| |
| |
| |
[Openingsrede van de voorzitter, A.H. van der Boon Mesch]
De Voorzitter, Prof. A.H. van der Boon Mesch, opent de vergadering met de volgende aanspraak:
Geëerde Medeleden!
Ik heet U, ook namens mijne Medebestuurders, welkom aan deze plaats, en verheug mij, dat zóó velen uwer tot deze Algemeene Vergadering opgekomen zijn, en ook daardoor toonen belang te stellen in eene Maatschappij, wier doel en werkkring zóó naauw met den naam en de eer van het Vaderland verbonden zijn, en steeds meer verbonden moeten worden. Als Voorzitter is mij de vereerende taak opgedragen, om U, bij de opening dezer Algemeene Vergadering, bekend te maken met den staat en de voornaamste lotgevallen der Maatschappij gedurende het afgeloopen jaar. Het is mij aangenaam U te kunnen verzekeren, dat die staat in velerlei opzigten zóó voldoende is, dat hij geene uitgezochte bewoordingen noodig heeft, en het oog niet op de lichtende punten behoeft gevestigd te worden, om de zwakke en min voordeelige voorbij te zien.
Bestond er sedert 1775 tusschen het Vorstelijk stamhuis van Oranje en onze Maatschappij een eigenaardige band, dien wij ons tot eere rekenen; die band is op
| |
| |
nieuw bevestigd, daar het den Koning, Willem III, behaagd heeft het aangeboden Beschermheerschap welwillend aan te nemen. Het berigt er van was aangenamer, naarmate de verschillende openbare blijken, dat de Koning op den bloei van Letteren en Wetenschappen prijs stelt, die in eere gehouden wil hebben en uit eigene middelen ondersteunt, dieperen indruk gemaakt hadden. Het zal zeker uwe goedkeuring wegdragen, dat de Maandelijksche Vergadering voorgesteld heeft, dien edelen band nog naauwer toe te halen, door het Eere-lidmaatschap aan te bieden aan 's Konings broeder, den geëerden en beminden Prins Hendrik der Nederlanden.
De verschillende binnen- en buitenlandsche Geleerden, die in uwe vorige Vergadering tot Leden der Maatschappij gekozen waren, hebben getoond die onderscheiding op prijs te stellen. De aanneming van het lidmaatschap ging bij sommigen vergezeld met de aanbieding van eenigen hunner geschriften.
Het zal U blijken, dat de geldmiddelen onzer Maatschappij in eenen zeer voldoenden staat zich bevinden, en meer en meer dienen kunnen tot verbetering en uitbreiding van de voornaamste hulpmiddelen onzer instelling. Gij denkt hierbij inzonderheid aan onze Bibliotheek, die niet alleen in aantal van boekwerken, maar ook in waarde toeneemt. Het in dit Maatschappelijk jaar uitgegeven Register op haren Catalogus zal den arbeid er aan besteed beloonen, als het bij uwe letterkundige oefeningen dienen mag ter aanwijzing van hetgeen ten behoeve daarvan verzameld is, en ter op- | |
| |
wekking om bestaande leemten aan te vullen, en onze boekverzameling met de vruchten van uwen arbeid of met die van anderen te verrijken. Gij kunt dit heusche verzoek thans gereeder inwilligen, daar eene nieuwe en betere bewaarplaats voor onze Boekerij wordt ingerigt, even geschikt om den beschouwer van den uitwendigen toestand van handschriften en boeken te bevredigen als hem, die in stille eenzaamheid hare schatten wil raadplegen. Hoe wèl gij gedaan hebt met de zorg er voor op te dragen aan eenen man, die, behalve aan de gewone en werktuigelijke verpligtingen van eenen Bibliothecaris, ook kan en wil voldoen aan die op eenen grondigen beoefenaar onzer taal- en letterkunde rusten, zal U uit menige proeve blijken. De bruikbaarheid en het nut onzer verzameling zijn er niet weinig door vermeerderd, en uwe verwachting, dat ook hierdoor het groote doel onzer instelling bevorderd zal worden, is reeds aanvankelijk vervuld.
