Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1852
(1852)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijVII.Op de vraag des Voorzitters of men op de redactie der ter tafel zijnde prijsvragen iets had aan te merken, heeft een voorstel van den Heer Koenen aanleiding gegeven, de eerste der vragen
Uit de vakken van Taal- en Letterkunde,
aldus te wijzigen:
Eene Spraakkaart van het Nederlandsch, waarop de grenzen zijn aangeduidGa naar voetnoot1) der verschillende dialecten; | |
[pagina 50]
| |
met een' bijgevoegden tekst, waarin het aangewezen spraakverschil taalkundig wordt uiteengezet. Bernhardi's Sprachkarte von Deutschland (2de Aufl. Kassel, 1849) hoezeer in vele opzigten gebrekkig, en sommige kaarten in den Atlas historique de la Belgique, door Jusseret (Bruxelles 1839), kunnen tot toelichting en voorbeeld dienen. Daarna is deze vraag met eene zeer groote meerderheid van stemmen uitgeschrevenGa naar voetnoot1).
Met betrekking tot de vragen
Uit de vakken van Geschied- en Oudheidkunde,
heeft op de tweede der voorgestelde vragen:
Eene Geschiedenis van den Kerkbouw in ons vaderland tot in de 16e eeuw, opgemaakt vooral uit naauwkeurige vergelijking der in de verschillende gewesten aanwezige kerkgestichten, en in verband beschouwd met den gang der burgerlijke en Christelijke beschaving hier te lande.
een amendement van den Heer Koenen, na eenige woordenwisseling, aanleiding gegeven om deze vraag aldus te stellen:
Eene Geschiedenis van den Kerkbouw in ons vaderland, tot op het zoogenoemde Gothische tijdperk. | |
[pagina 51]
| |
Daarop tot de stemming overgegaan zijnde en beide uit deze vakken voorgestelde prijsvragen nagenoeg een gelijk aantal stemmen bekomen hebbende, zijn, op voorstel des Voorzitters, door de Vergadering beide uitgeschreven, aldus luidende:
I. Eene levensgeschiedenis van Maria, Prinses van Oranje, Koningin van Engeland, inzonderheid naar aanleiding van authentieke stukken.
II. Eene geschiedenis van den Kerkbouw in ons vaderland tot op het zoogenoemde Gothische tijdperk. Ter te gemoetkoming aan de voor de beantwoording dezer laatste vraag vereischt wordende onderzoekingen, wordt, boven het gewone eermetaal, nog de som van één honderd en vijftig gulden uitgeloofd, en de tijd ter inzending verlengd tot op den 31sten December 1855. De antwoorden op de twee eerste dezer vragen worden ingewacht vóór of op den 31 Dec. 1853.
Ook wordt herinnerd, dat vóór of op den laatsten December 1852 antwoorden worden ingewacht op de ten jare 1850 uitgeschrevene Prijsvragen:
Uit de vakken van Taal- en Letterkunde:
I. Eene Nederlandsche Spraakkunst uit de schrijvers der 13de en 14de eeuw.
Uit de vakken van Geschied- en Oudheidkunde:
II. Welken invloed heeft de verheffing van Prins | |
[pagina 52]
| |
Willem III tot Koning van Engeland gehad op het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden?
III. Welk gezag heeft de Saksenspiegel in Nederland uitgeoefend? Welke regtsbeginselen zijn daaruit in de statutaire regten van lateren tijd overgenomen of door dezen stilzwijgend erkend?
De prijs door de Maatschappij voor de bekroonde verhandelingen uitgeloofd, bestaat in een' gouden penning, ter waarde van één honderd en vijftig gulden, of, naar verkiezing, de waarde van dien. De in te zenden stukmoeten met eene andere hand dan die des auteurs geschreven en met eene zinspreuk geteekend zijn. In een verzegeld omslag, dezelfde zinspreuk ten opschrift hebbende, vermeldt de steller zijnen naam en zijne woonplaats. Een en ander moet, vrachtvrij, vóór of op den bepaalden dag, bezorgd worden ten huize van den Penningmeester Mr. J.G. La Lau of van den Secretaris Mr. J.T. Bodel Nyenhuis. |
|