| |
| |
III.
Verslag van den Penningmeester, den heer D. Hartevelt, aan de Algemeene Vergadering, gehouden 16 Juni 1887.
Verslagen, rekeningen en verantwoordingen worden gewoonlijk tot de onvermakelijkste dingen van algemeene vergaderingen gerekend. In hunne noodzakelijkheid vindt de verslaggever verontschuldiging, en als hij het hart op de rechte plaats heeft, tevens aansporing om het zoo kort mogelijk te maken. Ondanks deze beginselontvouwing zal ditmaal uw Penningmeester langer dan gewoonlijk, dus gedurende meer dan ééne minuut, uwe aandacht vragen. Niet om u zoo maar cijfers voor te dreunen, maar meer om u over de geschiedenis van eenige dier cijfers iets te vertellen, ten bewijze dat, hoe onletterkundig en onwetenschappelijk iedere gulden en iedere verzameling van guldens ook zijn moge, de min of meer argelooze besluiten over finantiën, nawerkingen hebben, waarop men niet altijd verdacht was of verdacht zijn kon, en die dan, zoo al niet onverwachts, toch altijd te vroeg den bodem der kas bloot leggen.
Zoover zijn wij nog niet gekomen, maar de vergelijking der overschotten of batige saldo's van de laatste vier Dienstjaren toont ons, met welk een dunne voering van bankbiljetten de bodem der kas bij het begin van het loopend Dienstjaar bekleed is.
| |
| |
| 1883/4. | 1884/5. | 1885/6. | 1886/7. |
Saldo vorige Dienst | ƒ 4222.77 | ƒ 3797.70 | ƒ 2624.44 | ƒ 1630.69 |
Diverse Ontvangsten | ƒ 3889.31 | ƒ 4453.55 | ƒ 4352.13 | ƒ 3830.03 |
| ___ | ___ | ___ | ___ |
| ƒ 8112.08 | ƒ 8251.25 | ƒ 6976.57 | ƒ 5460.72 |
Uitgaven | ƒ 4314.38 | ƒ 5626.81 | ƒ 5345.88 | ƒ 5171.52 |
| ___ | ___ | ___ | ___ |
Saldo | ƒ 3797.70 | ƒ 2624.44 | ƒ 1630.69 | ƒ 289.20 |
Wij beginnen alzoo den eersten Mei 1887 de rekening der Maatschappij met een batig saldo van ƒ 289.20.
Hoe benauwend! moet wel iedereen denken die weet dat men zonder hand geen vuist kan maken. Die angstige indruk wordt getemperd als men de 4de alinea van art. 29 der wet van 1872 leest, luidende: ‘Hij (de penningmeester) dient in de bestuursvergadering van October de begrooting voor het volgende jaar in, welke in de volgende vergadering, in November dus, wordt vastgesteld.’ Hierin zou grond kunnen liggen tot geruststelling. Immers zonder begrooting doet men geen uitgaven en bij gevolg heeft men vóór November geen geld noodig, tegen dien tijd worden de bijdragen der Leden ingevorderd en vlotten dan de zaken van zelf.
Dit is de theorie, maar de praktijk is anders. Art. 30 der wet heeft daarvan de schuld; het wil dat de Penningmeester jaarlijks vóór 1 Mei rekening en verantwoording doe. Zoo loopt het Dienstjaar, ouder gewoonte, van April tot Mei, en het zou daarom in het belang van orde en regelmaat noodig zijn, dat het indienen en vaststellen der jaarsbegrooting op een ander tijdstip werd bepaald dan art. 29 der wet daarvoor aanwijst. Nu wil ik u wel in vertrouwen zeggen, dat al is er geen begrooting, de noodzakelijke betalingen (van ontvangsten is er voor November nooit sprake) toch gedaan worden. Maar als wij er aan toe zullen zijn om veranderingen in de wet te | |
| |
maken, verdient het aanbeveling om de artt. 29 en 30 in overeenstemming te brengen.
Hier volgt nu een overzicht der rekening Dienstjaar 1886/7.
