Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1847
(1847)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijIII.Verneemt, M.HH., denkelijk ditmaal voor het laatst uit mijnen mond, het jaarlijksch overzigt over de Bibliotheek, dat ik nu 16 malen de eer had Ul. jaarlijks mede te deelen, en dat ik door volledigheid trachtte te doen winnen wat het, door de dorheid des onderwerps, aan aangenaamheid van voordragt wel missen moest. In ons personeel - om ook hier met de perso- | |
[pagina 57]
| |
nen aan te vangen - zoude dit jaar de Hoogleeraar Tydeman afgetreden zijn, ware er niet door de te voorziene verandering der Wet, eene geheel veranderde inrigting bij ons Bestuur te wachten, die het 12de Hoofdstuk van het Ontwerp van Wet U zal hebben doen kennen.
Met onze gelden hebben wij, èn vroegere uitgaven voldaan, èn het een en ander op eenige Auctiën ingekocht, met name: 15 Taalkundige Werken op eene verkooping bij den Antiquarius Heberlé te Keulen; 6 Bijbels of gedeelten van dien, in vreemde talen op eene Utrechtsche, 12 Nederlandsche Bijbelvertalingen op eene Leidsche Auctie; en zeer enkele werken op die van onze Medeleden Kinker te Amsterdam, en Fontein te Harlingen: voorts hebben we eenige nieuwe Duitsche en Nederlandsche Geschriften ons aangeschaft, deels ten vervolge, deels nieuwe lettervruchten, wier titels we aan den voet dezer bladzijde vermelden zullenGa naar voetnoot*. | |
[pagina 58]
| |
Onze geschenken, vereischen zoowel onzen dank aan de geëerde inzenders, als onze mededeeling aan U., M.HH., in dit uur. Zij kwamen ons toe òf van vreemden, òf van Leden. Van vreemden, zoo van buitenslands als van onzen vaderlandschen grond. - Buitenslands, vervolgde het Regensburger Genootschap de toezending zijner Abhandlungen; dat van Bamberg heeft ons toegezonden zijne Jahresberichte No. II tot IX, als ook eene kaart van Oud-Frankenland en den ouden pijl, waarvan zie hiervoor, bladz. 52. Dit alles zond ons de Bibliothecaris H.J. Jäck, bij onderscheidene missiven van Nov. en Dec. j. l., met bevende hand. Toen de laatste bezending bij ons ter tafel kwam, had de grijsaard reeds het hoofd neêrgelegd, en rustte hij uit van zijn arbeid. Nog erlangden wij een paar taalkundige stukken van Fr. Roth, te Frankfurt a/M., een groot oudheid- | |
[pagina 59]
| |
kundig werk van Baron von Estorff in Hanover, over de Hunnebedden van dat rijk, en, uit Gend, een stukje van den Heer Kesteloot de Man over zijn' oom, ons Medelid Prof. Kesteloot, bij het letterkundig Jubilé van laatstgenoemden. Van binnenslands kwam tot ons: van onbekende hand, eene lijst van Oostersche HDSS., te London gedrukt. Van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, het eerste Deel van den Lancelot, uitgegeven door Dr. Jonckbloet, op lands kosten gedrukt; gister vernam ik dat ook van Deel II de druk voltooid is. Van de Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, haar Programma; van het Utrechtsch Genootschap, 2 bekroonde stukken, van Mr. Dirks en Dr. Michaëlis, en het aangeteekende in hare Sectie-Vergaderingen, 2 jaargangen; van de Vereeniging voor oud-Nederlandsche Letterkunde, het vervolg van der Minnen Loep, door Ds. P. Leendertz Wz., en den Walewein, door Dr. Jonckbloet, beide naar onze HDSS. bewerkt, of welke althans bij de uitgave gebruikt zijn. De vreemde personen die ons hunne geschriften zonden, waren de HH.K.J.R. van Harderwijk, te Rotterdam en F.J.L. de Jagher, te Oosterbeek (stukken ten vervolge), de H.H. Mrs. Tadama te Zutphen en Schüller te Utrecht; voorts de Hr. Drukker Bosch te Utrecht een bij hem verschenen geschrift; en, niet langer dan vier dagen geleden, ontvingen wij van wege den Majoor E. van Löbensels, | |
