aanvaard. Verder werd als Lid der Taalkundige Commissie herkozen Dr. M. de Vries, die zijne benoeming aannam, evenals Dr. W. Pleyte, toen dezen in de vergadering van November het lidmaatschap der Historische Commissie werd opgedragen. Met 1 April eindelijk werd de heer J.J.A.A. Frantzen wegens vertrek naar Amsterdam eervol ontslagen als Secretaris-Bibliothecaris, en zijn post werd tijdelijk toevertrouwd aan hem die de eer heeft U dit verslag voor te lezen.
Door den dood verloor de Maatschappij wederom eenige leden, onder wie het eerst moet vermeld worden Mevr. A.L.G. Bosboom-Toussaint, die in 1870 tot Eerelid werd benoemd. Verder betreurt de Maatschappij het afsterven van 21 binnenlandsche leden:
N.W. Posthumus te Amsterdam, (Lid sinds 1876).
Mr. A.E.I. Modderman te 's-Gravenhage, (1865).
Mr. J. Pols te 's-Gravenhage, (1884).
A.M.L. Rümke te Leiden, (1875).
Dr. A. Heynsius te Leiden, (1873).
J. Van der Veen Azn. te Hoogeveen, (1873).
J. Kneppelhout te Oosterbeek, (1850).
Mr. K.J.F.C. Kneppelhout van Sterkenburg te Utrecht, (1854).
Dr. P. Harting te Amersfoort, (1860).
Mr. C.C.N. Krom te 's-Hertogenbosch, (1880).
Mr. J.W. Schuurman te Ede, (1861).
H.P. Vogel te 's-Gravenhage, (1878).
Mr. J.D. Baron van Hoëvell te Dordrecht, (1861).
Jhr. J.F.L. Coenen van 's-Gravesloot te Utrecht, (1877).
J.H. Scheffer te Rotterdam, (1870).
J. Hooykaas Herderscheê te Nijmegen, (1876).
J. Van Heukelom Jr. te Leiden, (1856).
W.T. Van Griethuyzen te Rotterdam, (1875).