X.
Tot Leden worden gekozen: de Heeren
J. Bosscha
L.H.M. et Phil. Theor. Dr., Praeceptor der Latijnsche Scholen in 's Hage; Baron
de Coninck
, Minister van Binnenlandsche Zaken; Mr.
I. da Costa
, Advocaat te Amsterdam;
H.H. Donker Curtius
, S.S. Theol. Dr., Predikant te Arnhem; Mr.
D.J. van Ewijck
, Secretaris van het Ministerie van Onderwijs, Nat. Nijverheid en Koloniën, Mr.
M.W. de Jonge
, Advocaat in 's Hage, Mr.
J. Kinker
, Hoogleeraar in de Nederduitsche Letterkunde te Luik; Baron
Keverberg van Kessel
, Lid van den Raad van State; Mr.
J.G. de Mey van Streefkerk
, Buitengewoon Staatsraad enz.;
Th. Silver
, Hoogleeraar te Oxford, en
N. Westendorp
, Predikant te Losdorp, in de Provincie Groningen.
Eindelijk draagt de Secretaris voor de Briefwisseling, zoo voor zichzelven, als uit naam van den Penningmeester, aan de Vergadering de vraag voor, welke er ontstaan was nopens de betaling van toelage door zulke Leden der Maatschappij, die reeds vroeger woonachtig, of sedert verkozen waren in die Nederlandsche Gewesten, welke te voren niet tot den Vaderlandschen Staat behoorden, doch thans met ons tot hetzelfde Rijk vereenigd zijn, en waaromtrent de Maandelijksche Vergadering geoordeeld had, dat het