Gelukkig mag ik het noemen, dat de veranderingen en wijzigingen bij de herziening der Wet geëischt tot stand gebragt zijn, en dat wij aan de nieuwe vormen reeds zóó gewoon zijn geworden, dat de tijd in onze Maandelijksche Vergaderingen meer aan het eigenlijk doel van deze bijeenkomsten kon besteed worden. De toon, die er aangeslagen werd, de geest, die er heerschte, de mededeelingen, die er geschiedden, en de vruchten van den arbeid van afwezigen, die er gezien werden, deden bij ons menigmaal den wensch oprijzen, dat die vergaderingen ook door de
| |
| |
buitenleden bezocht werden, om in het goede en schoone ons door eenige Leidsche Leden aangeboden te deelen, of ons ook de vruchten hunner nasporingen te doen smaken. De inspanning van eene zuiver letterkundige nasporing, van een geschied- en oudheidkundig onderzoek, of van een betoog over woorden, welke in de Vaderlandsche taal nog geen burgerregt ontvangen hebben en daaruit behooren geweerd te worden, werd soms, als ter verpozing en om aan het gevoel geen minder genot te schenken dan aan het verstand, afgewisseld door de indrukwekkende taal der poëzij. En als Tollens aan onzen wensch voldeed, en het schandelijke en afschuwelijke der zonde en der geveinsdheid tegenover den reinen en Goddelijken geest van Christus in bezielde toonen afschetste, óf ons de liefde eener moeder teekende, nog sterker dan den gloed der vlammen, waaruit zij haar kind trachtte te redden, en God het haar teruggaf, dan zouden wij gewenscht hebben de Leidsche maandelijksche in eene vergadering van alle de Leden veranderd te zien.
Tot de ernstige behartiging van het wetenschappelijk doel onzer Maatschappij hebben bovenal de Commissiën voor taal- en letterkunde en voor geschieden oudheidkunde krachtige pogingen aangewend. Haar oordeel is nooit te vergeefs ingeroepen, en in dien kleineren kring, die door zijne inrigting meer het beeld nadert van die stille en eenzame letteroefening, waarvan steeds de rijpste vruchten ingeoogst en bij voortduring te verwachten zijn, is voor ons
| |
| |
veel en naauwgezet geärbeid. Zonder bemoeijing met bestuur of beheer en alleen van raadgevenden aard, zoodat wij ze in dat opzigt den wetenschappelijken Staatsraad onzer Maatschappij zouden kunnen noemen, hebben zij hare werkzaamheden rustig voortgezet, zoo als U straks uit hare Verslagen nader zal blijken. Zoo dikwerf verschillende omstandigheden in die Commissiën eene nieuwe benoeming eischten, is daarin met naauwgezetheid voorzien; en hoe gelukkig die keuze uitviel is op nieuw gebleken, toen aan een' hunner, den Heer M. de Vries, onder algemeene goedkeuring van deskundigen, het Hoogleeraarambt werd opgedragen in het vak, dat hij in de Commissie vertegenwoordigde.
Naarmate de beantwoording onzer Vragen zeldzamer wordt, wordt er meer eene eigene werkzaamheid onzer instelling gevorderd, en verdient elke poging daartoe algemeener ondersteuning. Het is mij daarom aangenaam, dat de belofte van mijnen hooggeachten voorganger, dat U in den loop van dit jaar een Deel van eigene werken zou aangeboden worden, vervuld is, terwijl een volgend Deel reeds ter perse is, en het Bestuur het voorstel heeft kunnen doen, om voortaan de werken aan de Leden kosteloos uit te reiken.
