wijls is het mij een raadsel geweest, hoe van Mieris de blijkbare goede lezingen in zijne varians lectio, de slechte daarentegen in den tekst gebragt heeft. Wat omtrent het uitgegevene geldt, is nog van ruimere toepassing op het onuitgegevene. Zal het Charterboek van van Mieris een degelijke grondslag worden voor onze geschiedenis, dan moet er aan eene doorgaande tekstzuivering worden gearbeid, waarvoor de hulpmiddelen voorzeker in de ruimte aanwezig zijn.
Aan beide eischen is naauw verwant eene derde: schifting en monstering van de stof door van Mieris verzameld. Er zijn blijkbaar valsche Charters opgenomen: nu en dan worden van Latijnsche stukken vertalingen medegedeeld, die geen officieel karakter hebben: andere malen worden transsumpten in extenso medegedeeld: het ontbreekt niet aan gelijkluidende charters voor verschillende personen of plaatsen, welke het genoeg ware met een mutatis mutandis aan te wijzen. Het grootste gedeelte der varians lectio kan, is eenmaal de tekst verbeterd, gerust ter zijde geworpen worden.
Als ik alle die eischen overweeg welke de tegenwoordige stand der wetenschap het regt heeft aan een Nederlandsch, zij het slechts een Hollandsch Charterboek te doen, dan ontstaat bij mij de vraag: of het niet beter ware de betrekkingen met van Mieris op te zeggen, zoo als hij dat zelf deed met de Handvesten-Kronijk van van der Houve, en de handen aan het werk te slaan voor een nieuw groot Charterboek.
Dat vordert tijd, werklieden en kosten, meer dan van eenig afzonderlijk genootschap kan worden gevorderd. Eene werkzaamheid van velen, waarbij aan elk zijne taak is voorgeschreven is, onmisbaar: de tusschenkomst en de ondersteuning der Regering kan alleen eene gelukkige uitkomst doen voorzien.
Willen Akademie van Wetenschappen, Maatschappij van Letterkunde, Provinciaal Utrechtsch en Zeeuwsch genootschap daartoe de handen in een te slaan, en eene werkzaam-