III.
Ingevolge art. 30 der Wet is door den Penningmeester, B.W. Wttewaall, rekening en verantwoording gedaan aan het Bestuur, dat ze in handen gesteld heeft van eene commissie bestaande uit de hh. D.F. van Heyst en Mr. P. van Bemmelen. Zij heeft daarvan verslag uitgebracht op de vergadering van Mei. Uit de gedane mededeelingen blijkt, dat
Het batig slot der vorige rekening bedroeg | ƒ 555.11 ½ |
De ontvangst van 1872-1873 is geweest | ƒ 3238.49 |
| ___ |
| ƒ 3793.60 ½ |
De Uitgaven van 1872-1873 beloopen | ƒ 3473.01 ½ |
| ___ |
zoodat het voordeelig slot bedraagt | ƒ 320.59 |
De interest van het Fonds over dit boekjaar beloopt ƒ 286.66, waarvan na aftrek van één vierde deel, beschikbaar komt | ƒ 214.99 |
hetgeen gevoegd bij de ongebruikte interest van het vorige jaar | ƒ 155.57 |
| ___ |
de som uitmaakt van | ƒ 371.56 |