Wat in de laatste jaren in onbruik geraakt was, is in het afgeloopen jaar weder in het leven geroepen. Er heeft namelijk eene openbare vergadering plaats gehad, waarin ons geacht medelid, de Heer Gevers van Endegeest, als spreker is opgetreden. De
| |
| |
indruk, dien het verhaal eener belangrijke reis, door uitvoerige teekeningen opgehelderd, vroeger gemaakt had, was na verloop van jaren nog niet uitgewischt, zoodat men het reisverhaal én zelf nogmaals verlangde te vernemen, én anderen in het voor hen nieuw genot wilde doen deelen. De geëerde spreker voldeed welwillend aan ons verzoek, en het aanzienlijk gehoor, dat over het gebergte en door de valleijen, op den top van den Vesuvius en in de bekoorlijkste landstreken, bij de helderste stroomen van Calabrië en langs allerlei bouwvallen en andere overblijfselen van menschelijke grootheid, rondgevoerd werd, betoonde zich dankbaar voor het zeldzaam genot eener natuur-beschouwing, door Geschied- en Letterkunde opgeluisterd. - Ik geloof, dat men de openbare Vergaderingen onzer Maatschappij niet geheel uit het oog moet verliezen. Het publiek hoort en leest zooveel, wat het niet moest hooren en lezen, of, als het begrepen wordt, een' pijnlijken indruk maakt, dat het wel eens over de wetenschap en over onze taal en geschiedenis mag onderhouden worden. Wanneer de spreker niet zonder behoorlijke voorbereiding optreedt; wanneer hij niet uit het oog verliest, wáár hij spreekt, en achting toont te bezitten voor zijne hoorders; wanneer hij hen met alle hunne billijke doch verschillende eischen zich voorgesteld heeft, en zijn onderwerp zoowel als zijne taal door keus en kieschheid daaraan geëvenredigd zijn; wanneer hij zelf bezield is, dan zal hij ook anderen bezielen, nieuwen eerbied en hoogere liefde voor wetenschappen en let- | |
| |
teren inboezemen; den ongevoeligsten achting voor beschaving en verstandsontwikkeling afdwingen; en zietdaar, waaraan onze tijd behoefte heeft. Sommige openbare spreekbeurten bij deze Maatschappij plagten feesttijden te zijn en als heilige dagen, waarop verstand en harte feest vierden, en die elk student met eerbiedig verlangen begroette; en als deze laatsten onderling vereenigd over den vroegeren tijd spreken, dan gedenken zij nóg het genot, bij die gelegenheden gesmaakt en het voordeel, in velerlei opzigten daaruit getrokken.
Ook dit jaar is wat ons verblijdde, door hetgeen ons trof en smartte, afgewisseld. Het geacht lid van het Bestuur, de Hoogleeraar Van Oordt, voelde zich genoopt zijn ontslag als Medebestuurder te verzoeken, en onze pogingen om hem in ons midden te behouden, waren vruchteloos. Daar hij reeds in zoo vele betrekkingen ten algemeenen nutte werkzaam was, moesten wij zijne redenen billijken, doch brengen hem gaarne onzen welgemeenden dank voor de getrouwheid en den ijver, waarmede hij ook deze betrekking waargenomen heeft. De openstaande plaats werd door de Maandelijksche Vergadering, ingevolge het voorschrift der Wet, vervuld, en aan ons geacht medelid, den Heer Dr. Janssen, opgedragen, die door veelvuldigen wetenschappelijken arbeid de Maatschappij aan zich verpligt heeft.
Negen leden werden ons door den dood ontrukt. Wij verloren eenen Lulofs, wiens edele naam aan zoo menig uitmuntend geschrift over onze taal- en letter- | |
| |
kunde verbonden is; wiens zilveren stem zoo veler harte trof, als hij onze moedertaal in alle hare kracht deed gevoelen; wiens voordragt algemeenen eerbied voor welsprekendheid inboezemde; die het diepste en fijnste gevoel van den dichter in allen, die hem hoorden, wist over te storten, en nooit het ideaal van het schoone en bevallige, dat hij zich voorgesteld had, uit het oog verloor; - eenen Cornelissen, van wien men zeide, dat geen Vlaming meer geest bezat, dan hij; die door de studie vooral der eerste Grieksche en Latijnsche dichters gevormd, over alles, wat hij behandelde, een eigenaardig uitlokkend licht wierp; die over de schilderkunst der Vlamingen zóó wist te schrijven, dat de geoefende schilder in zijn eigen werk later meer ontdekte, dan hij zich bewust was op het oogenblik, toen het penseel tusschen zijne vingeren speelde; die de waarde zijner taal handhaafde tegen de overheersching der Fransche, en het vermogen bezat om de latijnsche en Vaderlandsche lier bij afwisseling te hanteren; - eenen Brand, die met eene ingeschapene neiging voor de beoefening der Regtsgeleerdheid en bij een onmiskenbaar vuur om het regt in de maatschappij te handhaven, eene buitengewone liefde voor onze Geschiedenis en Letterkunde paarde, die daarmede de beoefening der Natuurkunde aan de Leidsche Hoogeschool zóó wist te verbinden, dat hij ook daarin tot Meester en Doctor met eere verheven werd, en wiens hulde aan de Ruiter als eene aanwinst voor onze Geschiedenis beschouwd werd.
