| |
| |
| |
VI.
Na de pauze wordt in behandeling genomen het voorstel der Maandelijksche vergadering tot herziening der Wet.
Daar het door haar aangeboden Ontwerp van Wet tot geene algemeene beschouwingen aanleiding geeft, wordt overgegaan tot de behandeling der artikelen.
De artt. 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging goedgekeurd.
Bij art. 3 wordt eene verandering in de redactie voorgesteld door de leden Jhr. J.P. Cornets de Groot en A.L.H. Ising. Die van den eersten luidt als volgt: ‘Tot ontbinding der Maatschappij wordt niet besloten dan met gelijktijdige aanwijzing van eene in Nederland gevestigde wetenschappelijke instelling en toekenning daaraan van de baten der Maatschappij.’ Die van laatstgenoemden: ‘Het besluit tot ontbinding der Maatschappij wijst tevens aan eene in Nederland gevestigde wetenschappelijke instelling, waaraan de baten der Maatschappij worden toegekend.’
Na toelichting der voorstellers wordt de verandering van eertsgenoemd medelid, met meerderheid van stemmen aangenomen, waarna art. 3, dienovereenkomstig gewijzigd, wordt goedgekeurd.
Over art. 4: ‘Tot leden zijn verkiesbaar Nederlanders, waar ook gevestigd, die als beoefenaars of voorstanders der Nederlandsche Taal- en Letter-, Geschied- en Oudheidkunde bekend, of door het bekleeden van eene openbare wetenschappelijke betrekking die onderscheiding waar- | |
| |
dig zijn’ worden langdurige beraadslagingen gevoerd, waaraan achtereenvolgens deelnemen de leden Dr. J. Ten Brink, Prof. H. Kern, Mr. W.J. d'Ablaing van Giessenburg, J.P. Cornets de Groot, A.L.H. Ising, Prof. J. de Wal, Prof. L.W.E. Rauwenhoff, Mr. D.H. Levyssohn Norman, Mr. J. Heemskerk Az., Prof. J.E. Goudsmit en de leden der commissie voor de Wetsherziening, de hh. Du Rieu en Modderman. Zoowel inhoud als vorm van het artikel wordt bestreden. Terwijl men ten eenre zijde meent, dat daardoor de toelating van Zuid-Nederlanders en van allen, waar ook gevestigd, wier moedertaal het Nederlandsch is, tot gewone leden der Maatschappij in beginsel niet wordt aangenomen, wordt ter andere volgehouden dat die veelbesproken vraag in art. 72 in dier voege is opgelost, dat voortaan alle buitenlanders, zoowel zij, die door het gebruik der Nederlandsche taal, als zij, die door Nederlandsche afkomst of door studievak er belang bij hebben, door het betalen der jaarlijksche toelage de hun tot nu toe onthouden geschriften der Maatschappij kunnen krijgen. Ook wordt het aangenomen onderscheid tusschen binnen- en buitenlandsche leden op grond van het kosmopolitisch karakter der wetenschap nadrukkelijk bestreden. Op grond dezer overwegingen worden verscheidene amendementen voorgesteld:
1. door het lid Ten Brink om achter de woorden ‘Nederlanders, waar ook gevestigd’ te voegen: ‘benevens de Vlamingen.’
2. door het lid Kern om de woorden ‘Nederlanders, waar ook gevestigd, die als beoefenaars enz.’ te doen vervangen door: ‘allen, wier moedertaal het Nederlandsch is, indien zij als beoefenaars enz.’
3. door het lid d'Ablaing van Giessenburg om 't woord ‘Nederlanders’ te veranderen in ‘allen’, waardoor 't
| |
| |
onderscheid tusschen het binnen- en buitenlandsch lidmaatschap vervalt.
4. door het lid Cornets de Groot om het artikel te doen lniden: ‘Tot leden zijn verkiesbaar beoefenaars of voorstanders der Nederlandsche taal- en letter-, geschieden oudheidkunde, en zij die eene openbare wetenschappelijke betrekking bekleeden.’
