II.
Uit de voorgestelde Prijsvragen, tot de klasse der Taalkunde behoorende, wordt door de Vergadering de volgende gekozen, om beantwoord te worden voor den eersten van Louwmaand des jaars 1823:
‘Is er eene bewijsbare overeenkomst tusschen de Engelsche, Hoog- en Nederduitsche talen, en de onderscheidene taaltakken van Perzië, en in 't bijzonder met dien tongval, die Parsi genoemd wordt, en nog heden in gebruik is? Hoe wijzigt zich die overeenkomst in den klank en vorm van enkele woorden, in den geest van geheele gezegden, in den grammaticalen aard en de woordvoeging der taal? Is 'er eenige waarschijnlijke gissing wegens den oorsprong dier overeenkomst op te geven?’