ONTVANGSTEN: | |
Saldo vorige Rekening | ƒ 1630.69 |
Renten | ƒ 126.535 |
Jaarl. Bijdragen van Leden | ƒ 3444.- |
Catalogus | ƒ 121.50 |
Maaltijd | ƒ 138.- |
| ___ |
| ƒ 5460.725 |
UITGAVEN: | | |
Drukwerk | ƒ 1415.60 | |
Tijdschrift | ƒ 262.- | |
Boekerij, aankoop boeken | ƒ 186.755 | |
Catalogus | ƒ 2114.85 | |
Locaalhuur, vuur, licht etc. | ƒ 117.- | |
Vergaderkosten | ƒ 62.55 | |
Maaltijd | ƒ 363.30 | |
Historische Commissie | ƒ 86.90 | |
Wetenschappelijk Bureau Central | ƒ 35.- | |
Schrijfloonen, Porto's, Incasseerin- | | |
gen etc. | ƒ 145.97 | |
Salarissen | ƒ 365.05 | |
Buitengewone Uitgaven | ƒ 16.55 | |
| ___ | |
Totaal | ƒ 5171.525 | |
Saldo op N.R. | ƒ 289.20 | |
| ___ | ƒ 5460.725 |
| | ___ |
| | ___ |
Er is dus ontvangen ƒ 3830,035 en uitgegeven ƒ 5171.525.
Bij gevolg meer uitgegeven dan ontvangen ƒ 1341.49 waarvoor het Saldo van ƒ 1630.69 is aangesproken en daarvan is nu een som van ƒ 289.20 het overschot.
| |
| |
Natuurlijk is en blijft vooreerst nog de Uitgave van den Catalogus de oorzaak van dezen min gunstigen toestand. Ik zeg niet der kas, want ware in het afgeloopen Dienstjaar 1886/7 niet 41 pCt. van de totale Uitgaven, namenlijk ƒ 2114,85 voor den Catalogus besteed, dan zouden die gelden aan iets anders zijn uitgegeven, hetzij aan boeken om de Bibliotheek te completeeren, hetzij aan subsidiën voor werken die niet in den smaak van het publiek vallen, even onsmakelijk en ongenietbaar als belangrijk, gelijk ze behooren te zijn om den stempel der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te verdienen. (Zie Openingsrede Algem. Verg. 1876.)
Reeds in de verslagen over de jaren 1884 en 1885 werden eenige cijfers betreffende den Catalogus meêgedeeld. Die Catalogus is thans af, en de verdienstelijke L.D. Petit schreef daarvoor eene inleiding, belangrijk en belangwekkend om de geschiedenis der Bibliotheek en van den Catalogus. Wij lezen in die voorrede blz. xi, dat van 1824 tot heden een bedrag van ƒ 21791.85 ter uitbreiding der Boekerij is betaald. Het voorbeeld van den man, die met een onvergelijkbaar geduld 43190 titels schreef voor den Catalogus, maakte mij belust om zijn genoemde voorrede of inleiding met eenige cijfers, die met zijn geduldwerk slechts zijdelings verband houden, aan te vullen.
Ik stelde mij de vraag ‘wat heeft de Maatschappij van Ned. Letterkunde al reeds betaald voor de Catalogi harer Boekerij?’
In 1829 verscheen voor 't eerst een Catalogus van 150 blz. Tot aan 1840 volgden 12 Supplementen. In 1842 een nieuwe Catalogus voor handschriften en gedrukte werken, met geschreven aanteekeningen. In 1847 een Catalogus in 2 deelen, die tot in 1857 bleef aangroeien | |
| |
met bijvoegsels bladwijzers, aanwinstlijsten enz. In 1864 verscheen bij die Catalogus een derde deel en in 1865 werd daaraan toegevoegd een alphabetische bladwijzer. Hoeveel geld is voor deze diverse werken betaald? Het spreekt van zelf, dat slechts duidelijk bewezen cijfers voor antwoord in aanmerking komen, en zoo kan ik in de rekeningen van 1843 tot 1867 niet meer dan ƒ 4050.-, met vol vertrouwen dat het werkelijk uitgaven voor den Catalogus waren, aanwijzen.