5. door het lid J. Heemskerk Az., om in de plaats der woorden ‘Nederlanders’ te lezen ‘Noord- en Zuid-Nederlanders.’
Na langdurige beraadslagingen over deze amendementen wordt, op het voorstel van het lid de Wal, eerst art. 14 over de buitenlandsche leden in behandeling genomen, en door hem in overweging gegeven daaraan eene nieuwe alinea, ter oplossing der gerezen moeielijkheden, toe te voegen, luidende: ‘Indien de Nederlandsche taal hunne moedertaal is, zijn zij bevoegd hunne opneming onder de gewone leden te vorderen.’
Uit de gedachtenwisseling over dit amendement blijkt, dat er omtrent de bedoeling er van licht misverstand zou kunnen ontstaan, waarom het lid H.W. Tydeman voorstelt de eerste woorden weg te laten en meer in het algemeen te bepalen: ‘Zij zijn bevoegd hunne opneming onder de gewone leden te vorderen.’
Het lid de Wal verklaart zich vóór die wijziging in zijne toevoeging aan art. 14, waarna zij, in omvraag gegebracht, met meerderheid van stemmen wordt aangenomen. Art. 14, aldus gewijzigd, wordt daarop zonder beraadslaging aangenomen.
De beraadslagingen over art. 4 hierop heropend zijnde, worden de verschillende amendementen door de voorstellers achtereenvolgens ingetrokken.
Door het lid Gevers van Endegeest wordt de min
| |
| |
juiste vorm, waarin het art. 4 gesteld is, besproken, waarna het lid de Vries voorstelt aldus te lezen: ‘Tot leden kunnen verkozen worden Nederlanders, waar ook gevestigd, die, hetzij als beoefenaars en voorstanders der Nederlandsche Taal- en Letter-, Geschied- en Oudheidkunde, hetzij door het bekleeden van eene openbare wetenschappelijke betrekking, die onderscheiding waardig zijn.’
Art. 4, aldus gewijzigd, wordt daarop goedgekeurd.
Door het lid Goudsmit wordt vervolgens eene motie van orde voorgesteld strekkende om de beraadslagingen over het Ontwerp van Wet te staken, de leden uit te noodigen bij tijds hunne aanmerkingen of bedenkingen daartegen aan de commissie voor de Wetsherziening mede te deelen en aan deze op te dragen, na kennisneming der ingekomen voorstellen, in de eerstvolgende jaarlijksche vergadering het thans ingediende wetsontwerp weder ter tafel te brengen.
Na bestrijding van den bestuurder De Vries, met 't oog vooral op de plannen, welke moeten ten uitvoer gelegd worden en waartegen, bij handhaving der oude wet, bedenking bestaat, wordt de voorgestelde motie van orde met meerderheid van stemmen verworpen. De vergadering vereenigt zich intusschen met den wensch, dat bij de verdere behandeling van het ontwerp van wet slechts die wijzigingen of amendementen in omvang zullen gebracht worden, welke eenig beginsel raken, terwijl verbeteringen of veranderingen in de redactie zullen worden medegedeeld aan eene door het Bestuur te benoemen commissie van redactie.
Hierna wordt de beraadslaging van de verdere artt. van het Ontwerp van Wet voortgezet.
De artt. 5-7 worden achtereenvolgens goedgekeurd.
| |
| |
Over art. 8 luidende: ‘Van de voorgestelden zijn zij gekozen, die een vierde van de uitgebrachte stemmen op zich vereenigd hebben, tot het bepaalde getal. Indien de stemmen staken, beslist de vergadering.’ voeren het woord de hh. J. Heemskerk Az., van Heijst, Modderman, Du Rieu en Goudsmit; zoowel tegen de keuze met éen vierde der stemmen als tegen het onduidelijk slot van het art. wordt bedenking gemaakt. Overeenkomstig het amendement van 't lid Heemskerk wordt 't eerste lid van het art. aldus gewijzigd: ‘Van de voorgestelden zijn, tot het bepaalde getal, gekozen die de meeste, mits niet minder dan éen vierde van de uitgebrachte stemmen op zich vereenigd hebben.’
