voor de uitstekende wijze, waarop hij deze bijeenkomst heeft geleid. De Vergadering geeft hiermede hare instemming te kennen.
Daarna vraagt de Heer D'Ablaing van Giessenburg het woord. Hij betreurt de gewoonte, waarvan door den Secretaris in zijn verslag is gewaagd, om van afgestorvene Leden, die reeds elders voldoende beschreven zijn, geen levensbericht te geven. Op deze wijze zullen steeds de meest belangrijke biographieën, die van de beroemdste mannen, in de Werken der Maatschapppij ontbreken. Hij hoopt, dat het Bestuur termen zal vinden, daarop terugtekomen.
De Heer Van Heyst sluit zich hierbij aan.
De Heer Fruin vestigt de aandacht op een praktisch bezwaar, waarop het Bestuur in dergelijke gevallen meestal gestuit is. Het is uiterst moeilijk, juist voor de beroemdste mannen geschikte levensbeschrijvers te vinden, daar die natuurlijk ook door de Kon. Academie, welke de Maatschappij steeds vóór is, zijn uitgenoodigd. Hij geeft dus in overweging, deze zaak aan het overleg van het Bestuur overtelaten.
De Heer D'Ablaing van Giessenburg blijft het desniettemin betreuren, dat de Leden der Maatschappij de biographieën hunner uitstekendste Medeleden moeten missen. Hij oppert de vraag, of men niet althans een uittreksel uit de levensschetsen der Kon. Academie zou kunnen geven. Als de kosten bezwarend zijn, zou men immers de andere levensberichten een weinig kunnen bekrimpen.
De Heer Frederiks geeft in bedenking, een register van al de verschenen biographieën op te maken en dit in de Mededeelingen te plaatsen.
Daar niemand meer over dit punt het woord verlangt, wordt op voorstel van den Voorzitter aan het Bestuur