| |
| |
Wij verloren Vollenhoven, den Nestor van het Departement van Binnenlandsche Zaken, die door gestrenge letteroefening zoo geschikt was om voor het onderwijs te arbeiden, die er in het openbaar de belangen van voorgestaan, en in zijne verschillende staatsbetrekkingen groote diensten aan bewezen heeft; - De Waal, die de Regtsgeleerdheid en de Godgeleerdheid beoefende, beide als hulpmiddelen bezigde bij zijne latere beoefening der Wijsbegeerte, en, tot Hoogleeraar te Groningen benoemd, hierin op zijn studeervertrek bij uitsluiting voor zijne hoorders werkzaam was; - Van Vredenburch, die aan de Leidsche Hoogeschool met zulk eenen ijver op de Regtsgeleerdheid, Letteren en Wijsbegeerte zich toegelegd had, dat hij als jongeling, op voordragt zijner leermeesters, tot lid dezer Maatschappij benoemd werd, die daarna ook voor haar arbeidde en soms als openbaar spreker optrad, en later alleen door de gevolgen eener geschokte gezondheid verhinderd werd aan hare werkzaamheden deel te nemen. Zijn graf is in den tijd van 8 maanden driemalen geopend, om ook zijne kinderen in zich op te nemen, en op dezen zelfden stond wordt het overschot van zijnen oudsten zoon daarin geborgen. Beklagenswaardige weduwe! God ondersteune haar en hare nog overige kinderen. - Ons ontviel ook De Reiffenberg, die de wapenen en het krijgsrumoer met de stille beoefening der letteren verwisselde, die het beeld van eenen geleerden Bibliothecaris genoemd werd, die over de verschillendste deelen der Geschiedenis en Letterkunde schier tallooze ge- | |
| |
schriften leverde, van de meest uiteenloopende soorten van Fransche dichtkunst vele proeven gaf, in afgetrokkene wijsgeerige bespiegelingen zich even gemakkelijk bewoog, en tot op het oogenblik van zijn sterven arbeidde. - Vóór weinige dagen verloren wij Timmers Verhoeven, die door bevoegde beoordeelaars voor een' kundig' Regtsgeleerde gehouden werd, die de beoefening van het Regt met die onzer Letterkunde afwisselde, en, als openbaar spreker optredende, de bewijzen leverde, dat hij niet te vergeefs op de beoefening onzer letteren zich toegelegd had; - en vier dagen geleden ontviel ons Dyckmeester, die tot in hoogen ouderdom de Regtsgeleerdheid beoefende en op de algemeene belangen der maatschappij toepaste, die, toen hij in de Tweede Kamer der Staten Generaal zitting had, meermalen de spreuk bevestigde, dat het hart welsprekend maakt, en op zijne eigene wijs toonde, dat dáár, bij de beoordeeling van voorgestelde wetten, de kennis van de geschiedenis des lands de gewigtigste diensten bewijzen kan.
Zóó vele en daaronder zulke mannen heeft de dood in dit jaar aan onzen kring ontnomen. In de Handelingen dezer Vergadering zal aan hunne uiteenloopende verdiensten de gevorderde hulde toegebragt worden, en hunne namen zullen ook langs dezen weg met onze instelling op eene waardige wijze verbonden blijven.
