II.
Is besloten, om uit de klasse der Dichtkunde voor dit jaar de twee volgende Vragen, ter beantwoording voor den eersten van Louwmaand des jaars 1808, voortestellen:
1. ‘Welk nut en nadeel heeft de beoefening der Buitenlandsche Dicht- en daar mede verbondene Letterkunde, in vroegeren en lateren tijd, aan onze Nederlandsche Poëzij toegebragt?’
2. ‘Is het Treurspel der Ouden, of dat der Nieuweren, een volkomener soort van Dichtstuk? en waar in verdient het een voor het ander de voorkeur?