Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1885
(1885)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
bezwaren, in de vorige Jaarvergadering door verschillende Leden geuit tegen de gewoonte, om van afgestorvene Leden, die reeds elders, met name in de werken der Kon. Academie, voldoende beschreven waren, geene afzonderlijke biographie te geven, maar naar de genoemde levens te verwijzen. Het Bestuur heeft toen op zich genomen, dit jaar door een gemotiveerd voorstel aan die bezwaren te gemoet te komen. Dientengevolge verklaart het Bestuur zich thans bereid, bij voortduring alle pogingen in het werk te stellen, ten einde ook van elders reeds voldoende beschreven Leden eene biographie te verkrijgen. Mochten die pogingen falen, dan zal het Bestuur zich tot dengene wenden, die den overledene heeft geschetst, en hem verzoeken, zijn levensbericht, desnoods gewijzigd en verkort, voor de werken der Maatschappij af te staan. Wordt dit verzoek niet ingewilligd, dan zal een der Leden des Bestuurs zelf een kort uittreksel uit de verschenen biographie benevens eene lijst van werken geven. Ten aanzien van de levens van Scholten, Tellegen en Fruin heeft het Bestuur reeds in dezen zin gehandeld, en de Heer Kuenen heeft zich al dadelijk bereid verklaard, zijn levensbericht van eerstgenoemde voor de Maatschappij om te werken. De Heer Rammelman Elsevier zal niet beschreven worden, daar hij dit zelf bij uiterste wilsbeschikking gevraagd heeft, maar het Bestuur zal althans achter de rede van den Voorzitter eene lijst zijner geschriften laten afdrukken. Na deze Mededeelingen opent de Voorzitter de gedachtenwisseling over dit punt. De Heer J. Tideman herinnert, dat er vroeger wel eens sprake is geweest van afschaffing der Levensberichten. Hij zou een dergelijk besluit ten zeerste betreurd hebben, en is het Bestuur dankbaar voor den thans ingeslagen weg. | |
[pagina 108]
| |
De Heer C.P. Tiele geeft in bedenking, de woorden van het voorstel: ‘desnoods’ bekort te veranderen in ‘zooveel mogelijk’ bekort, daar o.a. de levensberichten der Kon. Academie z.i. veel te uitgebreid zijn voor het doel der Maatschappij. De Heer Dirks erkent de groote moeilijkheden, die het Bestuur bij het zoeken naar een geschikt en bevoegd biograaph ontmoet, en spreekt den wensch uit, dat de Leden zelve eenige korte aanteekeningen maken, die aan hun levensbeschrijver zeer veel moeite zouden besparen. Deze opmerking wordt door den Voorzitter beaamd, die vermeldt, dat hij indertijd niet in staat zou geweest zijn. Van Hengel te schetsen, wiens vrienden allen overleden waren, zoo deze niet eigen aanteekeningen omtrent zijn leven had nagelaten. De Heer Vorsterman van Oyen vestigt de aandacht van het Bestuur op de levensberichten van Rammelman Elsevier in den Spectator, Ned. Heraut en het Maandblad de Ned. Leeuw, waarnaar zou kunnen verwezen worden. Door den Heer Frederiks wordt er op gewezen, dat ook in andere werken, dan die der Kon. Academie, soms goede levensberichten verschijnen. De Voorzitter antwoordt, dat het voorstel van het Bestuur niet uitsluitend op de necrologieën der Kon. Academie doelt, en haalt ten bewijze het leven van Amersfoordt in Eigen Haard aan, dat door den opsteller, den Heer A. Huet te Delft, aan de Maatschappij is afgestaan. De Heer Quarles van Ufford vraagt, of er niet eene uitnoodiging kan gericht worden tot alle redactiën van tijdschriften en dagbladen, om de in hunne nummers verschijnende biographieën steeds aan de Maatschappij toe te zenden. Men zou desnoods in de dagbladen kunnen opmerkzaam maken op den in deze vergadering geuiten wensch. | |
[pagina 109]
| |
De Heer Beets geeft als zijne meening te kennen, dat de levensberichten der Maatschappij over het algemeen te breedvoerig zijn. Hijzelf erkent in dezen gezondigd te hebben in zijne levens van Heldring en Ter Haar. Men moest zich z.i. bepalen, uit de biographieën der Kon. Academie uit te lichten, wat voor de geschiedenis der letterkunde van waarde is. Om dezelfde reden is het niet noodig, te eischen, dat het Bestuur alle verschenen biographieën opgeve. De Voorzitter betuigt zijne instemming hiermede, en brengt het voorstel in rondvraag, dat met algemeene stemmen wordt aangenomen. |
|