Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1878
(1878)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.De Commissie voor geschied- en oudheidkunde der Maatschappij hield hare gewone maandelijksche bijeenkomsten. Door alle leden en oudleden werden van tijd tot tijd eenige resultaten hunner studiën medegedeeld, of vragen op het gebied van geschiedenis en oudheidkunde betrekkelijk, ter tafel gebracht. Dr. Sepp deed mededeeling van den uitslag, van zijn voortgezet onderzoek, omtrent Nederlandsche leeraren aan buitenlandsche academiën. Hij handelde over de academiën van Wurzburg, Bazel en Heidelberg. Hij had gelegenheid het album studiosorum van Tubingen, met betrekking tot de studenten aan die academie uit ons land, te bestudeeren; doch slechts weinige Nederlandsche namen aangetroffen. Ook sprak hij over den schrijver van den Hercules Proditius, Steven Pighius en was tot het resultaat gekomen, dat een andere auteur dan de secretaris van Granvelle dit werk zou geschreven hebben. Dr. Fruin deelde een tweetal brieven mede van Constantijn Huygens den ouden aan den Prins omtrent de begrafenis van Michiel Adriaansz. de Ruyter uit 1677, waarin tal van merkwaardige bijzonderheden voorkomen. Verder deed hij verslag van het terugvinden op het Provinciaal Archief van Noord-Holland van het verpondingsregister van 1632; het | |
[pagina 60]
| |
was in bezit geweest van den Heer van den Bergh van Dussen Muijlkerke en miste slechts één blad; hij achtte het wenschelijk dat dit werk zou worden uitgegeven evenals de twee vorige Enquêten, waarover hij zou onderhandelen met Mr. C. Dozy uit Haarlem, aan wien de ontdekking van het Hs. te danken was. Dr. du Rieu gaf verslag omtrent het prachtig calligraphisch bewerkte Album Studiosorum van Bazel, waarin verscheidene portretten van professoren voorkomen. Verder deed hij een mededeeling omtrent een refugé uit het laatst der 17de eeuw, Claude Brousson geheeten, en een andere omtrent professor Daneau, Danaeus uit het laatst der 16de eeuw. Dr. Rogge behandelde verscheidene bibliographische bijzonderheden als eenige werkjes van Antoinette de Bourignon in de koninklijke Bibliotheek bewaard; en andere van Adriaan Paats in het Rotterdamsch archief aanwezig. Hij sprak over een curiosum aan de bibliotheek der maatschappij behoorende van 1524, geschreven door Nicolaas Herman en als het werk van Luther beschouwd. Hij bracht van tijd tot tijd epistolographiesche bijzonderheden ter tafel. Zijn vertrek naar Amsterdam laat een betreurd ledig in de commissie achter. Dr. Schotel sprak over gemeente- en familie-wapens van Valkenburg bij Leiden en over de macht van den schoolmeester over de kinderen in vroegere dagen. Jhr. Rammelman Elsevier gaf vele merkwaardige bijzonderheden op Leiden betrekkelijk. Hij sprak achtereenvolgens over een zegel van Leiden met drie sleutels uit 1796; over de woonplaats en de familie-bijzonderheden van Christoffel Plantijn, pseudoniem van Pieter Poiret; over de rekening van 1535 van Nicolaas van Wienoxbergen, alias Kellnare, den rector der school en over diens aan- | |
[pagina 61]
| |
stelling en instructie; deze bijdrage is door hem afgestaan voor de Mededeelingen; over het transport van de Doopregisters in 1811 volgens een besluit en op last van den Maire als grondslag der registers voor den burgerlijken stand; eindelijk het spelen in het weeshuis van een tooneelstuk, het beleg en ontzet van Leiden in 1624 en 1640 en de raadsbesluiten daarop betrekkelijk. Dr. Pleyte handelde over de godin der Tongeren Verodesthi of Viradecdi geheeten; hij brengt dien naam in verband met dien van een pottebakkersmerk te Vechten gevonden Viriodac genoemd en waarschijnlijk van een plaatsnaam afkomstig, wellicht Waroda, Waroux of Waremme in beneden-Tongeren of Belgisch Limburg gelegen. De naam schijnt van Keltischen oorsprong te zijn. Ook deed hij een mededeeling omtrent het huis en geslacht Zijl, nabij Leiden, naar aanleiding van een manuscript van Alkemade en van der Schelling uit de bibliotheek van Jkhr. Coenen van 's Gravesloot afkomstig. Op verzoek onzer Commissie zal door den Hoogleeraar Baron Linteloo de Geer het werkje van Hendrik van Bommel, waarvan vroeger (Handel. 1877, bl. 68) melding is gemaakt, in de werken van het Historisch Genootschap te Utrecht worden uitgegeven. Een bijdrage van het medelid der Maatschappij Mr. W.P. Sautijn Kluit over de Rotterdamsche Couranten werd door ons ontvangen en de uitgave daarvan door de Maatschappij aangeraden; eindelijk is het werk hetrekkelijk de Epistolographen door Dr. Rogge zoo goed als voltooid, zoo dat thans tot een uitgave kan worden overgegaan, die door Dr. du Rieu zal worden bestuurd. -
Dr. W. Pleijte.
Secretaris. |
|