IV.
Daarna doet de Penningmeester mededeeling van zijne Rekening, met inbegrip van die van den Bibliothecaris, zooals die in de Vergadering van Mei was nagezien en goedgekeurd. Zij levert de navolgende uitkomsten:
Het batig saldo der vorige rekening bedroeg | ƒ 518.96. |
De ontvangst van 1868-1869 is geweest | ƒ 3297.90. |
| ---- |
Maakt te zamen | ƒ 3816.86. |
De uitgaven van 1868-1869 bedragen | ƒ 3693.68 1/2. |
| ---- |
Het saldo in kas bedraagt | ƒ 123.17 1/2. |
Van genoemde uitgaven bedraagt de post
a. boeken aangekocht voor de Bibliotheek | ƒ 361.30 1/2. |
b. werken gedrukt door de Maatschappij | ƒ 1315.31. |
In 1869 is gekocht ƒ 200.- 2 1/2 % Inschr. Grootb. zoodat het vaste Fonds nu bedraagt ƒ 10.800.- 2 1/2 % Inschr. Grootb., terwijl, na aftrek van het vierde van de verschenen rente nu beschikbaar is de som van ƒ 196.40, hetgeen gevoegd bij de beschikbare rente van het vorige jaar ƒ 34.14 (niet ƒ 94.- zooals bij vergissing gedrukt staat in de Handelingen van het vorige jaar, bl. 72) thans wordt ƒ 230.54.