Deze ƒ 4050.- betreffen enkel drukloonen. Voor honoraria aan de zeer geleerde Heeren samenstellers dezer verschillende catalogi komen geen posten onder de uitgaven voor, althans niet onder die benaming. Onderzoek, daarnaar ingesteld, bracht aan het licht, dat éénmaal aan den Zeergeleerden Heer Dr. Bergman, uit erkentelijkheid voor zijn werk aan den catalogus, ƒ 20.- werd ter hand gesteld, zegge twintig gulden, omdat de kas zoo heel schraal was. Dit feit legt een vasten grond voor het vertrouwen, dat het bestuur destijds zijn vrijgevigheid wist te breidelen en in te richten naar de schraalheid van de kas.
Alzoo aan wel bewezen uitgaven voor den Catalogus van het jaar 1829 tot en met het jaar 1867 een som van ƒ 4050.-, behalve de ƒ 20.- aan Dr. Bergman.
In 1873 begon het werk voor den nieuwen Catalogus (1000 Exempl.)
Voor salarissen en drukloonen werd daaraan besteed, van het jaar 1874 tot en met het jaar 1886 de som van ƒ 13331.-.
De catalogus is nu af, maar er blijft nog aan drukloon te betalen voor de tien laatste vellen ƒ 670.-. Bij gevolg tot hiertoe een totale uitgave van ƒ 18051.-.
Inmiddels blijft aan den stelselmatigen Catalogus die af is, nog een belangrijk werk toe te voegen om er het ge- | |
| |
bruik van te kunnen maken waarvoor hij bestemd is, namelijk een alphabetisch register. Een begrooting van hetgeen dat werk zal vorderen aan tijd, geduld en kosten, is nog niet met veel kans op juistheid, bij benadering op te maken. Men heeft daar echter niet luchtig over te denken. Niet minder dan 65000 titels of namen zijn daarin te rangschikken, en ik zie in mijn verbeelding al een boek, minstens ruim zoo dik als het dikste deel van den stelselmatigen catalogus die af is. Twee jaren arbeid schijnen er wel toe gevorderd te worden en 80 vellen druks of 1200 halve bladzijden kunnen misschien die 65000 titels of namen bevatten. Het is geen groot waagstuk aan te nemen, dat men dubbel aan de kas der Maatschappij betalen zal het bedrag waarmede de kosten voor dat register beneden ƒ 5000.- zullen blijven. Wanneer dan over twee jaren de catalogus, met het register dat hem aangenaam bruikbaar moet maken, compleet zal zijn, dan zal er ruim ƒ 23000.- aan catalogi zijn uitgegeven gedurende hetzelfde verloop van jaren waarin voor den aankoop van boeken één- à twee en twintig mille zal zijn betaald, misschien ook ƒ 23000.-, ofschoon er geen geld voor aankoop beschikbaar is. Alsdan zal zich deze bijzonderheid voordoen, dat naast iedere gulden voor boeken uitgegeven, één gulden staat aan catalogi besteed. Een evenwicht, compleeter dan ooit onder Europeesche Staten is voorgekomen, maar dat, gelijk zoovele andere dingen, meer schijn dan werkelijkheid biedt. Immers wij weten dat onze Bibliotheek schatten aan boeken heeft verkregen door geschenken en legaten, die hare waarde in geld buiten het bereik van taxatie stellen.
Wij wenschen over deze feiten en cijfers niet in beschouwingen te vervallen; maar het nut der bekendmaking zou zeer onvolkomen zijn, wanneer niet, na vermelding van de uitgaven voor den catalogus ook de | |
| |
inkomsten die hij heeft opgeleverd en nog kan opleveren, werden aangewezen.
Van 1877 tot en met 1886 hebben de leden der Maatschappij tegen verstrekking der deelen van den catalogus naarmate zij uitkwamen, ƒ 2491.- betaald. Naar een tarief kan ik niet verwijzen, Art. 10 der wet geeft te dier zake discretionnaire macht aan het Bestuur, en niemand zal beweren, dat de prijs van een boekwerk waarin 65000 titels of namen voorkomen, (ƒ 4.- voor Oude, ƒ 6.- voor Nieuwe leden) indiscreet is.
