VIII.
Hierna brengt de Voorzitter in beraadslaging het voorstel van Prof. R. Fruin, om aan den uitgever der Gedenkstukken van Oldenbarnevelt en zijn tijd, eene subsidie van ƒ 200 toe te staan, uit te betalen zoodra het Derde Deel van dit werk het licht zal zien, en deelt hij mede een schrijven van de Commissie van Geschied- en Oudheidkunde van den volgenden inhoud:
‘De Commissie ingenomen met het voorstel van Prof. Fruin, betwijfelt of het wenschelijk is zulke ondernemingen op de voorgestelde wijze te ondersteunen; zij heeft daarom besloten, ter voorkoming van discussiën over het al of niet subsidiëren van nuttige ondernemingen, of zoo dit onmogelijk mogt zijn, ter vermijding van uitgaven, tot dat einde uit de kas der Maatschappij de ƒ 200, welke zij voor de uitgaaf van haar Repertorium heeft ontvangen, ter beschikking van het Bestuur te stellen.’
Daarop licht Prof. Fruin zijn voorstel toe; hij wenscht aan den Heer M. Nijhoff, die, wegens beperkt debiet van Oldenbarnevelt's Gedenkstukken, de uitgaaf bij het Tweede deel gestaakt heeft, van wege onze Maatschappij ƒ 200 toe te zeggen, even als het Provinciaal Utrechtsch Genootschap en de Maatschappij van Fraaije Kunsten had gedaan; die ƒ 600 zou de uitgaaf van een Derde deel mogelijk maken. De Voorsteller begrijpt evenwel, dat