Is er in de opmerking, dat sommige Maatschappijen, wier werkkring zich alleen tot het uitschrijven van Prijsvragen bepaalt, in onzen tijd hare ontbinding naderen, veel waarheid gelegen, gelukkig is het dan te
| |
| |
noemen, dat onze instelling zich niet daarbij alleen bepaalt, en hare voornaamste leden niet slechts anderen door het opperen van vragen tot werkzaamheid trachten te bewegen, maar zelf handen aan het werk slaan en het zoo ruime en edele veld bearbeiden. Deze rigting houde ik voor de eenig ware; zóó toch is het uitgeven van deugdelijke geschriften niet afhankelijk van het inkomen van prijs-verhandelingen. Doch bedrieg ik mij niet, dan is er nog een nieuw veld voor onze Maatschappij geopend, en heeft onze tijd zijne eigenaardige behoefte, zoodat onze Maatschappij, indien zij niet bestond, thans vooral verdienen zou opgerigt te worden. Wij zien in onze dagen bijna voor elke wetenschap verschillende vereenigingen ontstaan, waarin de mannen van het vak bijeenkomen, om over hetgeen zij hoogachten en beoefenen, en willen bevorderen en beschermen, te raadplegen, en de belangen er van op betamelijke wijze voor te staan. Maar als men nu leest, Mijne Heeren! dat eene Staats-Commissie na gehoudene examina in het openbaar zich beklaagt, dat de Vaderlandsche taal en geschiedenis verzuimd, of gebrekkig aangeleerd worden; - als men opmerkt, hoe de zwoegende drukpers schier dagelijks geschriften levert, die het kenmerk van vreemden oorsprong niet kunnen verbergen, en met den niet-Nederlandschen geest eene niet-Nederlandsche taal vereenigen; - als men voorname feiten in de Geschiedenis en de handelingen en inzigten van de eerste en voornaamste mannen des lands in een licht ziet stellen, berekend
| |
| |
om eigene meeningen te verwezenlijken, of om deze of gene partij te huldigen; - als men eenen strijd ziet ontstaan over de verschillende takken van onderwijs, waarbij niet zelden voorbijgezien wordt, waaraan het kind en de jongeling, het hoofd en het hart ter opleiding, beschaving en volmaking behoefte hebben, en het eigen belang of overdreven stelselzucht zoo dikwerf het anders niet ongeoefende verstand benevelen; - als men hier en daar den echt Nederlandschen zin niet meer opmerkt, of hem ziet wegsmelten door de kunstmatige warmte van onbeproefde gebruiken en meeningen uit den vreemde; - als men wat voor ieder volk een der grootste schatten en beveiligingsmiddelen zijner onafhankelijkheid is, de Vaderlandsche taal en geschiedenis, niet met die achting en liefde bejegend ziet, die haar toekomen; - als men dat alles opmerkt en zonder overdrijving in oorzaken en gevolgen nagaat, wie zou dan niet tot de oprigting eener Maatschappij van Nederlandsche taal en geschiedenis medewerken? Doch zij behoeft niet opgerigt te worden; onze Vaderen hebben dat voor ons gedaan. Zij staat daar en hare krachten zijn slechts te vereenigen en te verhoogen, om tot dit heerlijk doeleinde te komen. Onze Maatschappij versterke zich inwendig door de strenge beoefening onzer geschiedenis en taal; zij zij de band, waardoor de beoefenaars er van zich aan elkander verbonden gevoelen; ook zij lichte de Natie voor, zoo dikwerf het de belangen van het onderwijs geldt; en als zij het met kennis, onpartijdigheid en betamelijkheid doet, dan
| |
| |
zal men haar licht niet versmaden. Bij elk beschaafd volk hebben immers Geleerden, Redenaars en Dichters den gewenschten invloed geoefend op het maatschappelijk leven en den openbaren geest. Zoo kan en zal onze Maatschappij hare roeping met eere en tot opluistering van Nederland vervullen; en als zij het doet uit edele beginselen en met eerlijke middelen, dan zal God van den hemel dien arbeid zegenen, en het nageslacht ons dankbaar zijn!
|
|