71, 72, 1830, bl. 50, en 1831, bl. 59, 60.) Hij geeft te kennen, dat dit onderwerp van wege de Maandelijksche Vergadering onderworpen geweest zijnde aan het oordeel van tien geachte Leden der Maatschappij (wier namen voorkomen in de Handelingen van 1829, bl. 71 en 72), deze allen eenparig van oordeel waren geweest, om den maatregel der driejarige bekrooningen niet aan te houden (of eigenlijk: niet in te voeren). De Vergadering, door den Voorzitter geraadpleegd, besluit hierop, van die inrigting af te zien, en het besluit van het jaar 1828 te houden voor vervallen.