Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1882
(1882)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
Titularis, den heer D.F. Van Heyst. Het door de Maandelijksche Vergadering voorgestelde dubbeltal bestaat uit de Heeren D. Hartevelt en Dr. Chr. J. Van Ketwich. De meeste stemmen vereenigen zich op eerstgenoemde, die, ter Vergadering aanwezig zijnde, deze benoeming verklaart te aanvaarden.
Bij rondvraag neemt de heer Dyserinck het woord, tot de mededeeling, dat hij, onder andere merkwaardige stukken, het portret van Koosje Busken heeft gekregen, dat hij aan de Vergadering laat zien. Voorts geeft hij in bedenking, om, ten einde de Vergadering belangrijker te maken, ieder jaar een Lid of zelfs niet-Lid uittenoodigen, om over iets, zijn vak betreffende, eene mededeeling te doen. Daar dit denkbeeld geen verdere discussie uitlokt, vraagt de heer Prins het woord, om den Voorzitter te verzoeken, zijne openingsrede voor de Handelingen aftestaan. De Voorzitter verklaart zich daartoe bereid. Daarna neemt de heer Ten Brink het woord. Naar aanleiding van de woorden van den Voorzitter, dat het initiatief der Leden aan Bestuurderen steeds aangenaam zal zijn, geeft hij in bedenking, dat het Bestuur aan Mevrouw Bosboom-Toussaint, Eerelid der Maatschappij, op haar 70sten verjaardag een brief van gelukwensching zal zenden. De Vergadering geeft hiermede hare instemming te kennen. De Voorzitter antwoordt, dat Bestuurderen zeer gaarne aan den wensch der Vergadering zullen voldoen, en zorg zullen dragen, dat dit besluit worde uitgevoerd. De heer Quarles van Ufford richt eenige woorden tot den heer De Vries, om hem geluk te wenschen met de | |
[pagina 76]
| |
voltooiing der Inleiding tot het Woordenboek. Hij uit de hoop, dat zij allerwege in het land weerklank moge vinden, en dankt den schrijver voor den vaderlandlievenden geest, dien zijne woorden ademen. (Toejuiching). De heer De Vries dankt den spreker voor zijne welwillende woorden. Daarna herinnert de heer Dyserinck nog eens zijne zooeven geuite gedachte, en vraagt of dit denkbeeld zou ingrijpen in de Wet der Maatschappij. De Voorzitter antwoordt bevestigend. De heer Tideman klaagt, dat het verslag van het in de Algemeene Vergadering gesprokene doorgaans te kort en onvolledig is, en wenscht dat dit verslag in het vervolg uitgebreider zij. De Voorzitter antwoordt dat het Bestuur dien wenk niet uit het oog zal verliezen. Ten slotte deelt de heer De Vries mede, dat de opbrengst der lijst ongeveer ƒ 280 bedraagt. Daarna wordt de Vergadering door den Voorzitter gesloten. |
|