[pagina 60]
| |
zijne Bijdragen tot de Krijgsgeschiedenis van Napoleon Buonaparte, 4 gebonden Deelen met dito Atlas, en een verpligtend schrijven des inzenders, Mr. P. Buiskes, ons Medelid. Onze Medeleden zelve, zonden soms geschriften van anderen, soms eigene Boekwerken. Waar die der laatste soort ontbraken, was het ons regt aangenaam, door oudere of nieuwere stukken de goede gezindheid dier Leden, te onswaarts, en van de meeste bij herhaling, te mogen ondervinden: het waren, de HH. Boonzajer (die ons ook 2 HDSS. schonk), Dr. de Breuk, Dr. Janssen, Mr. Koenen, de Heer N. v.d. Monde, G.v. Orden, Baron Sloet van Zutphen, Rector Suringar van Leiden, Dr. M. de Vries en Prof. de Vriese, van hier; benevens de 3 Leden uwer Bibliotheeks-Commissie, welke ieder eenige oude en nieuwere Werken, bij het verder redigeren van den Catalogus, van het hunne afzonderden. Die onzer Medeleden, welke als Schrijvers in dit jaar zich deden kennen, hebben wel niet allen, maar toch velen hunner, ons iets toegezonden; sommigen zelfs met ruime hand, en tot vroeger jaren teruggaande. Wij merkten hier onder, als buitenlandsche Leden, op: de HH. Lisch, te Schwerin (3), Diefenbach te Hanau (2), Wackernagel te Bazel (1). Van de Belgische Leden, - hoewel onze Willems ons door den dood ontvallen was, hij die 30 jaren lang in het zenden | |
[pagina 61]
| |
zijner Werken niet in gebreke bleef, - uit de Belgen, waren, in Willems geest, onzer gedachtig, de HH. Blommaert (4), Baron de St. Genois (10), L.v. Hoogeveen Sterck (1), Ledeganck, nu mede reeds overleden (1), Nolet de Brauwere van Steeland (wien wij het genoegen hebben broederlijk in ons midden te zien) (6), Serrure (4). Onder de Nederlandsche Leden mogten wij als gevers van eigene geschriften opmerken, de HH.A.J. van der Aa, Robidé van der Aa, Beets, L.Ph.C. van den Bergh, Bleeker (te Batavia), Bogaers, uw dienaar de Spreker, Brill, P. van Limburg BrouwerGa naar voetnoot*, Buddingh (te Batavia), Da Costa, Dermout, Dirks, Doedes, Dijckmeester, Eekhoff, Fockema, Glasius, Groen van Prinsterer, P.C.G. Guyot (2), ter Haar, Hecker, Huyser, de Jager, Janssen, Jonckbloet, Juynboll, Kayser, Kist en Roijaards, Koenen, Lastdrager, Lauts, Nyhoff, van Oosterzee, Ottema, Pan, Schotel, Schrant, van Senden, M. Siegenbeek (2), Baron Sloet te Zutphen, W.H. Suringar, Swalue, Thorbecke, H.W. Tydeman, J.W. Tydeman, Vreede, de Wal, M. de Vries, Wildschut, de Wind.
De titels van alle deze Geschriften zal U onze | |
[pagina 62]
| |
Catalogus nader doen kennen. - Maar, vraagt gij te regt: onze Catalogus, waar is die? Om uw eerste verlangen te bevredigen, breng ik hier ter tafel wat er in 't afgeloopen maatschappelijk jaar is afgedrukt: zoo van het eerste deel, aan de verzameling van Tooneelspelen, wier druk voltooid is; als van het tweede deel, waar achter een Toevoegsel gedrukt wordt van wat gedurende den druk van dezen Catalogus, in de laatste zes jaren, ons nog ten deel geworden is. Dit laatste deel spoedt ten einde en zal in een paar maanden voltooid zijn. Alsdan zal de geheele Catalogus in den nazomer, hopen we, den Leden afgeleverd en aldus uw lang gerekt verlangen voldaan worden. Niemand uwer zal zich daar meer in verheugen, dan de leden der Commissie, die het best bij ondervinding al den last en de veelvuldige beslommeringen van dit langdurig werk hebbende leeren kennen, gaarn van hunnen arbeid in dezen wenschen te rusten, en, bij eene meerdere openbaarmaking der Boekerij, deze aan een ander personeel over te laten. |
|