Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1876

VII.

Bij monde van het lid van het Bestuur, Dr. A. Kuenen, wordt aan de Vergadering medegedeeld de stand van zaken betreffende de Bibliotheek en hare overbrenging naar het daarvoor vergroote gebouw der Academische Boekerij.

De Heer Kuenen herinnert hoe reeds het vorige jaar de Vergadering in beginsel besloten had, dat onze boekerij in bruikleen aan de Academische Bibliotheek zou worden gegeven. Hij deelt mede, dat in den loop van het jaar besprekingen hadden plaats gehad van eene Commissie uit het Bestuur, bestaande uit de HH. Fruin en Kuenen, ter zijde gestaan door onzen Bibliothecaris Rogge, met den Bibliothecaris van de Academische Boekerij, Dr. W.G. Pluygers, tot vaststelling van de nadere voorwaarden, waarop die overdracht zou geschieden. De door hen ontworpen en aan de Maandelijksche Vergadering medegedeelde drie punten zijn:

1. De overeenkomst met de Academische Bibliotheek betreffende het bruikleen der Boekerij zal te allen tijde opzegbaar zijn; met dien verstande, dat zij van den datum der opzegging af nog één vol jaar van kracht blijft;

[p. 91]

2. De boeken onzer Boekerij blijven in één lokaal bijeen en komen op de Academische Bibliotheek onder het gemeene recht: zij worden beheerd door de beambten dier Bibliotheek, en bestuurd en uitgeleend volgens de daar heerschende regelen. Slechts voor de Handschriften wordt deze uitzondering gemaakt, dat die alleen zullen kunnen worden uitgeleend met schriftelijke toestemming van het Bestuur der Maatschappij;

3. Onze Maatschappij, door de overbrenging der Boekerij naar de localen der Academische Bibliotheek van vele financieele lasten ontheven, zal naar vermogen bijdragen tot uitbreiding van haren boekenschat, voornamelijk wat betreft de eigenlijke vakken der Maatschappij, nl. Nederlandsche Taal- en Letterkunde, en verwante wetenschappen.

Het Bestuur brengt nu aan de Jaarlijksche Vergadering over, het door de Maandelijksche Vergadering gedane voorstel, om nl. het Bestuur te machtigen op deze grondslagen met de Academische Bibliotheek te contracteeren, en de regeling der verdere punten van ondergeschikt belang, die zich nog zullen voordoen, aan het Bestuur over te laten.

Nadat nog enkele inlichtingen gevraagd waren door de Heeren Ising, Obreen en Perk, werd het voorstel der Maandelijksche Vergadering met groote meerderneid van stemmen aangenomen.