Aan Zijne Majesteit den Koning.
Sire!
De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, vertegenwoordigd door haar Bestuur, verzoekt uwe Majesteit om de eer, van tot U, haar geëerbiedigden Vorst en hoogen Beschermheer, op den 12den Mei met de onderdanigste begroeting en de beste heilwenschen te mogen naderen.
De heugelijke tijding van het herstel uwer Koninklijke Majesteit uit eene gevaarlijke krankte heeft ook de Leden der Maatschappij ten innigste verblijd, terwijl zij thans daarenboven met oprechte dankbaarheid de zegeningen uwer veertigjarige regeering herdenken.
Met den wensch, dat God Almachtig aan uwe Majesteit nog lang, tot heil van het Vaderland, een gelukkigen ouderdom moge toebeschikken, en dat de rijkste zegeningen U, met uwe Gemalin, onze geëerbiedigde koningin, en met uwe Dochter, onze geliefde Prinses der Nederlanden mogen ten deel vallen, noemen wij ons,
Sire!
Van Uwe Majesteit
de getrouwe en gehoorzame Onderdanen.
Namens de Maatschappij der Ned. Letterkunde;
Leiden,
11 Mei, 1889.
J.G.R. Acquoy,
Voorzitter.
W.P. Wolters,
Waarn. Secr.
Het bestuur ontving bericht van den heer Adjudant, partic: Secr. des Konings Jhr. de Ranitz, een gedrukten brief met dankbetuiging, en wij kunnen ons aldus tevreden stellen met den verschuldigden eerbied aan Z.M. te hebben bewezen.