Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1890
(1890)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Handelingen. | |
[pagina 5]
| |
Verslag van de 123ste Jaarlijksche Vergadering, gehouden te Leiden op den 19den Juni 1890.De Beschrijvingsbrief luidde aldus:
M.
Bij dezen heb ik de eer, U uit te noodigen tot het bijwonen der Jaarlijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, die gehouden zal worden op Donderdag, 19 Juni, des voormiddags te elf uren, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, op de Steenschuur alhier. Na de opening der Vergadering door den Voorzitter, Prof. C.P. Tiele, zullen de volgende punten behandeld worden: | |
[pagina 6]
| |
I.
Verslag van den staat der Maatschappij en van hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het afgeloopen jaar.
II.
Verslag van den staat der Boekverzameling gedurende hetzelfde tijdsverloop.
III.
Overlegging van de Rekening en Verantwoording van den Penningmeester.
IV.
Mededeeling van het Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
V.
Mededeeling van den uitslag der stemming over de te benoemen binnenlandsche en buitenlandsche Leden. Het besluit, omtrent deze stemming in de Algemeene Vergadering van 1881 genomen en in 1882 gewijzigd, luidt aldus: | |
[pagina 7]
| |
VI.
Mededeeling omtrent het gebruik van de beschikbare renten van het Fonds.
VII.
Het Bestuur zal aan de Vergadering de beslissing vragen op het verzoek van den Minister van Binnenlandsche Zaken, om terug te ontvangen het werk: ‘de Potter, Geschiedenis der Gemeenten in Oost-Vlaanderen.’
VIII.
Voorstel van het Bestuur tot benoeming van een Eerelid der Maatschappij.
IX.
Het kiezen van een Lid des Bestuurs, in de plaats van den in October e.k. aftredenden Bestuurder Dr. J. Ten Brink. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgedragen dubbeltal bestaat uit de Heeren:
Dr. A. Kluyver en Dr. A. Beets.
Namens het Bestuur, W.P. Wolters, Secretaris.
| |
[pagina 8]
| |
De presentielijst wordt geteekend door het Eerelid, Dr. N. Beets; door de Bestuursleden: Dr. C.P. Tiele, Voorzitter. Dr. J.G.R. Acquoy; Dr. J. ten Brink; Mr. S.J. Fockema Andreae; Dr. W. Pleyte; D. Hartevelt, Penningmeester; W.P. Wolters, Secr. Bibliothecaris. Voorts door de Leden: Mr. T.H. der Kinderen; A. Winkler Prins; J. Tideman; B.G. de Vries van Heyst; P. Bruyn; Dr. F. Pijper; Dr. H. Oort; Dr. W.C. van Manen; Dr. Chr. J. van Ketwich; J. Craandijk; A. Ising; Mr. J.T. Buys; Dr. I.M.J. Hoog; Dr. S.G. de Vries; Mr. A. Telting; J.H. Hingman; Mr. J. Dirks; Dr. I. Hooykaas; Dr. J.B. Kan; W.C. Capel; P.A.M. Boele van Hensbroek; Dr. W.P.C. Knuttel; Dr. J. Dyserinck; Martinus Nijhoff; S.C. van Doesburgh; Fr. de Stoppelaar; A.P.M. van Oordt; Louis D. Petit; R.W.P. de Vries; Dr. A.T. van Aken; Jhr. Mr. J.K.W. Quarles van Ufford; D.F. van Heyst; Dr. W.N. du Rieu; T.H. de Beer; Armand Sassen; Mr. S. Muller, Fz.; Dr. J.W. Muller; Johan Winkler; P.J. Frederiks; J.F. Gebhard, Jr.; E.A.H. Seipgens; F.S. van de Pavord Smits; Dr. M.J. de Goeje; Mr. Ch. M. Dozy; Mr. N. de Roever; Dr. A. Kluyver; Dr. K. Kuiper; Dr. A. Beets; A.A. Vorsterman van Oyen; H.T. Boelen; Mr. C. Bake; Mr. D. van Eck; J.H. Meijer; Dr. J.J. Prins; Dr. R.J. Fruin; Mr. C.H.B. Boot; Dr. J. Cramer; Mr. C.M.J. Willeumier; A.N.J. Fabius; Dr. A.E.J. Holwerda.
| |
[pagina 9]
| |
De Voorzitter opent te kwart over elven de vergadering met eene toespraak, welke als Bijlage I hier is bijgevoegd. De Heer J. Tideman dankt hem onder luide toejuiching der vergadering voor zijne rede, en noodigt hem uit haar voor de Handelingen en Mededeelingen af te staan. Dit verzoek wordt ook door eenige waardeerende woorden van het Eerelid Dr. N. Beets ondersteund. De Voorzitter verklaart er gaarne aan te zullen voldoen.
