III.
De Penningmeester, de Heer D.F. Van Heyst brengt daarop het volgende verslag uit.
Mijne Heeren!
Zooals U reeds uit de Rede van onzen geachten Voorzitter gebleken is, zal ik heden voor de laatste maal de eer hebben U als Penningmeester verslag te geven van den financiëelen toestand onzer Maatschappij. Ter wille mijner gezondheid, die het voor mij wenschelijk maakte in een stad te wonen, waar ik meer dan hier fraaie omstreken kon genieten, heb ik een maand geleden Leiden verlaten en mij te 's-Gravenhage gevestigd.
Uit deze verandering van woonplaats is als van zelf mijn bedanken als Penningmeester onzer Maatschappij voortgevloeid en straks zal, volgens den Beschrijvingsbrief, de benoeming van mijn opvolger aan Uwe keuze worden onderworpen.
In de vergadering van April werd de gewone Commissie benoemd tot het nazien der Rekening. Zij bestond ditmaal uit de Heeren Dr. W. Pleyte en Mr. W.B. Bergsma, die in de Mei vergadering verslag uitbrachten en tot goedkeuring adviseerden.
De navolgende punten der Rekening wensch ik thans nog onder Uwe aandacht te brengen.