Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1845
(1845)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
Dichtkunst en Welsprekendheid, te beantwoorden vóór of op den 31sten December 1846, schrijft de Maatschappij thans uit: Voor de Dichtkunst. Voor de Welsprekendheid. | |
[pagina 72]
| |
De Maatschappij vermeende hierbij I. te moeten herinneren aan hare loopende Prijsvraag uit de Klasse van Taalkunde, te beantwoorden vóór of op den laatsten December dezes jaars: Een oordeelkundig onderzoek naar den invloed van Bilderdijks Dichtwerken op de kennis, ontwikkeling, beschaving en verrijking van onze moedertaal; gepaard met naauwkeurige aanwijzing der woorden en spreekwijzen, welke door hem, of voor het eerst ingevoerd, of uit de oudheid in het gebruik teruggeroepen zijn. II. Herinnert zij, hoe zij in 1843, voor den tijd van drie jaren, om de uitvoerigheid der stoffe en de moeite daaraan verbonden, en dus, om te eindigen op den 31sten December 1846, heeft uitgeschreven de navolgende geschiedkundige Prijsvraag: | |
[pagina 73]
| |
Eene geschiedenis van den Kerkbouw in ons Vaderland, tot in de zestiende eeuw: opgemaakt vooral uit naauwkeurige vergelijking der in de verschillende gewesten, aanwezige oudere Kerkgestichten, en in verband beschouwd met den gang der burgerlijke en Christelijke beschaving hier te lande. De platte gronden en afbeeldingen, welke hierbij noodig geacht worden, kunnen op eene eenvoudige schaal worden ingerigt. - Omtrent deze laatste Prijsvraag herinnerde de Vergadering nogmaals, hoe op de Algemeene Vergadering des jaars 1844 besloten was, om, uit aanmerking der voor de beantwoording benoodigde reizen, teekeningen enz., aan het best gekeurde stuk, boven den gewonen gouden penning der Maatschappij, als buitengewone erkentenis toe te wijzen eene geldelijke belooning van één honderd en vijftig guldens. |
|