Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1856
(1856)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |
XII.Met betrekking tot het voorstel van den Hr. Mr. H.J. Koenen (Handd. 1855, bl. 49) over het drukken der Werken van Ph. van Marnix, Heer van St. Aldegonde, is, na lezing van het voornaamste uit het schriftelijk Rapport daarover bij de Commissie van Geschied- en Oudheidkunde uitgebragt, het voorstel door den Heer Koenen zelf teruggenomen, doch, naar aanleiding van een nieuw voorstel van dezen Heer, vastgesteld het rapport in dezen uitgebragt te doen drukkenGa naar voetnoot1. De Heer Dr. J. van Vloten hier op het woord vragende, doet opmerken dat het zoo even gemeld rapport niet geheel en al volledig mag geacht worden. Spreker toch had in zijne Ned. Geschiedzangen II. 20. (1852), een nieuw Geuzenlied opgenomen dat volgens hem van van Marnix is, en in des Sprekers vrije nederduitsche overbrenging van Quinet's Marnix (1855) zijn uit de Bibliotheek der Leidsche Hoogeschool ettelijke kleine stukken van dien Staatsman afgedrukt.
Er wordt gereedelijk besloten van deze aanmerkingen in het rapport het noodige gebruik te maken.
Waarna, niemand verder iets meer voorstellende, de Vergadering gesloten is.
(was geteekend) J. de Wal, Voorzitter. | |
[pagina 62]
| |
Aan het slot van den Beschrijvingsbrief werden de leden wederom opgewekt om de vruchten hunner letteroefeningen in de vakken, tot deze Maatschappij behoorende, aan haar te willen mededeelen, om voor de Werken der Maatschappij, of bij de vergaderingen, 't zij openbare of bijzondere, te kunnen strekken. |
|