden of ƒ 254,79 zijn gevoegd bij | |
| |
het vlottend kapitaal dat ƒ 1145,58 bedroeg en dat thans sluit met een batig saldo van ƒ 1400,37.
De Rentenrekening opende met een Saldo van | ƒ 40,45 |
Daar zijn bijgekomen in 1889/90 | ƒ 84,93 |
| _________ |
Totaal | ƒ 125,38 |
In Juli 1889 gekocht ƒ 100, - 2 1/2 % In- | |
schrijving Nat. Grootboek | ƒ 70,82 |
| _________ |
Saldo Rentenrekening | ƒ 54,56 |
Gedurende het loopende Dienstjaar zal daar bijkomen ruim ƒ 85,- waardoor het onaantastbare kapitaal, dat in 1868 ƒ 10600,- bedroeg, tot ƒ 14000,- nominaal kan aanwassen. Van toen tot nu, heeft dat kapitaal in 't geheel opgeleverd aan renten ƒ 7000,- waarvan drie vierden of ƒ 5250,- tot vlottend kapitaal behoorden, maar er niet aan toe kwamen.
Reeds in het jaar 1874 werden met de renten van het Fonds Uitgaven in alle beteekenissen van het woord bestreden. In zestien jaren die sedert verliepen droeg het Fonds bij voor de Uitgave van:
Spiegel historiael. Tweede partie, bewerkt | |
door Philip Utenbroeke, uitgegeven | |
(met aanteek. enz.) door F. von Hell- | |
wald, M. de Vries en Eelco Verwijs. | |
Leiden, 1879. gr. 4o | ƒ 765,- |
Enqueste ende Informatie upt stuck van | |
der reductie ende reformatie van den | |
Schiltaelen, voertyts getaxeert ende | |
gestelt geweest over de landen van | |
| _________ |
Transporteere | ƒ 765.- |
| |
| |
Transport | ƒ 765,- |
Hollant ende Vrieslant, gedaan in den | |
jare 1494. Uitgegeven door R. Fruin. | |
Leiden 1876. | ƒ 205,- |
Seghelyn van Jherusalem. Naar het Ber- | |
lynsche HS. en den ouden druk. Uit- | |
gegeven door J. Verdam. Leiden 1878. | ƒ 207,- |
C. Droste, Overblijfsels van geheugchenis | |
enz. 3de druk, met aanteekeningen | |
door R. Fruin. Leiden 1879. 2 dl. | ƒ 288,- |
Volkstaal (Onze). Tijdschrift gewijd aan | |
de Studie der Nederl. tongvallen, onder | |
redactie van Taco H. de Beer Culem- | |
borg 1885 enz. Subsidie | ƒ 250,- |
Tijdschrift voor Nederlandsche taalkunde. | |
Subsidie van 1882-1885. | ƒ 1080,- |
Van 1886-1888 werd dit subsidie uit | |
de gewone kas betaald 3 × ƒ 262,- | |
= ƒ786,-. Sedert hield het subsidie op. | |
K. Stallaert, Glossarium van verouderde | |
rechtstermen uit Vlaamsche, Brabant- | |
sche en Limburgsche Oorkonden | ƒ 150,- |
| _________ |
Totaal | ƒ 2945,- |
De rekening vlottend kapitaal sluit met | |
een saldo van | ƒ 1400,- |
| _________ |
Dit maakt | ƒ 4345,- |
Wij zagen dat het drie vierde van de | |
renten tot Vlottend kapitaal behoorende, | |
bedroeg | ƒ 5250,- |
| |
| |
Zoodat er aan te kort komen ƒ 900,-. Waar die ƒ 900,- te zoeken op het 23-jarige oude pad?
Een tamelijk langen weg had ik terug te wandelen, maar wetende dat het een rechte weg zonder verrassingen of hinderlagen was, keerde ik rustig mijne schreden naar het uitgangspunt en vond juist daar, dat men den eersten stap op een dwaalweg had gezet. Wat toch was het geval? Van 1867-1873, dus gedurende de eerste zeven jaren dat het Fonds renten afwierp tot een beloop van ƒ 1900,-, waarvan het drie vierde ƒ 1400,- ruim bedroeg, zijn die gelden, gelijk bij onderzoek der boeken bleek, gestort in de Gewone Kas. Dat nu is de fout, die gelden behoorden niet in de Gewone Kas, maar tot het vlottend kapitaal waarover het bestuur, volgens art. 5 van het reglement, voorstellen doet aan de Algemeene vergadering. In het jaar 1875, toen Dr. W.N. du Rieu het beheer der schatkist aanvaarde, is met deze erroneuse boeking opgehouden, en vinden wij een Saldo in Kas Vlottend kapitaal van ƒ 510,-, dus ƒ 900,- minder dan er behoorden te zijn, en die ƒ 900,- waren ten onrechte in de Gewone Kas der Maatschappij terecht gekomen.
Behalve dat deze dwaling geen aanleiding geeft tot onvoorziene rampen en buitengewone ongelukken, heeft zij ook nog het voordeel dat zij, des verlangd, voor herstel vatbaar is.
Tot slot van dit verslag moge deze moraal dienen, dat het goed is rekeningen en verantwoordingen te besluiten met de letters.
S.E. & O.
|
|