In de plaats der laatste zinsneê van het art. wordt gelezen: ‘Ingeval éen of meer voorgestelden een gelijk aantal stemmen op zich vereenigd hebben, beslist de vergadering of allen, dan wel een of meer hunner als gekozen worden beschouwd. Ook kan herstemming plaats hebben.’
Aldus gewijzigd, wordt art. 8 goedgekeurd.
De artt. 9, 10 en 11 worden onveranderd aangenomen. Bij de behandeling van art. 12 wordt, met ondersteuning van het lid De Vries, door den heer van Heijst een amendement voorgesteld, om 't eerste lid aldus te lezen: ‘Er kunnen, op voordracht van het Bestuur, door de Jaarlijksche vergadering Eereleden benoemd worden.’
Door den heer Boot, ondersteund door het lid Van Bemmelen, wordt voorgesteld eene 2e alinea bij te voegen, luidende: ‘Ook vrouwen, die bijzondere verdiensten hebben jegens de Nederlandsche taal- en letter-, geschieden oudheidkunde, kunnen tot Eereleden benoemd worden.’
Door den heer Cornets de Groot wordt voorgesteld in de plaats van de 2e alinea te lezen: ‘Zonder bijdragen te betalen, hebben zij de rechten der gewone leden. In
| |
| |
de vergaderingen nemen zij plaats aan de rechterzijde van den Voorzitter.’
In omvraag gebracht, worden deze amendementen met meerderheid van stemmen aangenomen, waarna het dienovereenkomstig gewijzigd art. 12 wordt goedgekeurd.
In art. 13 worden de woorden: ‘of eerelid’ weggelaten, waarna het wordt aangenomen.
De artt. 15 tot en met 17 worden zonder beraadslaging goedgekeurd, zoomede art. 18, na weglating, overeenkomstig 't voorstel van het lid Heemskerk Azn. van de laatste alinea. Eveneens worden de artt. 19 tot en met 48 onveranderd aangenomen, met verwerping, wat art. 48 betreft, van het door het eerelid Bergman voorgestelde amendement om 't woord buitengewone vergaderingen te doen vervangen door openbare vergaderingen, gelijk gevonden wordt in de oude wet, en verder achter 't woord ‘dichtstukken’ te laten volgen: ‘en waarop ook buiten de leden der Maatschappij aan anderen de toegang verleend wordt,’ waardoor in de 2e alinea van art. 48 de woorden: ‘waarop ook niet-leden kunnen worden toegelaten’ zouden vervallen.
Vervolgens worden de artt. 49 tot en met 71 zonder beraadslaging aangenomen.
In art. 72 wordt, in verband met de aangenomen toevoeging in art. 14, goedgekeurd de aanvangswoorden: ‘Elk lid, en van de buitenlandsche leden ieder, die zich bereid verklaart jaarlijks zes gulden te betalen, ontvangt enz’, te vervangen door: ‘Elk gewoon lid ontvangt enz.’
Overeenkomstig het amendement van 't lid Rauwenhoff wordt de 2e alinea aldus gelezen: ‘De jaarlijksche Vergadering is bevoegd, op voorstel des Bestuurs, te bepalen dat eenig werk voor de leden niet dan tegen de helft van den boekhandelsprijs verkrijgbaar zal zijn.’
| |
| |
In dien geest gewijzigd, wordt vervolgens art. 72 goedgekeurd, tegelijk met de artt. 73 tot en met 85, waarop het geheele ontwerp van wet, in omvraag gebracht, met algemeene stemmen wordt aangenomen.
Verder wordt goedgekeurd als slotbepaling nog toe te voegen, dat door deze wet vervallen de wet van den 17en Juni 1852 en de daarin gebrachte veranderingen, terwijl aan het Bestuur machtiging wordt verleend den tijd vast te stellen, waarop de nieuwe wet in werking zal treden, nadat zij vooraf aan eene door het Bestuur te benoemen Commissie van redactie zal zijn onderworpen.
|
|