Volgens opgave van de firma E.J. Brill waren op 2 Mei 1887 nog voorhanden van de verschillende deelen, als volgt:
Handschriften | 275 Exempl. |
3de Gedeelte Ned. tooneel | 332 Exempl. |
2de Gedeelte Drukwerken 1ste Afl. | 495 Exempl. |
2de Gedeelte Drukwerken 2de Afl. | 534 Exempl. |
2de Gedeelte Drukwerken 3de Afl. | 556 Exempl. |
Deel II, 2de Ged. 1ste Afl. | 567 Exempl. |
Bij gevolg zijn er nog 275 compleete exempl. van den Catalogus; een voorraad die volgens den gewonen loop van zaken voor ruim 12 jaren strekken kan. Wanneer wij aannemen dat in ieder dier a.s. 12 jaren, 20 exempl. van den Catalogus tegen ƒ 6.- per stuk geplaatst worden, dan zal eventueel een penningmeester der Maatschappij, in het laatste jaar van deze eeuw kunnen vermelden dat de verkoop van den Catalogus aan de leden, omtrent ƒ 4000.- zal hebben opgebracht.
Een uitgever of eenig ander speculant zou voorzeker geen lust hebben in eene onderneming die tegen een uitgave van ƒ 23000.-, slechts ƒ 4000.- aan inkomsten kon opleveren. Juist hierin komt het kenmerkende onderscheid tusschen wetenschappelijke bedoelingen en handelsstreven
| |
| |
aan den dag. Wetenschappelijke vereenigingen of maatschappijen vatten, met een min of meer gepaste geringschatting van het nietig slijk der aarde, de belangen der wetenschap in het oog, en het is ongetwijfeld aan deze richting te danken dat wij ons verheugen in het bezit van een' stelselmatigen catalogus.
Wie zal ontkennen dat de bestendige en hoogste waarde der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde bestaat in hare Bibliotheek? Hoe zal men den inhoud dier Bibliotheek kennen zonder catalogus? en hoe zal men van den stelselmatigen catalogus kunnen gebruik maken zonder register? Het lijdt dan ook geen twijfel, of alle sérieuse leden der Maatschappij zullen zonder leed over de hooge kosten, het verschijnen van den catalogus met vreugde begroeten.
Over het register zal waarschijnlijk het bestuur te zijner tijd mededeelingen en voorstellen doen aan de Algemeene Vergadering.
In de Openingsrede der algemeene vergadering van 15 Juni 1876 komt o.a. dit voor: ‘Wanneer de boekerij ter vaste en voegzame bewaarplaats zal zijn aangeland, zullen wij onze vermeerderde inkomsten uitsluitend besteden aan de vermeerdering der boekenschat die het vak van onze wetenschap in engeren zin betreffen’. In diezelfde vergadering verkondigde ons een bestuurslid de ontworpen drie voorwaarden waarop onze Boekerij aan de Academische Bibliotheek in bruikleen zou worden gegeven. De laatste dier voorwaarden schijnt een beding ten bate der Academische Bibliotheek, namelijk: dat onze Maatschappij naar vermogen zal bijdragen tot uitbreiding van haren boekenschat. Bij acte van overeenkomst 2 October 1876 is dit beginsel in Art. VII wijselijk geformuleerd, daar staat: ‘De Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde verbindt | |
| |
zich om zoover haar finantieel vermogen strekt, hare boekerij zoo mogelijk volledig te maken’.
In de laatste twaalf jaren van 1875-1886 werd ter uitbreiding van de Bibliotheek voor ƒ 7480,80 aangekocht. Op de rekening van het laatste dienstjaar 1886-87 bedraagt de post voor aangekochte boeken niet meer dan ƒ 161,70. Het finantieel vermogen der Maatschappij strekte niet verder. De gedane mededeelingen verklaren hoe het komt dat het vermogen der Maatschappij niet verder strekte. De vermeerderde inkomsten waarvan in de aangehaalde Openingsrede gerept wordt, zijn nauw merkbaar. De uitgaven bleven gelijk ongeveer.
Of het bestuur er in slagen zal om in November a.s. een begrooting zonder deficit vast te stellen, is een vraag die met een verrassing of met een teleurstelling zal beantwoord worden. Uw penningmeester vreest U op het laatste te moeten voorbereiden.
| |
Het vaste fonds.