De Secretaris brengt het van hem in Art. 28 der Wet gevorderde verslag uit. (Zie Bijlage II).
De Heer T.H. de Beer vraagt het woord, om zich te beklagen over den inhoud en den toon van het levensbericht door den Heer J.G. Frederiks geleverd van het overleden lid W.J. Hofdijk. De Voorzitter antwoordt, dat de Redactie der Levensberichten wellicht beter geregeld worden kan, maar dat aan die Redactie groote bezwaren van allerlei aard verbonden zijn. Daar die Levensberichten meestal naar aanwijzing der familie van de afgestorvenen op uitnoodiging van het Bestuur geschreven worden, kan het oordeel over den inhoud bezwaarlijk éénstemmig wezen. De Heer Mr. C. Bake geeft zijn leedwezen te kennen, dat in de Levensberichten niet meer is vermeld van het overleden lid Prof. Jorissen. De Voorzitter antwoordt, dat naar het uitgesproken verlangen van den overledene niet meer mocht vermeld worden. | |
[pagina 10]
| |
De Heer D.F. van Heyst vraagt, of het niet mogelijk is, in de ledenlijst ook de titulatuur der leden op te nemen, en of die lijst niet aldus afzonderlijk aan de leden kan worden toegezonden? De Secretaris doet opmerken welke bezwaren aan het mededeelen van de titulatuur, ambten en bedieningen der leden zouden verbonden zijn; hij wijst er tevens op, dat toch elk jaar in den bundel Handelingen en Mededeelingen eene nieuwe ledenlijst verschijnt. De laatst genoemde bijzonderheid was den Heer van Heyst onbekend; hij verklaart zich daarmede tevreden te stellen.
Hierna leest de Bibliothecaris volgens Art. 29 der Wet zijn verslag voor, hetwelk om de gunstige mededeelingen, welke er in voorkomen, door de vergadering luide wordt toegejuicht. (Zie Bijlage III).
De Voorzitter brengt den Heer W.P. Wolters voor de beide door hem geleverde verslagen den dank der vergadering.
Volgens Art. 30 der Wet is thans het woord aan de Commissie belast met het nazien der rekening van den penningmeester. Zij bestaat uit de Heeren E.A.H. Seipgens en Dr. A. Beets, en brengt bij monde van den laatstgenoemde hulde en dank aan den Heer Hartevelt. Doze ontvangt daarop het woord en deelt uit de finantieele lotgevallen der Maatschappij enkele merkwaardigheden mede. (Zie Bijlage IV). | |
[pagina 11]
| |
De Voorzitter bedankt de Commissie, de Heeren Seipgens en Beets voor de genomen moeite, ook den Heer Hartevelt, aan wien hij bij de betuiging van erkentelijkheid voor zijn uitmuntend beheer de finantieele belangen der Maatschappij aanbeveelt.
Aan de orde zou nu zijn het verslag van de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde. De vergadering keurt goed, dat het niet wordt voorgelezen, hoewel het toch in ‘de Handelingen en Mededeelingen’ zal worden opgenomen. (Zie Bijlage V).
