IX.
De behandeling van het voorstel tot wijziging der Wet, in de vorige Algemeene Vergadering (Handd. 1855, bl. 51) verdaagd, en waaromtrent de maandelijksche Vergadering van 2 Mei ll. eene nieuwe redactie ontwierp, had hierop plaats. Nadat onderscheidene leden hierover het woord gevoerd hadden, is met 25 tegen 40 stemmen van de 65 thans tegenwoordig zijnde leden, besloten de wet onveranderd te laten, vermits geen 2/3 der tegenwoordig zijnde leden voor de verandering stemde (art. 129 der Wet).