Ik heb nu nog in een paar woorden den toestand van het in 1867 gestichte vaste fonds te vermelden.
Van 1867 tot nu toe werden inschrijvingen op het Grootboek der 2 1/2 % Nationale Werkelijke Schuld genomen tot een bedrag van ƒ 13500.- nominaal. Wij kochten die voor ƒ 7756.-, gemiddelde koers 57 9/20 %. Bij de tegenwoordige beursnoteering hebben die ƒ 13500.- een waarde van ongeveer 73 % of ƒ 9855.-
De rentenrekening voor aankoop fonds, heeft een voordeelig slot van ƒ 25.09.
Het batig saldo aan beschikbare renten, zoogenaamd vlottend kapitaal, gekweekt uit het drie vierde der renten van het vaste fonds, bedraagt ƒ 793.68.
| |
| |
Op dezen schat staat een aanval gedaan te worden door het Glossarium Stallaert, waarvan drie afleveringen, elk à 80 blz. of 5 halve vellen druks, verschenen, de vierde aflevering is ter perse.
Gedurende de eerst a.s. vier of vijf jaren zijn de vrije inkomsten uit het vaste fonds (circa ƒ 250.- 's jaars) voor dit werk verbonden.
| |
Verslag van de Commissie voor de Zuid-Afrikaansche Bibliotheken, door den Secretaris, den Heer D. Hartevelt.
In het korte Verslag van het vorige jaar lezen wij dat de Commissie met hare bemoeienis ten bate eener Nederlandsche bibliotheek te Pretoria eerst dan zou voortgaan, wanneer zij inlichtingen zou ontvangen hebben omtrent de plaatsing der gezonden boeken en het gebruik er van gemaakt. Zulke inlichtingen zijn niet ingekomen, geen bericht hoegenaamd is ingekomen.
Wij mochten ten vorigen jare reeds melding maken van een aangeknoopte briefwisseling met den heer Mr. J. Brill Director Grey College te Bloemfontein.
De ontvangst van een in Juni 1886 gezonden kist met boeken werd bij officiëele en bijzondere brieven van 31 Juli en 7 Augustus 1886 op de meest heusche wijze dankbaar gemeld.
In December 1886 zond Uwe Commissie een tweede kist met boeken voor de bibliotheek te Bloemfontein daarheen, en den 26 April dezes jaars werden wij aangenaam verrast door een brief, Bloemfontein 1 Maart, van den heer Mr. J. Brill, getuigende van ingenomenheid met en dankbaarheid voor ons geschenk. Wij vernemen uit dien brief, dat de Bloemfonteinsche bibliotheek eene openbare | |
| |
is, vooreerst omdat zij het eigendom is van het Stedelijk bestuur en in een bijgebouw van het Stadhuis gevestigd, en ook omdat iedereen er elken dag vrijen toegang heeft en er gratis kan gaan lezen. Aangezien Bloemfontein het centrum is van het geheele land, waar vooral tijdens de zittingen van den Volksraad, het Hoog Gerechtshof, de Synode enz., personen uit het geheele land bijeenkomen, is de Bibliotheek niet slechts in naam, maar inderdaad voor het geheele land toegankelijk en wordt daarvan ook vrij veel gebruik gemaakt. Voorts houden Commissarissen tweemaal 's weeks zitting om boeken ter lezing uit te geven. Om daarvan gebruik te kunnen maken moet men zich abonneeren tegen £ 1 's jaars. Het voornemen is ook buiten Bloemfontein wonenden als abonnenten aan te nemen en zoodoende de Stads-bibliotheek tot een Landsbibliotheek te maken.
Waar pogingen om nuttig te zijn en genoegen te doen in zulke goede aarde vallen, vindt men zich aangemoedigd om op den ingeslagen weg voort te gaan. Behalve deze zedelijke aanmoediging zijn stoffelijke middelen noodig, en wij moeten U bekennen dat de kas leêg is.
Uwe Commissie is bereid om geschenken voor deze goede zaak in ontvangst te nemen.
|
|