Thans deelt de Rapporteur, Dr. J.W. Muller aan de vergadering de uitkomst mede van de stemming voor de voordracht van nieuwe leden der Maatschappij. Aan de werkzaamheden der stemopneming hebben, behalve den Rapporteur en den Secretaris der Maatschappij deelgenomen de Heeren: Dr. J. van Leeuwen, Jr.; Mr. Ch. M. Dozy; Mr. E. de Vries en F. de Stoppelaar. Nadat de namen der Heeren, die de meeste stemmen verkregen hebben, 25 om tot binnenlandsche en 5 om tot buitenlandsche leden te worden voorgedragen, door den Rapporteur zijn voorgelezen, worden die Heeren ook, volgens Art. 5 der Wet door de vergadering tot leden der Maatschappij benoemd. De namen der nieuw benoemde leden zijn de volgende: | |
Binnenlandsche Leden.Dr. H. van Herwerden, Hoogleeraar te Utrecht. Dr. C. Bellaar Spruyt, Hoogleeraar te Amsterdam. | |
[pagina 12]
| |
Mr. H.L. Drucker, Hoogleeraar te Leiden. Mr. J.A. Feith, Commies-Chartermeester bij het Rijksarchief te Groningen. Dr. J.D. Frenay, te Leiden. W. Rooseboom, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te 's-Gravenhage. Mr. J.L. Berns, Archivaris van Friesland, te Leeuwarden. Mr. J.E. Heeres, Adjunct-Commies bij het Rijksarchief te 's-Gravenhage. Dr. J.J. Hartman, Conrector aan het Gymnasium te Leiden. Mr. H. Ph. de Kanter, Advocaat te Brielle. Dr. Mr. C.P. Burger, Bibliothecaris der Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Dr. H. Blink, te Amsterdam. Dr. H.G. van de Sande Bakhuyzen, Hoogleeraar te Leiden. W.F. Margadant, te 's-Gravenhage. Mr. S. Gratama, Archivaris van Drenthe te Assen. Dr. U. Ph. Boissevain, Hoogleeraar te Groningen. Mr. W.W. van Lennep, Wethouder te Amsterdam. G. Jonckbloet, Priester te Maastricht. S.N. Tromp, oud Adsistent-Resident van Sintam, te 's-Gravenhage. Mr. A.C. Bondam, Archivaris van Noord-Brabant, te 's-Hertogenbosch. W.P. van Stockum, te 's-Gravenhage. Dr. D.E. Siegenbeek van Heukelom, Hoogleeraar te Leiden. Mr. L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, Advocaat te Leiden. | |
[pagina 13]
| |
Dr. M. Treub, Directeur van 's Lands Plantentuin, te Buitenzorg N.I. Dr. J.L.A. Brandes, Ambtenaar voor de beoefening van Indische Talen, te Batavia. | |
Buitenlandsche Leden.Fl. van Duyse, te Gent. G. Bonet-Maury, te Parijs. Dr. Guido Gezelle, te Kortrijk. W.J. Ch. Moens, te Lymington, Engeland. Ernst Müller, te Langnau, Zwitserland.
De Voorzitter bedankt de Commissie van stemopneming en bijzonder den Rapporteur voor den dienst aan de Maatschappij bewezen.
De vergadering wordt hierop voor eenigen tijd geschorst.
Na de pauze komt punt VI van den beschrijvingsbrief aan de orde. De Voorzitter herinnert, dat ten gevolge van een vroeger genomen besluit (Hand. Jaarl. Algem. Verg. 1885 blz. 105) de opbrengst nog voor hetzelfde doel moet beschikbaar blijven.
Aangaande punt VII van den beschrijvingsbrief wordt na voorlezing door den Secretaris van de tusschen den Minister en het Bestuur der Maatschappij gewisselde brieven en na discussie, waaraan vooral de Heeren Dr. J.B. Kan en Dr. R.J. Fruin deelnemen, besloten het door Dr. W.N. du Rieu schriftelijk ingediende voorstel aan te nemen. Het Bestuur wordt dus door de Algemeene Vergadering gemachtigd aan Z.E. den Minister van Binnenlandsche zaken te berichten: | |
[pagina 14]
| |
‘dat het indertijd ontvangen exemplaar van het werk van Frans de Potter, getiteld: ‘Geschiedenis van de gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen’ op kosten der Maatschappij is ingebonden en ook met den stempel der Maatschappij is gewaarmerkt, waarom het moeielijk weder uit de Boekerij kan worden gelicht; dat evenwel, indien Zijne Excellentie dat wenscht, het Bestuur gemachtigd is een Exemplaar der verschenen Deelen, gelijk aan dat van wege het Ministerie van Binnenlandsche Zaken ontvangen, aan te koopen, al is het dat de post, op de begrooting der Maatschappij voor den aankoop van boeken bestemd, daardoor niet onbelangrijk wordt bezwaard en dat exemplaar aan Zijne Excellentie aan te bieden: dat de beslissing Zijner Excellentie hierover door het Bestuur zal worden afgewacht.’
