Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1857
(1857)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijIX.De dienstjaren van den Secretaris en van den Penningmeester der Maatschappij (volgens art. 23 der wet) afgeloopen zijnde, worden voor hen nieuwe dubbeltallen voorgedragen; tot Secretaris: de HH. J.T. Bodel Nijenhuis en H.C. Huyser; tot Penningmeester: de HH. J.G. La Lau en J.G. de Waldkirch Ziepprecht. Zonder hoofdelijke stemming zijn de beide eerstgenoemden der dubbeltallen benoemd geworden en dus de aftredende Heeren in hunne betrekkingen bevestigd.
De gewone punten van beschrijving afgehandeld zijnde, stelt de Voorzitter, ingevolge art. 19 tweede alinea, voor, de vier, volgens hunne jaren van benoeming, oudste leden der Maatschappij, als zijnde allen, meer dan 50 jaren, hare medeleden en sieraden der letterkunde in Nederland, te benoemen tot Eereleden onzer InrigtingGa naar voetnoot1. Nadat, volgens 't slot van art. 64 der wet, algemeen besloten was dit voorstel als van dringende noodzakelijkheid terstond ten uitvoer te leggen, is zulks bij openlijke toejuiching goedgekeurd. De Heer Tydeman, | |
[pagina 70]
| |
de eenige der benoemden, die ter vergadering tegenwoordig was, beantwoordde aan het verlangen zijner medeleden, door zich zulks dankbaar te laten welgevallen; waarop hij, op aandrang des voorzitters, zitting neemt op de plaats, den Eereleden volgens de wet ('t slot van art. 19) toegekend. De Heer Mr. G. de Vries, oudste zoon van een' ander der benoemde Eereleden, brengt met warmte namens zijnen vader eenige woorden van dankbetuiging uit. Nieuwe Eer-diplomen zullen hun toegezonden worden. Eindelijk interpelleert de Heer Dr. D.T. Veegens van Amsterdam, het Bestuur met de vraag, waarom de overoude, jaarlijks vernieuwde, aanvraag tot het kiezen, gedurende één jaar, van stedelijke leden, (art. 6 tweede periode) dit jaar in den Beschrijvingsbrief gemist wordt. De Voorzitter antwoordt, (met de woorden van Ulpianus, quaedam tametsi honeste accipiuntur, inhoneste tamen petuntur (l. 1. § 5. D. de extr. cognit.), dat zulks dit maal uit kieschheid niet weder was aangevraagd. De zaak wordt nu echter daarop in stemming gebragt; en wel 1o. of er (volgens 't slot van art. 64) voor dit jaar urgentie in deze zaak bestond. Nadat zulks met 52 tegen 2 stemmen beslist was, wordt 2o. over de zaak ten principale gestemd. De meerderheid is ook van een toestemmend gevoelen. Het wordt dan weder voor een jaar verleend.
Waarna niemand verder iets meer voorstellende, de Vergadering gesloten is.
(was geteekend) J. de Wal, Voorzitter. | |
[pagina 71]
| |
Aan het slot van den Beschrijvingsbrief werden de leden wederom opgewekt om de vruchten hunner letteroefeningen in de vakken, tot deze Maatschappij behoorende, aan haar te willen mededeelen, om voor de Werken der Maatschappij, of bij de vergaderingen, 't zij openbare of bijzondere, te kunnen strekken. |
|