Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1848
(1848)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijVII.Met betrekking tot de nieuwe Prijsvragen, (art. 90.) wordt, uit de voorgestelden gekozenGa naar voetnoot(†): | |
[pagina 99]
| |
Voor de vakken van Taal- en Letterkunde.Ga naar voetnoot+ Eene historisch-kritische beschrijving van den toestand en den geest der Nederlandsche Letteren in de 18de Eeuw. Voor de vakken van Oudheid- en Geschiedkunde: Een beredeneerd overzigt der verschillende oude Nederlandsche Kronijken, met inachtneming van haar onderlinge verwantschap en afstamming. De tijd ter inzending der antwoorden is vóór of op den 31sten December 1849. De Maatschappij herhaalt hierbij nogmaals, dat op den 31sten December 1848 verstreken zal zijn de termijn der navolgende, in den jare 1847, bij haar uitgeschrevene Prijsvraag:
Eene geschiedenis der Nederlandsche Taalkunde. De Maatschappij verlangt een aaneengeschakeld verhaal van den | |
[pagina 100]
| |
gang en de ontwikkeling der studie van de Nederlandsche Taal, van hare eerste beginselen af tot op heden toe, bevattende een kritisch overzigt van de werken, ter opheldering dier wetenschap in het licht verschenen, en met de ontvouwing van al die in-en. uitwendige omstandigheden, die op hare bevordering, verachtering of gewijzigde rigtingen invloed hebben geoefend. Ten slotte wenscht zij aangewezen te zien, op welke hoogte zich die wetenschap tegenwoordig bevindt, welke hare eischen zijn voor de toekomst. De Prijs bestaat in een gouden penning, ter waarde van één honderd vijftig gulden, of wel de waarde van dien. De in te zenden stukken moeten, met eene andere hand dan die des auteurs geschreven, vrachtvrij vóór of op den bepaalden dag, bezorgd worden ten huize van Mr. J.T. Bodel Nyenhuis, Secretaris, of wel van Mr. J.G. la Lau, Penningmeester der Maatschappij. |
|