Het Bestuur stelt thans aan de Vergadering voor tot Eerelid te benoemen, Dr. M. de Vries. Aanbeveling acht het Bestuur onnoodig en de Vergadering huldigt die voordracht dan ook zonder stemming, éénparig, met daverende toejuiching. Tevens wordt besloten, dat eene Commissie uit het Bestuur na afloop der Vergadering den Heer de Vries die benoeming zal gaan mededeelenGa naar voetnoot1. | |
[pagina 15]
| |
Art. IX van den beschrijvingsbrief vermeldt de voordracht van de Maandelijksche Vergadering tot benoeming van een bestuurslid. Met overgroote meerderheid van stemmen wordt door de Vergadering benoemd de Heer Dr. A. Kluyver. Daar deze Heer bij het bekend worden van de uitkomst der stemming niet ter vergadering tegenwoordig is, zal de Secretaris hem daarvan schriftelijk kennis gevenGa naar voetnoot1.
De Voorzitter volgt thans de orde der presentielijst, als hij vraagt, of iemand nog iets heeft voor te stellen of mede te deelen.
De Heer A.L.H. Ising komt terug op hetgeen over Hofdijk's levensbeschrijving gezegd is. Hij betreurt de afkeuring van dien arbeid, vooral daar de Schrijver, de Heer J.G. Frederiks, niet tegenwoordig is en te meer, daar hij voor zich zelf met dat ongunstige oordeel niet geheel kan instemmen. De Schrijver heeft althans zeker niet bedoeld de nagedachtenis van Hofdijk te kort te doen. De Voorzitter | |
[pagina 16]
| |
huldigt de goede woorden van den Heer Ising, maar sluit over die zaak de discussie. De Heer D.F. van Heyst vraagt, of de geldmiddelen der Maatschappij niet zouden veroorloven aan de leden een of ander boekwerk uit te reiken. De Voorzitter doet opmerken, dat de Boekerij, ook al is de Catalogus afgedrukt, veel geld vordert, te meer nu men er aan denken kan het ontbrekende aan te vullen. De Heer A.N.J. Fabius zou aan de nieuwe leden de verrassing willen besparen, hun veroorzaakt door de verplichting tot aankoop van den Catalogus der Bibliotheek. De Voorzitter doet opmerken, dat die verplichting uit Art. 10 der Wet voortvloeit, maar belooft, dat de Secretaris de volledige bepaling bij de mededeeling der benoeming aan de nieuwe leden zal voegen. De Heer A.A. Vorsterman van Oyen huldigt de juistheid der namen in de ledenlijst. Hij deelt voorts mede dat in het aanstaande jaar zal uitkomen een dichtbundel, waarin de poëzie der jaren 1830, 31 en 32, zooveel mogelijk zal zijn bijeengebracht. Hij noodigt al de aanwezigen uit, hem door bijdragen, welke uit die jaren wellicht in hun bezit mochten zijn, voor de vorzameling ter hulp te komen. Deze gevraagde ondersteuning wordt gen. Heer door de toejuiching der Vergadering althans toegezegd. De Heer H.T. Boelen vraagt, waarom op de Candidatenlijst de namen ontbreken van zoovele dames, die met gelukkigen uitslag zich aan de beoefening der Letterkunde wijden? De Voorzitter en na hem | |
[pagina 17]
| |
ook Dr. J. ten Brink, bestuurslid antwoorden, dat zulk eene voordracht zou zijn tegen de wet. Herziening der wet op dit punt blijft mogelijk, maar of zij wenschelijk is, schijnt aan het Bestuur eene niet gemakkelijke vraag. De Heer Mr. C. Bake doet opmerken, dat in de Candidatenlijst enkele grove fouten voorkomen. De Secretaris zegt dank voor die opmerking, want zij geeft hem vrijheid, de Heeren Leden op onjuiste vermeldingen, slecht, zelfs onleesbaar schrift en dergelijke voor hem onoverkomelijke bezwaren opmerkzaam te maken. Hij neemt daarom de vrijheid beleefdelijk te verzoeken, dat men zich in het vervolg op meer duidelijkheid en nauwkeurigheid bij de aanbeveling van nieuwe leden zal willen toeleggen.
Nadat de Heer Dr. W. Pleyte de aanwezigen nog tot een bezoek aan de nieuwe kunstzaal heeft uitgenoodigd, sluit de Voorzitter de Vergadering met de uitnoodiging om zich te hereenigen aan den maaltijd, die te vijf uren op Zomerzorg zal gehouden worden. |
|